ECLI:NL:RBOBR:2023:5766

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
01/993287-20
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de productie van synthetische drugs en gewoontewitwassen in het kader van een criminele organisatie

Op 11 december 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij de productie van synthetische drugs en gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelingen heeft verricht die gericht waren op de productie van amfetamine en methamfetamine, en dat hij deel uitmaakte van een criminele organisatie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor schadevergoeding. De rechtbank heeft ook de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte voor 1095 dagen toegewezen, omdat hij zich tijdens de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie in haar overwegingen meegenomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/993287-20
V.I. zaaknummer: 03/182249-16
Datum uitspraak: 11 december 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1963] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Sittard.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 februari 2021, 17 mei 2021, 15 juli 2021, 15 september 2021, 11 oktober 2021,
25 oktober 2021, 13 december 2021, 18 februari 2022, 15 maart 2022, 13 januari 2023,
24 oktober 2023, 25 oktober 2023, 27 oktober 2023 en 27 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 januari 2021.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 15 juli 2021 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
ONDERZOEK GOUDHAAN
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 13
november 2020 te Venlo en/of Weert en/of Altweerterheide, gemeente Weert, en/of Oostrum,
gemeente Venray, en/of Asten en/of Kessel, gemeente Peel en Maas, en/of Aarle-Rixtel,
gemeente Laarbeek, en/of Deurne en/of en/of [natuurgebied] , arrondissement
Limburg, en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA en/of amfetamine en/of metamfetamine, zijnde (een) middel(len) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 en/of één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende(een) (ander(e))
middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst T), voor te bereiden en/of te
bevorderen, (telkens)
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van

dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of

- één of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of één of meer
(andere) betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s)
(telkens) wist(en), althans ernstige reden had(den) om te vermoeden dat dat/die bestemd
was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebbende hij en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe (telkens en/of één of meermalen)
-één of meer hoeveelheden chemicaliën en/of hardware en/of stoffen, waaronder
200 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MAPA
(methyl 3 -oxo-2-fenylbutanoaat)(aangetroffen op 7 april 2020, [adres 2] te Venlo; zaaksdossier 1) en/of
een of meer hoeveelheden van een of meer materialen bevattende BMK en/of
zwavelzuur (aangetroffen op 8 september 2020, [adres 3] te Venlo; zaaksdossier 3) en/of
een of meer vaten en/of jerrycans en/of trechters en/of maatbekers en/of emmers en/of
een zeil en/of een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MAPA en/of
formamide en/of BMK en/of caustic soda en/of zwavelzuur (aangetroffen op 16 en 17 oktober 2020 te [adres 4] te Venlo en/of [adres 5] te Velden, gemeente Venlo; zaaksdossier 3)
een of meer jerrycans en/of canvas tassen en/of rondbodemkolven en/of zakken en/of
(gas)branders en/of vacuümpompen en/of (gas)slangen en/of (schei)trechters en/of
temperatuurmeters en/of filters en/of afzuigunits en/of slangklemmen en/of haspels en/of
(schroefdeksel)vaten en/of speciekuipen en/of (destillatie)ketels en/of spiraalkoelers en/of
maatbekers en/of ventilatoren en/of RVS-koelers en/of een of meer hoeveelheden van een
of meer materialen bevattende fosforzuur en/of zwavelzuur en/of BMK en/of propaan
en/of MAPA (aangetroffen op 9 november 2020 Van [adres 6] te Asten; zaaksdossier 5) en/of
een of meer (gevulde) (klemdeksel)vaten en/of jerrycans en/of canvas tassen en/of
deksels en/of bakken en/of emmers en/of maatbekers en/of kruiswagens en/of RVS
koppen en/of gasflessen en/of vuilniszakken en/of en/of een of meer hoeveelheden van
een of meer materialen bevattende BMK en/of MAPA en/of n-formylamfetamine
(aangetroffen op 9 november 2020 Ford Transit [kenteken 1] te Deurne; zaaksdossier 5)
en/of
een of meer jerrycans en/of een slangenklem en/of een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende magnesiumsulfaat en/of methanol en/of zwavelzuur
(aangetroffen op 12 en 13 november 2020 te [natuurgebied] , arrondissement
Limburg; zaaksdossier 3)
besteld en/of aangeschaft en/of vervoerd en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad en/of
- een of meerdere vervoermiddel(en) (waaronder een Ford Transit met kenteken

[kenteken 1] en/of andere voertuigen) gehuurd en/of laten huren en/of voorhanden gehad en/of gebruikt

- een of meer cryptotelefoons voorhanden gehad en/of gebruikt en/of
- een of meerdere (overige) (productie)locaties gehuurd en/of laten huren en/of voorhanden
gehad en/of gebruikt (waaronder een loods met adres [adres 7] te Altweerterheide,
gemeente Weert (zaaksdossier 2) en/of een loods met adres Van [adres 6]
te Asten (zaaksdossier 5))
2.
ONDERZOEK GOUDHAAN (zaaksdossier 3,5 & 6)
hij op een of meer tijdstippen in of de periode van 1 maart 2020 tot en met 13 november
2020 te Venlo en/of Asten en/of te Deurne en/of te Kessel, gemeente Peel en Maas en/of
[natuurgebied] , arrondissement Limburg, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (zaaksdossier 3, zaaksrelaas
p. 182-188) en/of
- 154,7 kilo en/of 200 milliliter, althans een of meer hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal

bevattende metamfetamine(olie) (zaaksdossier 3, p. 189) en/of

- 105 liter, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende metamfetamine

(zaaksdossier 5, p. 275) en/of

- 2505 gram, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine

(zaaksdossier 5, p. 275) en/of

- een of meer overige hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine en/of
amfetamine (zaaksdossier 3, p. 197; zaaksdossier 5, p. 287; zaaksdossier 6, p. 304),
zijnde metamfetamine en/of amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst 1, ,dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
3.
ONDERZOEK GOUDHAAN (zaaksdossier 7)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1januari2019 tot en met 9
november 2020 te Venlo, althans (elders) in Nederland, en/of op een of meer plaatsen elders
in Europa, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan
witwassen, althans aan schuldwitwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn
mededader(s), (van) (een) voorwerp(en), te weten
- een contant geldbedrag van EUR 4.160 (aangetroffen op 7 april 2020, [adres 2] te Venlo) en/of
- een of meer geldbedrag(en) gebruikt voor de verbouwing van de woning [adres 8] te Venlo, van in totaal (ongeveer) EUR 33.733 en/of
- een of meer geldbedragen genoemd in de Encrochatgesprekken waaraan hij, verdachte, deelnam, waaronder een bedrag van 50.000 euro en/of
- een Audi A3 met kenteken [kenteken 2]
a. de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing
verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op
voornoemd(e) voorwerp(en) was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemd(e)
voorwerp(en) voorhanden heeft gehad en/of
b. verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemd(e)
voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
4.
ONDERZOEK GOUDHAAN (zaaksdossier 12)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 9
november 2020 te Venlo en/of Weert en/of Altweerterheide, gemeente Weert, en/of
Oostrum, gemeente Venray, en/of Asten en/of Kessel, gemeente Peel en Maas, en/of
Aarle-Rixtcl, gemeente Laarbeek, en/of Deurne en/of Arcen, gemeente Venlo, althans
(elders) in Nederland en/of Europa, als oprichter en/of leider en/of bestuurder heeft
deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van
natuurlijke personen, te weten (onder andere) hij, verdachte, en/of [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] , welke Organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer
misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde,
vijfde lid en/of 11a Opiumwet;
5.
ONDERZOEK GOUDHAAN (zaaksdossier 3)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 13
november 2020 te Venlo, althans in/op/nabij het [natuurgebied] in het
arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, al dan niet opzettelijk, (meermalen) (telkens) op en/of in de bodem een of meer
handelingen als bedoeld in artikel 6 tot en met 11 van de Wet bodembescherming
heeft/hebben verricht, te weten
- het aldaar op of in de (onbeschermde) bodem brengen en/of achterlaten en/of lozen
en/of storten van afvalstoffen, te weten maatbekers en/of jerrycans en/of tonnen en/of
vaten en/of IBC-containers die waren gevuld met (residuen) amfetamine en/of
metamfetantine en/of BMK en/of MAPA en/of zwavelzuur en/of methanol en/of
formamide, in elk geval met een of meer hoeveelheden van middelen te relateren aan de
amfetamine- en metamfetamineproductie en/of
- het aldaar op of in de (onbeschermde) bodem brengen en/of achterlaten en/of lozen
en/of storten van (overige) (onverpakte) afvalstoffen, te weten een of meer hoeveelheden
van middelen te relateren aan de amfetamine- en metamfetamineproductie
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), en/of redelijkerwijs had(den) kon(den)
kunnen vermoeden, dat door die handeling(en) de bodem kon worden verontreinigd
en/of aangetast, en
hij en/of zijn mededader(s), in voornoemde periode al dan niet opzettelijk niet aan
zijn/hun verplichting(en) heeft/hebben voldaan alle maatregelen te nemen die
redelijkerwijs van hem/hen kon(den) worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of
aantasting te voorkomen dan wel, terwijl die verontreiniging en/of aantasting zich
voordeed, de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te
beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.

