In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 11 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV beoordeeld. Eiser had een WIA-uitkering ontvangen, maar het UWV had deze per 1 juni 2022 beëindigd, omdat zij oordeelden dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn medische situatie onvoldoende was onderkend en dat er te weinig rekening was gehouden met zijn beperkingen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 november 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts van het UWV de medische belastbaarheid van eiser op 1 juni 2022 op een overtuigende wijze heeft gemotiveerd. De rechtbank concludeert dat er geen medische objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen dan die door de verzekeringsarts zijn vastgesteld. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser in staat is om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen.
Echter, de rechtbank constateert dat het UWV onterecht geen uitlooptermijn in acht heeft genomen bij de beëindiging van de WIA-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het besluit van het UWV. De rechtbank bepaalt dat de WIA-uitkering van eiser doorloopt tot 19 januari 2023 en dat het UWV de proceskosten van eiser moet vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van de eiser en de noodzaak voor het UWV om rekening te houden met de aanzegtermijn van nieuwe functies.