De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

De zaak met V.I. zaaknummer 03/182249-16 is aangebracht bij vordering van 11 november 2020. Deze vordering strekt tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de gehele periode van 1095 dagen, met betrekking tot de bij vonnis van het Landsgericht Aachen (Bondsrepubliek Duitsland) van 13 november 2014 aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar. De tenuitvoerlegging onder parketnummer 03/182249-16 is per 6 september 2016 overgedragen aan Nederland, arrondissementsparket Limburg. De veroordeelde is voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De periode van 1095 dagen van de voorwaardelijke invrijheidstelling en daarmee, op grond van artikel 15c van het Wetboek van Strafrecht, ook de proeftijd is daadwerkelijk aangevangen op 4 mei 2018 en liep tot en met 4 mei 2021.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding onderzoek Goudhaan.
Bij een doorzoeking op 7 april 2020 van de woning aan de [adres 2] te Venlo werd 200 kg MAPA aangetroffen, een zogenaamde pre-precursor die op vrij eenvoudige en economisch rendabele wijze kan worden omgezet in Benzylmethylketon (hierna: BMK). BMK is de precursor voor de vervaardiging van de harddrugs amfetamine en methamfetamine. In de maanden juni tot en met oktober 2020 werden in de regio Venlo diverse dump- en/of productieplaatsen van/voor synthetische drugs aangetroffen. De verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] werden op 9 november 2020 buiten heterdaad aangehouden. Tijdens aansluitende doorzoekingen werden voorwerpen ten behoeve van precursoren- en/of drugsproductie aangetroffen en in beslag genomen. Ook werden een geldbedrag en een auto in beslag genomen. De feiten en omstandigheden met betrekking tot bovenstaande verdenkingen zijn in diverse zaakprocessen-verbaal beschreven.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 wettig en overtuigend bewezen te verklaren, met uitzondering van de locaties aan de [adres 9] tussen Arcen en Lomm op 5 juli 2020, de bossen nabij de [adres 10] tussen Arcen en Wellerlooi op 19 augustus 2020 en de bossen aan de [adres 11] nabij Lomm op 27 augustus 2020 ten aanzien van zaaksdossier 3, de Ford Transit ten aanzien van zaaksdossier 5 en de loods aan de [adres 12] te Kessel ten aanzien van zaaksdossier 6. Hiervoor heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd wegens een gebrek aan (voldoende) bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek inhoudende dat niet getoetst kan worden of de Encrochat-data rechtmatig zijn ontvangen voor het gebruik in het onderzoek Goudhaan, doordat procedurele voorschriften niet zijn nageleefd. Dit leidt er toe dat sprake is van een schending van artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM).
In dit verband heeft de raadsman verder naar voren gebracht dat de verdediging niet haar ondervragingsrecht tijdens het verhoor van LAP 0797 behoorlijk en effectief heeft kunnen benutten. Er is verder geen steunbewijs voorhanden waaruit blijkt dat sprake is van rechtmatige verstrekking van de Encrochat-data. De verdediging heeft dan ook geen directe controle kunnen uitoefenen en is daardoor niet in staat om te beoordelen of sprake is van rechtmatige overdracht. De verdediging kan hier enkel in worden gecompenseerd indien de gebruikte data en de resultaten die hieruit zijn verkregen, worden uitgesloten van het bewijs.
Verder heeft de raadsman van verdachte betwist dat verdachte de gebruiker is van het aan hem gekoppelde account “ [Encrochat-gebruikersnaam van verdachte] ”. Er zijn onvoldoende feiten en omstandigheden uit het dossier te herleiden die deze conclusie kunnen dragen. Verdachte is niet de gebruiker van het account “ [Encrochat-gebruikersnaam van verdachte] ” waardoor deze berichten niet als bewijsmiddel kunnen worden gebruikt.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman betoogd dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een strafbare rol van verdachte. Met betrekking tot zaaksdossier 1 heeft de raadsman naar voren gebracht dat sprake is van een alternatief scenario. Verdachte is tegelzetter en kwam een zak met zand brengen. Dit alternatief scenario wordt ondersteund door de camerabeelden.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman het volgende naar voren gebracht. Ten aanzien van zaaksdossier 3 dient verdachte te worden vrijgesproken. Verdachte ging naar het [natuurgebied] om te vissen en hard te lopen. Er is daarom sprake van een alternatief scenario. Bovendien bevat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen voor de strafbare betrokkenheid van verdachte. Bij medeplegen dient sprake te zijn van een nauwe en bewuste samenwerking, daar is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor. Ook voor zaaksdossier 5 is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een strafbare rol van verdachte bij de ten laste gelegde feiten. Er blijkt niet van een strafbare betrokkenheid bij het produceren.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen van een geldbedrag van € 4.160,00. Dat iemand anders gezegd zou hebben dat het geld van verdachte weg zou zijn wil niet zeggen dat dit ook zo is of dat het überhaupt over dit geld gaat. Over de verbouwing van de [adres 8] heeft verdachte een uitgebreide concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven. Ook ten aanzien van het witwassen van een geldbedrag van € 50.000,00 dient verdachte te worden vrijgesproken. Dat hij zou hebben deelgenomen aan een chatgesprek over € 50.000,00 betekent niet dat hij dit bedrag ook heeft witgewassen. Tot slot heeft de raadsman zich ten aanzien van het witwassen van de Audi A3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen verdachte en de medeverdachten. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat verdachte niet als de leider van de criminele organisatie kan worden aangemerkt. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte structureel bepaalt wat er moet gebeuren of wie welke taken krijgt toebedeeld. Ook blijkt niet dat verdachte dwingend of sturend is naar de medeverdachten.
Tot slot dient verdachte ook voor feit 5 te worden vrijgesproken, nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte strafbare betrokkenheid heeft gehad bij het produceren van synthetische drugs.
Het oordeel van de rechtbank.

De bewijsmiddelen.

Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier in zijn geheel moet worden beschouwd en dat de ten laste gelegde feiten niet los van elkaar, maar in onderling verband en samenhang moeten worden bezien. Dit betekent onder meer dat bij feiten in het kader van een bepaald zaaksdossier ook stukken uit andere zaaksdossiers kunnen worden betrokken. Dit neemt echter niet weg dat voor ieder ten laste gelegd feit afzonderlijk moet worden beoordeeld of sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank zal hierna eerst ingaan op de verweren aangaande de rechtmatigheid van de verkrijging en verwerking van bewijsmateriaal afkomstig uit ontsleutelde cryptocommunicatie. Daarna volgen zogenaamde algemene overwegingen die voor alle zaaksdossiers gelden. Vervolgens zal de rechtbank de afzonderlijke verdenkingen jegens de verdachten per zaaksdossier bespreken.

De beoordeling van de rechtmatigheidsverweren.

Gebruik Encrochat als bewijsmateriaal in strijd met artikel 6 van het EVRM?
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdediging niet haar ondervragingsrecht behoorlijk en effectief heeft kunnen benutten. De rechtbank stelt op basis van het proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 7 augustus 2023 vast dat de getuige LAP0797 uitgebreid en uitvoerig is gehoord op meerdere dagen. Vragen die de getuige LAP0797 niet terstond kon beantwoorden omdat bepaalde kwesties opgezocht moesten worden zijn vervolgens - voor zover dit mogelijk was voor de getuige - alsnog schriftelijk door de getuige beantwoord. Dat de getuige niet op alle vragen antwoord kon geven dan wel dat er vragen zijn belet door de rechter-commissaris maakt niet dat de verdediging haar ondervragingsrecht niet heeft kunnen effectueren. Het verweer van de verdediging zal gelet hierop worden verworpen.
Vervolgens stelt de rechtbank het volgende voorop. De Hoge Raad heeft op 13 juni 2023 een prejudiciële beslissing gegeven op vragen van de rechtbank Noord-Nederland en Overijssel. [1] In deze beslissing heeft de Hoge Raad uiteengezet hoe de rechtmatigheid moet worden getoetst van de inzet van opsporingsbevoegdheden die in het buitenland zijn uitgeoefend. De inhoud en omvang van die toets hangt, onder meer, af van het antwoord op de vraag onder wiens verantwoordelijkheid de inzet van die opsporingsbevoegdheden in het buitenland heeft plaatsgevonden.
De rechtbank concludeert dat bij de interceptie van Encrochat-gegevens sprake is geweest van opsporing in Frankrijk, onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten. Het behoort dan ook niet tot de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de wijze waarop dit Franse onderzoek is uitgevoerd strookt met de daarvoor in Frankrijk geldende rechtsregels noch of de Franse rechter hiervoor een machtiging heeft kunnen verlenen. De taak van de Nederlandse strafrechter is in dit geval ertoe beperkt te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van dit onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen waaruit zou kunnen blijken dat in het Franse onderzoek sprake is geweest van een evidente schending van artikel 6 van het EVRM dan wel van een schending van artikel 8 van het EVRM die zodanig ernstig is dat deze tevens een schending van artikel 6 EVRM oplevert. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel is dan ook onverkort van toepassing en brengt mee dat de Nederlandse strafrechter erop moet vertrouwen dat voor de interceptie in Frankrijk een toereikende wettelijke grondslag heeft bestaan en dat die interceptie in overeenstemming met het EVRM heeft plaatsgevonden. Hetgeen de raadsman in dit kader naar voren heeft gebracht werpt geen ander licht op de zaak. De stelling dat procedurele voorschriften niet adequaat zijn opgevolgd waardoor sprake zou zijn van een schending van het recht op een eerlijk proces is onvoldoende onderbouwd. Het verweer van de raadsman zal gelet op het voorgaande worden verworpen.

Algemene overwegingen.

Identificatie van de Encrochataccounts.
De vraag die, al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet worden beantwoord, is of de verdachten te identificeren zijn als de gebruikers van Encrochat. Voor de beoordeling van de aan de verdachten ten laste gelegde feiten is (enkel) de identificatie van de gebruikers van de hieronder genoemde accounts van belang, zodat de overige accounts die in het dossier voorkomen in dit vonnis onbesproken blijven.
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen ’Encrochat data inbeslaggenomen Mapa en identificatie [zoon van medeverdachte 1] / [verdachte] ’ vast dat verdachte [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van het account ’ [Encrochat-gebruikersnaam van medeverdachte 1] ’ en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven.
Daarnaast stelt de rechtbank eveneens op basis van voornoemd proces-verbaal vast dat verdachte [verdachte] de gebruiker is geweest van het account ’ [Encrochat-gebruikersnaam van verdachte] ’
en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven.
Tot slot stelt de rechtbank op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2020 vast dat verdachte [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van het account ’ [Encrochat-gebruikersnaam van medeverdachte 2] ’ en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verdachten en de raadslieden onvoldoende aangevoerd om voornoemde processen-verbaal te weerleggen.
Voertuigen.
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen van 18 januari 2021 vast dat verdachte [verdachte] als de regelmatige bestuurder van de Audi A3 met kenteken [kenteken 2] kan worden aangemerkt. Dit wordt ook bevestigd door de getuige [getuige 1] die heeft verklaard dat hij de auto op zijn naam heeft gezet maar dat de auto is gekocht door ’ [verdachte] ’. Verdachte [verdachte] betaalde ook de maandelijkse vaste lasten en was de gebruiker van de auto.
Verder stelt de rechtbank op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen van 18 januari 2021 vast dat verdachte [medeverdachte 2] als regelmatige bestuurder van de Ford Transit met kenteken [kenteken 1] kan worden aangemerkt. De getuige [getuige 2] heeft dit bevestigd. Hij heeft verklaard dat de bus werd gebruikt door zijn medevennoot, verdachte [medeverdachte 2] .
Hardware.
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie zijn opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen van 8 april 2021 vast dat er op meerdere locaties die genoemd zijn in het onderzoek Goudhaan, soortgelijke dan wel identieke hardware ten behoeve van het produceren van precursoren dan wel synthetische drugs is aangetroffen. Dit wordt bevestigd door de getuige [getuige 3] die onder meer diverse ketels en roestvrij stalen bakken herkende omdat deze door hem op verzoek van verdachte [medeverdachte 1] zijn gemaakt. Verdachte [medeverdachte 2] kwam vaak de spullen bij hem ophalen en verdachte [verdachte] heeft de getuige [getuige 3] ook gezien omdat hij heeft uitgelegd hoe bepaalde spullen gemaakt moesten worden.

Overwegingen met betrekking tot de ten laste gelegde zaaksdossiers.

Zaaksdossier 1 [adres 2] te Venlo (feit 1).
Vaststellingen op grond van de bewijsmiddelen.
Op 7 april 2020 werd bij een doorzoeking van de woning van de vader van verdachte [medeverdachte 1] , de [adres 2] te Venlo, 200 kilogram MAPA aangetroffen. MAPA betreft een pre-precursor die kan worden omgezet in BMK, en BMK is een precursor voor de vervaardiging van amfetamine en methamfetamine. De MAPA was verpakt in vier zwarte grote sealbags. Op camerabeelden is te zien dat verdachte [verdachte] enkele dagen hiervoor, te weten op 4 april 2020, een zwarte zak, sterk gelijkend op de in beslag genomen sealbags met MAPA, de tuin aan de [adres 2] te Venlo in heeft gedragen. De vader van verdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de aangetroffen zakken van zijn [zoon van medeverdachte 1] waren. Uit de Encrochat-gesprekken tussen verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] blijkt duidelijk dat zij weten waarom de FIOD bij de woning is. Zo stuurt verdachte [medeverdachte 1] naar verdachte [verdachte] op 7 april 2020, de dag van de doorzoeking, dat er “Wouten bij die ouwe” zijn voor “Ap”.
Conclusie.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] zich in de ten laste gelegde periode schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen gericht op de productie van amfetamine en/of methamfetamine in de woning aan de [adres 2] te Venlo.
De eerst ter terechtzitting van 24 oktober 2023 afgelegde verklaring van verdachte dat hij tegelzetter is en dat er aarde in de zakken zou hebben gezeten om de tuin van de vader van verdachte [medeverdachte 1] te betegelen vindt geen steun in het dossier en wordt als volstrekt ongeloofwaardig naar het rijk der fabelen verwezen.
Zaaksdossier 2 [adres 7] te Altweerterheide (feit 1).
Partiële vrijspraak.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde voor zover dat ziet op de locatie [adres 7] te Altweerterheide dient te worden vrijgesproken, nu uit het dossier geen bewijsbare betrokkenheid van verdachte [verdachte] blijkt bij deze locatie. Weliswaar zijn er in deze periode Ecrochatgesprekken gevoerd die gerelateerd kunnen worden aan de productie van synthetische drugs, echter uit deze gesprekken blijkt niet afdoende dat deze betrekking hadden op de locatie [adres 7] te Altweerterheide.
Zaaksdossier 3 [natuurgebied] (feit 1, feit 2 en feit 5).
Verdachte wordt in het kader van dit zaaksdossier ervan verdacht op twee locaties in het [natuurgebied] samen met anderen synthetische drugs te hebben geproduceerd en daartoe voorbereidingshandelingen te hebben verricht, feit 1 en feit 2. Ten aanzien van feit 5 wordt verdachte ervan verdacht op een vijftal locaties drugsafval te hebben geloosd en daarmee de bodem te hebben verontreinigd. De rechtbank zal eerst de verdenkingen ten aanzien van de feiten 1 en 2 bespreken.
Vaststellingen op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van de [adres 13] / [adres 5] in Velden.
Op 8 september 2020 werd tijdens een observatie gezien dat de Audi [kenteken 2] geparkeerd stond aan [adres 5] richting de [adres 13] . Omstreeks 16:03 uur werd gezien dat de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] de bosjes in gingen. Een half uur later is op de plek waar de verdachten de bosjes in liepen een zwarte sporttas, een Aldi tas en een jerrycan aangetroffen, met daarover een vuilniszak. In de zwarte sporttas zaten enkele zwarte jerrycans met een vloeistof. In de Aldi tas zat een gebruikte maatkan en verder is er nog een maatkan aangetroffen deels gevuld met een vloeistof. De gebruikte maatkan bevatte sporen van amfetamine en in de jerrycans zat onder meer BMK. Op de gebruikte maatbeker werden humane biologische sporen aangetroffen, waarbij sprake is van een DNA-match met verdachte [verdachte] met een zeer sterke bewijskracht. Op basis daarvan en de omstandigheid dat verdachte [verdachte] een half uur eerder in de directe nabijheid was stelt de rechtbank vast dat het celmateriaal op de maatbeker daadwerkelijk van verdachte [verdachte] afkomstig is. Daarnaast is gebleken dat de Audi [kenteken 2] , in gebruik bij verdachte [verdachte] , in de bakenperiode van 8 juli 2020 tot en met 9 november 2020 negen maal stil heeft gestaan op of in de directe nabijheid van [adres 5] en dat de Ford Transit [kenteken 1] , in gebruik bij verdachte [medeverdachte 2] , in de bakenperiode van 1 september 2020 tot en met 9 november 2020 twee keer heeft stil gestaan op of in de directe nabijheid van [adres 5] . Tot slot zijn er op drie andere locaties die te koppelen zijn aan verdachte [medeverdachte 2] in het onderzoek Goudhaan, identieke zwarte sporttassen aangetroffen, te weten in de woning waar verdachte [medeverdachte 2] is aangehouden, in het bedrijfspand in Asten waar verdachte [medeverdachte 2] werkte en in de Ford Transit met kenteken [kenteken 1] die in gebruik was bij verdachte [medeverdachte 2] .
Vaststellingen op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van de bossen tussen de [adres 4] in Venlo en [adres 5] in Velden.
Op 16 oktober 2020 omstreeks 16:35 uur werd gezien dat twee personen uit een bosperceel kwamen, naar een voertuig renden, instapten en wegreden. Vervolgens zijn er op tien plaatsen verspreid over een oppervlakte van ongeveer 75 x 75 meter vaten en lozingen van productieafval verdekt aangetroffen. De aangetroffen goederen en chemicaliën zijn typische goederen en chemicaliën die aangetroffen worden op locaties waar precursoren en/of synthetische drugs vervaardigd of bewerkt worden. Er werd onder meer 154,7 kilo methamfetamine en 200 milliliter methamfetamine-olie aangetroffen. Gebleken is dat de Audi [kenteken 2] , in gebruik bij verdachte [verdachte] in de bakenperiode van 8 juli 2020 tot en met 9 november 2020 op drie data stil heeft gestaan in de directe nabijheid van de [adres 4] in Venlo. De Ford Transit [kenteken 1] , in gebruik bij verdachte [medeverdachte 2] , heeft in de bakenperiode van 1 september 2020 tot en met 9 november 2020 op vier data stil gestaan in de directe nabijheid van de [adres 4] in Venlo. Daarnaast blijkt uit de Encrochatgesprekken en de daarin verzonden foto’s tussen verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] dat er werd geproduceerd in de bossen. De foto’s uit de Encrochatberichten en de aangetroffen situatie ter plaatse zijn vergeleken en deze bleken grote overeenkomsten te vertonen. Naar aanleiding van de herkenning op de Encrochat foto’s is op 12 en 13 november 2020 een nieuwe doorzoeking ingesteld in het gebied. Er werden ingegraven jerrycans met magnesiumsulfaat, methanol en zwavelzuur aangetroffen. Ook werd er een fles RIO schoonmaakazijn aangetroffen die positief is getest op amfetamine.
De handvatten van een aldaar aangetroffen sporttas zijn bemonsterd en hieruit is een DNA-match met verdachte [medeverdachte 2] met een zeer sterke bewijskracht naar voren gekomen. Op basis daarvan en gelet op de omstandigheid dat de Ford Transit van verdachte [medeverdachte 2] meerdere malen in de directe nabijheid van betreffende locatie is waargenomen stelt de rechtbank vast dat het celmateriaal op de handvatten van de sporttas afkomstig is van verdachte [medeverdachte 2] .
Voorts werd op deze locatie een doek aangetroffen, die op DNA-sporen is onderzocht. Het NFI rapporteert een zeer sterke DNA-match met verdachte [verdachte] . Gelet op de bevindingen van het NFI, de omstandigheid dat de auto van verdachte [verdachte] meerdere malen in de directe omgeving van de locatie is gesignaleerd en tenslotte de door verdachte [verdachte] met verdachte [medeverdachte 1] uitgewisselde foto’s van de locaties concludeert de rechtbank dat het celmateriaal op de doek van verdachte [verdachte] afkomstig is.
Conclusie ten aanzien van feit 1 en 2.
Gelet op het voorgaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte [medeverdachte 1] , verdachte [medeverdachte 2] en verdachte [verdachte] tezamen en in vereniging op deze twee locaties synthetische drugs hebben geproduceerd en hiertoe voorbereidingshandelingen hebben verricht. De feiten 1 en 2 kunnen daarom wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. De rechtbank zal vervolgens ingaan op de verdenkingen ten aanzien van feit 5.
Vaststellingen op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van de bossen aan de [adres 9] tussen Arcen en Lomm.
Op 5 juli 2020 kwam er een melding binnen van een mogelijk drugslab in de bossen van Arcen. De melder stuurde twee foto’s waarop de Ford Transit bus met kenteken [kenteken 1] in gebruik bij verdachte [medeverdachte 2] stond afgebeeld. De bus stond op het grindpad langs het bosperceel. Vervolgens zijn er in het bos goederen en chemicaliën aangetroffen die worden gebruikt voor de vervaardiging en/of bewerking van synthetische drugs. Gebleken is dat verdachte [medeverdachte 1] op 8 juli 2020 met zijn telefoon op internet heeft gezocht naar informatie over deze locatie. Hij heeft gekeken op de [website] waarop meldingen stonden die betrekking hadden op de aangetroffen hardware in de bossen ter hoogte van de [adres 9] te Arcen. Tot slot is er op deze locatie een RVS bak aangetroffen die door de getuige [getuige 3] is herkend als een door hem voor de verdachte [medeverdachte 1] gemaakte RVS bak.
Vaststellingen op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van de bossen nabij de [adres 10] tussen Arcen en Wellerlooi.
Een melder heeft op 17 augustus 2020 gezien dat er een witte Ford Transit met het kenteken [kenteken 1] , in gebruik bij verdachte [medeverdachte 2] , is gezien aan de [adres 10] . Vervolgens zijn er in het bosperceel vier groene vaten, een grote soeplepel, kleine blauwe vaten, zwarte jerrycans en een trechter aangetroffen. Verdachte [medeverdachte 1] heeft op 20 augustus 2020 weer met zijn telefoon op internet gezocht naar informatie over deze locatie. Hij heeft gekeken op de [website] waarop meldingen stonden die betrekking hadden op de aangetroffen productielocatie in Arcen. Tot slot zijn tijdens een observatie op 11 juli 2020 verdachte [verdachte] en vermoedelijk verdachte [medeverdachte 1] gezien terwijl zij stopten op een grasveld gelegen naast de [adres 10] te Wellerlooi waar zij uit de auto stapten en wegliepen.
Vaststellingen op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van de bossen aan de [adres 11] nabij Lomm.
Op 27 augustus 2020 zijn op voornoemde locatie diverse goederen aangetroffen die zijn te relateren aan de vervaardiging en/of bewerking van synthetische drugs. Er is onder meer BMK en Caustic Soda aangetroffen. Op 28 augustus 2020, een dag na de ontdekking, zijn verdachte [medeverdachte 2] en verdachte [verdachte] op deze locatie gezien. De Ford Transit met kenteken [kenteken 1] stond geparkeerd op de [adres 14] te Lomm en de verdachten liepen in het bos.
Conclusie ten aanzien van feit 5.
De rechtbank is van oordeel dat de genoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien moeten worden en dat het niet anders kan dan dat verdachte [verdachte] , verdachte [medeverdachte 2] en verdachte [medeverdachte 1] tezamen en in vereniging in de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 november 2020 op verschillende plekken in het [natuurgebied] bezig zijn geweest met de productie van synthetische drugs dan wel dat zij daartoe voorbereidingshandelingen hebben verricht en waardoor zij steeds drugsafval hebben gedumpt en de bodem hebben verontreinigd. Weliswaar staan de drie laatstgenoemde locaties niet op de tenlastelegging voor wat betreft de feiten 1 en 2 maar naar het oordeel van de rechtbank kunnen alle vijf de locaties aan deze verdachten worden gelinkt. Vanaf april 2020 hebben er al diverse Encrochat-conversaties tussen de verdachten plaatsgevonden over de productie van synthetische drugs in het natuurgebied en de aangetroffen hardware op alle vijf de locaties was vergelijkbaar dan wel identiek.
Uit de aangiftes van de gemeente Venlo en [slachtoffer 1] en de bevindingen van de politie ter plaatse blijkt dat de bodem op deze locaties ook daadwerkelijk is verontreinigd. Uit het dossier blijkt niet dat verdachten maatregelen hebben genomen om deze bodemverontreiniging te voorkomen. Feit 5 kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden verklaard ten aanzien van alle vijf genoemde locaties. Het alternatief scenario dat verdachte [verdachte] enkel in de bossen aanwezig was om te vissen en om hard te lopen wordt gelet op al het voorgaande, als ongeloofwaardig en in strijd met de bewijsmiddelen ter zijde geschoven.
Zaaksdossier 5 Van [adres 6] te Asten en Ford Transit [kenteken 1] (feit 1 en feit 2).
Vaststellingen op grond van de bewijsmiddelen ten aanzien van de Van [adres 6] te Asten.
Op 9 november 2020 heeft er in het bedrijfspand van [bedrijf] , het bedrijf van de getuige [getuige 2] en verdachte [medeverdachte 2] , een doorzoeking plaatsgevonden en werden er goederen en chemicaliën aangetroffen die te relateren zijn aan de vervaardiging en/of bewerking van synthetische drugs. De op de zolder aangetroffen opstelling van een kookreactieketel en destillatieopstelling was geheel aangesloten en gebruiksklaar. De rondom deze opstellingen aangetroffen aantasting van het pand duidt erop dat er met deze opstelling enige tijd synthetische drugs is geproduceerd. Er wordt onder meer in totaal 105 liter van een vloeistof bevattende methamfetamine aangetroffen. De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte [medeverdachte 2] , die ook een sleutel van het pand en de betreffende ruimtes heeft, hiervoor verantwoordelijk moet zijn. Op een halfgelaatsmasker dat in de loods is aangetroffen bevonden zich aan de binnenzijde DNA-sporen met een door het NFI gerapporteerde zeer sterke bewijskracht ten aanzien van verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Op grond daarvan en alle overige aanwijzingen in het dossier die duiden op de betrokkenheid van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij deze productielocatie stelt de rechtbank vast dat het celmateriaal aan de binnenzijde van het halfgelaatsmasker afkomstig is van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Op dit halfgelaatsmasker zitten nog resten van amfetamine en methamfetamine.
Ook hebben [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] via Encrochat contact met elkaar over deze productielocatie. Op verzoek van verdachte [verdachte] stuurt verdachte [medeverdachte 1] op 12 april 2020 zes foto’s aan [verdachte] . Op deze foto’s is een laboratoriumopstelling te zien. Op één van de foto’s is een doorzichtige bol te zien waar stoom/rook in lijkt te zitten, wat erop wijst dat [medeverdachte 1] op dat moment bezig is met de productie. Als reactie op de foto’s adviseert [verdachte] [medeverdachte 1] over hoe het schoon gehouden moet worden. De hardware op de foto’s werd op maandag 9 november 2020 aangetroffen op zolder bij [bedrijf]
Conclusie.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [medeverdachte 1] , verdachte [medeverdachte 2] en verdachte [verdachte] op deze locatie samen synthetische drugs hebben geproduceerd en hiertoe voorbereidingshandelingen hebben verricht. Feit 1 en 2 kunnen in dit verband wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Vrijspraak ten aanzien van de Ford Transit [kenteken 1] .
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte [verdachte] van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde voor zover dat ziet op hetgeen is aangetroffen in de Ford Transit [kenteken 1] op 9 november 2020 dient te worden vrijgesproken, nu uit het dossier geen bewijsbare betrokkenheid van verdachte [verdachte] blijkt.
Zaaksdossier 6 [adres 12] te Kessel (feit 2).
Partiële vrijspraak.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde voor zover dat ziet op de [adres 12] te Kessel dient te worden vrijgesproken, nu uit het dossier geen bewijsbare betrokkenheid van verdachte [verdachte] blijkt bij deze locatie.
Zaaksdossier 7 Witwassen (feit 3).
Verdachte wordt er onder feit 3 van verdacht (samen met een ander) geldbedragen van
€ 4,160,00 en € 50.000,00, daarnaast geldbedragen gebruikt voor de verbouwing van de woning aan de [adres 8] te Venlo en een Audi A3 te hebben witgewassen.
In deze zaak kan geen direct verband worden gelegd tussen deze geldbedragen en de Audi A3 en een bepaald misdrijf. Dat betekent dat er geen gronddelict bekend is.
De rechtbank zal daarom gebruikmaken van het toetsingskader uit het 6 stappen-arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 januari 2013 [2] . Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan het in de tenlastelegging opgenomen onderdeel ’afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Daarbij ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om zicht te bieden op het bewijs, waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. Daarbij moeten de volgende stappen worden doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van
dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulks zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de
herkomst van het voorwerp. Deze verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en
niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank zal het verwijt dat verdachte wordt gemaakt aan de hand van dit toetsingskader beoordelen.
Vaststellingen op grond van de bewijsmiddelen.
€ 4.160,00.
Op 7 april 2020 werd bij een doorzoeking van de woning van de vader van verdachte [medeverdachte 1] , de [adres 2] te Venlo 200 kilogram MAPA aangetroffen. Ook werd in de logeerkamer tijdens de doorzoeking een zwarte tas met het opschrift “BALR” aangetroffen. In deze tas zat het geldbedrag van € 4.160,00. De vader van verdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zijn zoon wel eens bij hen bleef slapen in de logeerkamer. Ook heeft hij verklaard dat de zwarte BALR tas van zijn zoon was. Verder blijkt uit een Encrochatgesprek dat het aangetroffen geld van verdachte [medeverdachte 1] en van verdachte [verdachte] was. Op 7 april 2020, de dag van de inval, stuurt verdachte [medeverdachte 1] namelijk naar verdachte [verdachte] “Wat een kabkerzooi he kut pakkie geld van jou weg van mij weg hun misschien hoop ellende”.
De rechtbank overweegt allereerst dat sprake is van een vermoeden van witwassen van het aangetroffen geldbedrag. Het is immers een aanzienlijk contant geldbedrag, dat was opgeborgen in een tas in een slaapkamer van de vader van verdachte [medeverdachte 1] , hetgeen risicovol en ongebruikelijk is. Verdachte [verdachte] en verdachte [medeverdachte 1] beschikken beiden niet over legale inkomsten of vermogen.
Verdachte heeft bij de politie over zijn vermogenspositie verklaard dat hij af en toe wat “bijbeunde”. Ter terechtzitting van 24 oktober 2023 heeft hij verklaard dat hij ook geld verdiende met tegelzetten. Hij heeft hiervan geen aangifte gedaan. De rechtbank constateert dat verdachte deze verklaring op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Verdachte heeft een uitgebreid strafblad met hierop meerdere veroordelingen ter zake van drugsproductie. Ook is verdachte op het moment van aantreffen van het geldbedrag aantoonbaar bezig met het produceren van drugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat met het produceren van drugs aanzienlijke contante geldbedragen kunnen worden gegenereerd.
Al deze omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden dat het geldbedrag van € 4.160,00 uit enig misdrijf afkomstig is.
Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit kan blijken dat dit anders is.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting geen verklaring willen geven over de herkomst van het geld. Om deze reden is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het geldbedrag van € 4.160,00 onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
€ 50.000,00.
Op 24 april 2020 stuurt verdachte [medeverdachte 1] naar verdachte [verdachte] via Encrochat dat hij net “50 ruggen” gekregen heeft. Daar moesten nog wat kosten vanaf getrokken worden en de rest zouden ze verdelen. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat het geldbedrag mede aan verdachte [verdachte] toebehoorde.
De rechtbank overweegt dat sprake is van een vermoeden van witwassen van het genoemde geldbedrag. Hiervoor gelden dezelfde omstandigheden als hierboven uiteengezet met betrekking tot het geldbedrag van € 4.160,00.
Verdachte heeft noch bij de politie, noch ter terechtzitting een verklaring afgelegd over de herkomst van het geldbedrag. Om deze reden is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het geldbedrag van € 50.000,00 onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Geldbedrag(en) gebruikt voor de verbouwing van de woning [adres 8] te Venlo.
Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat hij de verbouwing aan de [adres 8] te Venlo zelf heeft gedaan en dat dit ongeveer € 7.500,00 aan materialen heeft gekost. De verklaring van verdachte dat hij de woning zelf heeft verbouwd wordt ondersteund door de verklaring van zijn toenmalige [ex partner van verdachte] . Ook wordt de verklaring van verdachte ondersteund door de door hem ter terechtzitting van
25 oktober 2023 overgelegde foto’s waarop te zien is dat hij aan de woning aan het klussen is. De rechtbank neemt aldus als vaststaand aan dat verdachte € 7.500,00 heeft besteed aan deze verbouwing. Echter, zoals hiervoor reeds is overwogen, beschikte verdachte niet over inkomen of vermogen waarmee een bedrag van € 7.500,00 zou kunnen worden betaald.
De hierboven genoemde omstandigheden (geen legale inkomsten of vermogen en verdachte zit al jaren en ook ten tijde van de verbouwing van de woning in de illegale drugsproductie) leiden de rechtbank dan ook tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat het geldbedrag van ongeveer € 7.500,00 onmiddellijk of middellijk afkomstig is uit enig misdrijf.
Geen verbergen en/of verhullen.
De rechtbank is van oordeel dat voor wat betreft het witwassen van voornoemde geldbedragen niet kan worden bewezen dat verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing hebben verborgen en/of verhuld in de zin van artikel 420bis, eerste lid, sub a, van het Wetboek van Strafrecht. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan niet méér worden afgeleid dan dat het contante geldbedrag van € 4.160,00 is aangetroffen bij de vader van verdachte [medeverdachte 1] , dat blijkens de Encrochatgesprekken verdachte [medeverdachte 1] de € 50.000,00 zelf voorhanden had en dat verdachte [verdachte] de € 7.500,00 zelf voorhanden heeft gehad. Niet is gebleken van gedragingen die erop gericht zijn het zicht te bemoeilijken op wie de rechthebbende is. Daarom acht de rechtbank het verbergen en verhullen van de herkomst daarvan, gelet op de wetgeschiedenis en jurisprudentie met betrekking tot het ‘verbergen of verhullen’ als bedoeld in artikel 420bis, eerste lid onder a, van het Wetboek van Strafrecht niet bewezen.
Audi A3.
In onderzoek Goudhaan is naar voren gekomen dat verdachte in het bezit was van een
Audi A3 met kenteken [kenteken 2] en dat hij de regelmatige gebruiker daarvan was. Ter terechtzitting van 24 oktober 2023 heeft hij hierover ook verklaard dat het zou kunnen dat hij gebruik maakte van deze auto. Deze auto stond op naam van de getuige [getuige 1] . Verdachte betaalde hem maandelijks € 300,00 contant om de reguliere kosten van de auto te voldoen.
Er kan geen direct verband worden gelegd tussen de auto en een bepaald misdrijf. De omstandigheid dat een dergelijke kostbare auto op naam van iemand anders wordt gezet, terwijl verdachte blijkens het voorgaande onvoldoende legale middelen heeft om een dergelijke auto te kunnen betalen, brengt mee dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Dat betekent dat van verdachte een verklaring over de herkomst van de auto mocht worden verwacht.
Verdachte heeft noch bij de politie, noch ter terechtzitting een verklaring afgelegd over de herkomst van de Audi A3. Om deze reden is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de Audi A3 onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Verbergen of verhullen.
Door de auto op naam van een ander persoon te zetten dan de feitelijke bezitter/houder/rechthebbende van die auto, wordt opzettelijk verhuld wie de daadwerkelijke bezitter/houder/rechthebbende van die auto is. Door de auto op naam van de getuige [getuige 1] te zetten heeft verdachte gedragingen verricht die erop gericht zijn het zicht te bemoeilijken op wie de rechthebbende van de auto is en daarmee heeft hij een verhullingshandeling verricht.
Gewoonte.
Gelet op de frequentie van de gepleegde handelingen en de intentie waarmee verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] dit hebben gedaan, kan naar het oordeel van de rechtbank worden gesproken over een gewoonte maken van witwassen.
Conclusie.
Gelet op het voorgaande en aldus acht de rechtbank feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
Zaaksdossier 12 criminele organisatie (feit 4).
Vaststellingen op grond van de bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen van de genoemde zaaksdossiers in onderling verband en samenhang moeten worden bezien en overweegt vervolgens als volgt.
Om te kunnen spreken van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet is blijkens de jurisprudentie vereist dat sprake is van een gestructureerd samenwerkingsverband tussen twee of meer personen, met een zekere duurzaamheid en structuur en een bepaalde organisatiegraad. Het oogmerk van de criminele organisatie dient te zijn gericht op het plegen van misdrijven uit de Opiumwet.
Gelet op de bewijsmiddelen en al hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte in de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 november 2020 deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid en 10a eerste lid van de Opiumwet.
Verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vormden een nauw crimineel samenwerkingsverband. Er is continu contact tussen verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] over de status van de productie. Er wordt gesproken over ’we’ en ’ons’ en er worden regelmatig foto’s gestuurd om elkaar op de hoogte te houden van de voortgang. Er worden foto's verstuurd door verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] van dezelfde productieplek in de bossen, waaruit blijkt dat ook verdachte [verdachte] op de productielocaties aanwezig is. Verder is er ook veelvuldig via Encrochat contact tussen verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [medeverdachte 2] over de productie op de diverse locaties. Dat sprake is van een samenwerkingsverband tussen de drie verdachten blijkt duidelijk uit een Encrochat gesprek gevoerd op 12 juni 2020 tussen verdachte [medeverdachte 2] en verdachte [medeverdachte 1] . Verdachte [medeverdachte 2] stuurt naar verdachte [medeverdachte 1] “Die schele word toch geen nieuw personeel”, waarop verdachte [medeverdachte 1] stuurt: “Nee aib niet, alleen jij en ik en die ouwe”.
Verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hielden zich dus gezamenlijk bezig met diverse productieprocessen ten behoeve van precursoren en verdovende middelen en voorbereidingshandelingen daartoe. De plekken waar ze produceerden varieerden, ze produceerden zowel op binnenlocaties als op buitenlocaties.
Duurzaam karakter.
Het samenwerkingsverband tussen de verdachten had naar het oordeel van de rechtbank ook een duurzaam karakter. Dit blijkt onder meer uit de intensiteit van de contacten in de periode van ruim acht maanden, te weten van 1 maart 2020 tot en met 9 november 2020 en de inhoud van de Encrochat-gesprekken. De inhoud van de gesprekken duidt niet op een eenmalig of vluchtig contact.
Rolverdeling.
Uit met name de Encrochat-berichten valt op te maken dat de productie voornamelijk werd gedraaid door verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en in mindere mate ook door verdachte [verdachte] . Verdachte [medeverdachte 1] heeft daarnaast ook locaties geregeld en had bij elke locatie betrokkenheid. Verdachte [medeverdachte 2] heeft zijn bedrijfsruimte en bedrijfsbus beschikbaar gesteld. Verdachte [verdachte] beschikte over de contacten voor de afzet en over de kennis rondom de productie. Hij voorzag verdachte [medeverdachte 1] regelmatig van tips. Vaak vond er overleg plaats tussen verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] .
Vrijspraak strafverzwarend bestanddeel ‘leider’.
Anders dan de officier van justitie kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte [verdachte] de leider van de organisatie was. Weliswaar had hij een andere rol dan de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , maar hij functioneerde binnen de organisatie meer als een soort meewerkend voorman dan als een leider. Hij was immers ook op verschillende productielocaties aanwezig, gaf adviezen en tips en stond daarmee vooral verdachte [medeverdachte 1] met raad en daad ter zijde. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] structureel bepaalde wat er moest gebeuren en wie wat moest doen. Ook worden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet op een dwingende manier aangestuurd. Het dossier bevat ook geen aanwijzingen dat [verdachte] zich het grootste deel van de behaalde winst toeëigende. Het hiervoor aangehaalde Encrochatbericht tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] over ’50 ruggen’ wijst eerder op een gelijke verdeling tussen in ieder geval [medeverdachte 1] en [verdachte] .
Gezien het vorenstaande kan verdachte [verdachte] niet als leider worden betiteld als bedoeld in de wet en zal hij van dit gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het samenwerkingsverband als een organisatie kan worden aangemerkt met een gestructureerd en duurzaam karakter met als oogmerk het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid en 10a eerste lid van de Opiumwet, te weten de productie van synthetische drugs. De bijdrage die alle verdachten leverden is naar het oordeel van de rechtbank ook van voldoende intensiteit en duur om hen aan te merken als deelnemer van de organisatie. Het bewijs van het opzet van de verdachten, zowel op de deelname aan de organisatie als op het oogmerk van de organisatie, volgt reeds uit de bewijsmiddelen en uit hetgeen over de rol van de verdachten is overwogen.
Conclusie.
De rechtbank acht feit 4 als na te melden wettig en overtuigend bewezen.
Tot slot ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5.
Hetgeen de verdediging overigens ten aanzien van het bewijs heeft betoogd vindt weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen die de rechtbank voor de afzonderlijke feiten heeft gebezigd. De rechtbank heeft in het strafdossier noch het verhandelde ter terechtzitting aanknopingspunten gevonden die maken dat aan de inhoud van die bewijsmiddelen behoort te worden getwijfeld.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
in de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 november 2020 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, vervoeren en vervaardigen van hoeveelheden van materialen bevattende amfetamine en/of methamfetamine, zijnde middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 voor te bereiden en/of te bevorderen,
- voorwerpen en vervoermiddelen en stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en), dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers heeft hij en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe meermalen
hoeveelheden chemicaliën en/of hardware en/of stoffen, te weten 200 kilogram van een materiaal bevattende MAPA (methyl 3-oxo-2-fenylbutanoaat)(aangetroffen op 7 april 2020, [adres 2] te Venlo; zaaksdossier 1) en
hoeveelheden van materialen bevattende BMK en/of zwavelzuur (aangetroffen op 8 september 2020, [adres 3] te Venlo; zaaksdossier 3) en
jerrycans en trechters en maatbekers en een emmer en een zeil en hoeveelheden van een materiaal bevattende MAPA en/of formamide en/of BMK en/of caustic soda en/of zwavelzuur (aangetroffen op 16 en 17 oktober 2020 te [adres 4] te Venlo en/of [adres 5] te Velden, gemeente Venlo; zaaksdossier 3)
jerrycans en canvas tassen en rondbodemkolven en zakken en (gas)branders en vacuümpompen en (gas)slangen en (schei)trechters en temperatuurmeters en filters en afzuigunits en slangklemmen en een haspel en (schroefdeksel)vaten en speciekuipen en (destillatie)ketels en spiraalkoelers en maatbekers en ventilatoren en RVS-koelers en hoeveelheden van materialen bevattende fosforzuur en/of zwavelzuur en/of BMK en/of propaan en/of MAPA (aangetroffen op 9 november 2020 Van [adres 6] te Asten; zaaksdossier 5)
en
jerrycans en een slangenklem en hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende magnesiumsulfaat en/of methanol en/of zwavelzuur (aangetroffen op 12 en 13 november 2020 te [natuurgebied] , arrondissement Limburg; zaaksdossier 3)
voorhanden gehad en
- vervoermiddelen waaronder een Ford Transit met kenteken [kenteken 1] en voertuigen gehuurd en voorhanden gehad en/of gebruikt
- cryptotelefoons voorhanden gehad en gebruikt en
- (productie)locaties gehuurd en/of voorhanden gehad en/of gebruikt (waaronder een loods met adres Van [adres 6] te Asten (zaaksdossier 5)).
Ten aanzien van feit 2:
in de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 november 2020 in Nederland,
meermalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (zaaksdossier 3, zaaksrelaas
p. 182-188) en
- 154,7 kilo en 200 milliliter van een materiaal bevattende methamfetamine(olie) (zaaksdossier 3, p. 189) en
- 105 liter, van een materiaal bevattende methamfetamine (zaaksdossier 5, p. 275) en
- 2505 gram, van een materiaal bevattende amfetamine (zaaksdossier 5, p. 275) en
- hoeveelheden van een materiaal bevattende methamfetamine en/of amfetamine (zaaksdossier 3, p. 197),
zijnde methamfetamine en/of amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst 1.
Ten aanzien van feit 3:
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 november 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader, voorwerpen, te weten
- een contant geldbedrag van EUR 4.160 (aangetroffen op 7 april 2020, [adres 2] te Venlo) en
- geldbedragen van in totaal € 7.500 gebruikt voor de verbouwing van de woning [adres 8] te Venlo, en
- een geldbedrag van 50.000 euro, genoemd in de Encrochatgesprekken waaraan hij, verdachte, deelnam,
voorhanden gehad en van voornoemde voorwerpen gebruik gemaakt,
terwijl hij wist, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
en heeft verdachte
- van een Audi A3 met kenteken [kenteken 2]
verhuld wie de rechthebbende op voornoemd voorwerp was, en
dit voorwerp voorhanden gehad en van voornoemd voorwerp gebruik gemaakt,
terwijl hij wist, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Ten aanzien van feit 4:
in de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 november 2020 in Nederland heeft
deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van
natuurlijke personen, te weten hij, verdachte, en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid en 10a eerste lid Opiumwet.
Ten aanzien van feit 5:
in de periode van 1 maart 2020 tot en met 9 november 2020 te Venlo, in het
arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk meermalen op en/of in de bodem een of meer handelingen als bedoeld in artikel 6 tot en met 11 van de Wet bodembescherming heeft verricht, te weten
- het aldaar op of in de onbeschermde bodem brengen en/of achterlaten en/of lozen
en/of storten van afvalstoffen, te weten maatbekers en jerrycans en tonnen en
vaten en IBC-containers die waren gevuld met (residuen) amfetamine en/of
methamfetantine en/of BMK en/of MAPA en/of zwavelzuur en/of methanol en/of
formamide, en
- het aldaar op of in de onbeschermde bodem brengen en/of achterlaten en/of lozen
en/of storten van overige onverpakte afvalstoffen, te weten hoeveelheden van middelen te relateren aan de amfetamine- en methamfetamineproductie,terwijl hij en zijn mededaders wisten dat door die handelingen de bodem kon worden verontreinigd en/of aangetast, en
- hij en zijn mededaders, in voornoemde periode opzettelijk niet aan hun verplichtingen hebben voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hen konden worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen dan wel, terwijl die verontreiniging en/of aantasting zich voordeed, de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren en 8 maanden met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft naar voren gebracht dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat bij de herroeping van de VI al gekeken wordt naar het verleden. Om dit dan ook mee te nemen als recidive is dubbelop. Het strafblad van verdachte lijkt heftig, echter de zaken waren verweven. Verdachte heeft in Duitsland twee jaar in beperkingen gezeten en kwam uiteindelijk buiten en moest het toen alleen doen zonder enige vorm van resocialisatie. De raadsman heeft gevraagd rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft reeds minimaal 462 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht waaronder ook in beperkingen, heeft in corona tijd geen bezoek mogen ontvangen, zijn moeder is overleden terwijl verdachte in detentie zat en zeer waarschijnlijk gaat zijn vader ook overlijden tijdens de huidige detentie van verdachte. Verdachtes partner heeft uitgezaaide borstkanker en verdachte heeft een kind en kleinkinderen. Hij zal belangrijke gebeurtenissen in hun leven gaan missen als hij langdurig in detentie moet gaan verblijven. Tot slot heeft de raadsman naar voren gebracht dat de redelijke termijn is geschonden, hetgeen dient te leiden tot strafvermindering. Gelet op het voorgaande heeft de raadsman primair gevraagd te volstaan met een straf gelijk aan de duur van het voorarrest met afwijzing van de vordering tot herroeping van de VI. Subsidiair heeft hij verzocht om een straf gelijk aan de duur van het voorarrest met gedeeltelijke toewijzing van de vordering VI en meer subsidiair heeft hij gevraagd om matiging van de straf en toewijzing van de vordering VI.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de productie van harddrugs en heeft daartoe voorbereidingshandelingen verricht op diverse locaties waaronder op verschillende plekken in het [natuurgebied] en bij het bedrijf waar verdachte [medeverdachte 2] medevennoot was en dit alles binnen het kader van een criminele organisatie. De chemische processen bij de productie van synthetische drugs, de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie en de dumping van drugsafval brengen grote risico’s voor mens en milieu met zich, zoals in deze zaak ook het geval is geweest. In het [natuurgebied] zijn chemicaliën geloosd met alle schadelijke gevolgen voor bodem en grondwater en daarmee de algehele gezondheid van mensen, dieren en het leefmilieu.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van synthetische drugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs, dat voornoemde drugs kunnen leiden tot een lichamelijke of geestelijke verslaving en dat verslaafde gebruikers misdrijven plegen om aan geld te komen om in hun verslaving te kunnen voorzien. Methamfetamine, dat vanaf het eerste gebruik direct zeer verslavend is heeft bovendien een verwoestend effect op de gezondheid van de gebruikers. Dat de aangetroffen hoeveelheden metamfetamine de markt in dit geval uiteindelijk niet hebben bereikt, is niet te wijten aan het gedrag van verdachte. Hij heeft uitsluitend een mogelijkheid gezien om op een snelle manier geld te verdienen.
Het is tot slot ook een feit van algemene bekendheid dat de productie van en handel in synthetische drugs in handen is van grote, georganiseerde criminele verbanden die daarmee grote winsten maken en hun belangen beschermen met geweld en bedreiging met geweld. Gelet op de omvang van de productie op diverse locaties en de lange duur daarvan zoals uit het dossier is gebleken moeten er grote sommen geld zijn verdiend.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen en zoals gezegd aan deelname aan een criminele organisatie. Dit zijn ernstige feiten. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
Over de rol van verdachte overweegt de rechtbank dat hij binnen de criminele organisatie als een soort meewerkend voorman een essentiële rol heeft gespeeld. Hij stond de laboranten bij met raad en daad. Zonder hem had de productie van synthetische drugs niet zo professioneel en op zo grote schaal kunnen plaatsvinden. Verdachte heeft op geen enkel moment verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Hij heeft zich grotendeels gehuld in stilzwijgen en de verklaringen die hij wel heeft afgelegd, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Verdachte is veelvuldig eerder veroordeeld tot forse gevangenisstraffen voor druggerelateerde en vermogensfeiten. Tevens liep hij nog in een proeftijd van een voorwaardelijke invrijheidstelling met een voorwaardelijk strafdeel van meer dan drie jaren. Deze veroordelingen, langdurige gevangenisstraffen en proeftijd hebben verdachte er niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Verdachte blijkt extreem hardleers. Enkel het opsluiten van verdachte blijkt recidive tijdelijk te kunnen voorkomen. De rechtbank constateert verder dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Redelijke termijn.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM het volgende. De termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat tegen hem voor een bepaald strafbaar feit een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank neemt in de onderhavige zaak bij de bepaling van de aanvang van deze termijn 9 november 2020, de dag van inverzekeringstelling, als uitgangspunt. Het eindvonnis wordt in deze zaak op 11 december 2023 gewezen. Dat betekent dat de termijn van twee jaren dus met dertien maanden is overschreden. Geconcludeerd moet worden dat het recht van verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als beschermd door artikel 6 van het EVRM is geschonden. Echter in het onderhavige geval hebben zich omstandigheden voorgedaan die een dergelijke overschrijding rechtvaardigen, immers heeft de zaak langer geduurd vanwege het uitgebreide verhoor en de afwerking daarvan van de getuige LAP0797 die op verzoek van de verdediging uitvoerig is gehoord. Om deze reden zal de rechtbank in de onderhavige zaak volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
De op te leggen straf.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een langdurige gevangenisstraf. De rechtbank neemt als vertrekpunt de maximale straf voor artikel 11b van de Opiumwet, namelijk 8 jaren. Deze straf kan met één derde worden verhoogd gelet op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht (samenloop misdrijven met gelijksoortige straffen). Vervolgens houdt de rechtbank in het kader van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met de eerder dit jaar opgelegde gevangenisstraf van 30 maanden in de zaak Visarend/Eurasier.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat verdachte leiding heeft gegeven aan de criminele organisatie en daarvan wordt vrijgesproken. Gelet op die vrijspraak laat de wet een straf zoals door de officier van justitie gevorderd niet toe.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 45.544,53 bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van de ten laste gelegde feiten. Tevens vordert de benadeelde partij een proceskostenvergoeding van € 500,00.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen rekening houdend met hetgeen in de tenlastelegging is opgenomen en hetgeen bewezen kan worden verklaard, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank.
Het verzoek is opgebouwd uit de volgende posten:
Locatie [adres 9] € 772,28;
Locatie [adres 10] € 26.119,54;
Locatie [adres 4] € 18.652,71.
De rechtbank acht de door de benadeelde partij opgevoerde en door de verdediging niet weersproken materiële schade voldoende onderbouwd en de rechtbank is van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van de bewezenverklaarde feiten, meer in het bijzonder feit 5, en daarom ook voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank acht daarom de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2020 ten aanzien van post 1, 19 augustus 2020 ten aanzien van post 2 en 16 oktober 2020 ten aanzien van post 3 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 500,00.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2020 ten aanzien van post 1, 19 augustus 2020 ten aanzien van post 2 en 16 oktober 2020 ten aanzien van post 3 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte en of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte en of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 98.569,05 bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ter zake van de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe te wijzen rekening houdend met hetgeen in de tenlastelegging is opgenomen en hetgeen bewezen kan worden verklaard, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank.
Het verzoek is opgebouwd uit de volgende posten:
Locatie [adres 9] : € 48.586,80;
Locatie [adres 11] € 32.349,75;
Locatie [adres 4] € 17.632,50.
De rechtbank acht de door de benadeelde partij opgevoerde en door de verdediging niet weersproken materiële schade voldoende onderbouwd en de rechtbank is van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van de bewezenverklaarde feiten, meer in het bijzonder feit 5, en daarom ook voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank acht daarom de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2020 ten aanzien van post 1, 27 augustus 2020 ten aanzien van post 2 en 16 oktober 2020 ten aanzien van post 3 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte deze strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2020 ten aanzien van post 1, 27 augustus 2020 ten aanzien van post 2 en 16 oktober 2020 ten aanzien van post 3 tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte en of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte en of één van zijn mededaders heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Gijzeling.

Ingevolge artikel 36f, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, in samenhang met artikel 60a van het Wetboek van Strafrecht, dient de rechter bij het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel te bepalen voor welke duur gijzeling kan worden toegepast. De maximale duur van de gijzeling is gelijk aan die van de vervangende hechtenis die kan worden opgelegd, te weten één jaar. Gelet op deze maximering zal de rechtbank het aantal dagen gijzeling per opgelegde schadevergoedingsmaatregel naar evenredigheid vaststellen.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] .

De benadeelde partij heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend maar heeft daarbij geen schadebedrag genoemd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft eveneens verzocht het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren omdat zowel een schadebedrag als bewijsstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed.
Motivering van de beslissing tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling 03/182249-16.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan de in dit vonnis bewezen verklaarde strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen en in de persoon van de veroordeelde, ziet de rechtbank geen aanleiding om niet tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling over te gaan.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 57, 60a, 63, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 11b van de Opiumwet, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 13 van de Wet bodembescherming.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van ‘om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen/vervoermiddelen/stoffen/gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
(medeplegen van) gewoontewitwassen
Ten aanzien van feit 4:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid en 10a eerste lid van de Opiumwet
Ten aanzien van feit 5:
medeplegen van opzettelijke overtreding van het bepaalde bij artikel 13 van de Wet bodembescherming, meermalen gepleegd
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregelen.
Ten aanzien van feit 1, 2, 3, 4 en 5:
Een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 45.544,53, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 117 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2020 ten aanzien van post 1, vanaf 19 augustus 2020 ten aanzien van post 2 en vanaf 16 oktober 2020 ten aanzien van post 3 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 45.544,53, te weten materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2020 ten aanzien van post 1, vanaf 19 augustus 2020 ten aanzien van post 2 en vanaf 16 oktober 2020 ten aanzien van post 3 tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 500,00 en de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Maatregel van schadevergoeding:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 98.569,05, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 248 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2020 ten aanzien van post 1, vanaf 27 augustus 2020 ten aanzien van post 2 en vanaf 16 oktober 2020 ten aanzien van post 3 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Gemeente Venlo van een bedrag van € 98.569,05, te weten materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2020 ten aanzien van post 1, 27 augustus 2020 ten aanzien van post 2 en 16 oktober 2020 ten aanzien van post 3 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]:
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Beslissingen ten aanzien van het beslag:

Verbeurdverklaring:
Verklaart het volgende inbeslaggenomen goed verbeurd:
1.00 STK brief, geel post-it schrijfblokje met aantekeningen, ibn E.005-KVI, goednummer 147806.
Teruggave:
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten aan [ex partner van verdachte] :
2. Geld Nederlands € 450,00, ibn E.02.01.001, goednummer 147735.
De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met v.i-zaaknummer 03/182249-16.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe.
Gelast dat de vrijheidsstraf die als gevolg van de toepassing van de regeling voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan, te weten voor de duur van
1095 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. E.C.L. Pechaczek, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers, griffier,
en is uitgesproken op 11 december 2023.