Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[belanghebbende 1b],
[belanghebbende 1c],
1.1.De procedure
- de heer. [A] , middellijk bestuurder van [verzoekster] ;
- de heer [B] , middellijk bestuurder van [verzoekster] ;
- mr. W.J.B. Berendsen, voornoemd;
- mr. J. Roefs, voornoemd;
- de heer [C] , fondsmanager van [verzoekster] ;
- mr. R.M. Vermaire, voornoemd;
- mr. E.E. Neele, voornoemd;
- de heer. [D] , in dienst van [X] B.V. (waarvan de heer [belanghebbende 1b] bestuurder is).
2.Het standpunt van [verzoekster]
Leningen met hypotheekrecht € 32 mln
Obligatieleningen € 10 mln
debt-for-equity swap. Ongesecureerde schuldeisers ontvangen (certificaten van) aandelen in [Topholding] in ruil voor het afstand doen van hun vorderingsrechten. Een derde is bereid gevonden om de lopende kosten van [verzoekster] te voldoen gedurende de voorbereiding van het akkoord. [verzoekster] zegt toe om binnen twee maanden een akkoord aan te bieden.
3.De zienswijze van [belanghebbende 1] c.s.
[belanghebbende 1b] vordering van € 10.688.983,50;
enigereden is dat [verzoekster] het WHOA traject is begonnen. Het willen voorkomen van een faillissement is echter onvoldoende om te voldoen aan het criterium dat het gelasten van een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming te kunnen blijven voortzetten. Nu de activiteiten van [verzoekster] -te weten het als houdstermaatschappij optreden voor concernvennootschappen die vastgoedprojecten ontwikkelen- wegens het ontbreken van liquiditeiten zijn gestaakt is er geen onderneming die voortgezet dient te worden. Het ontbreken van (actieve) bedrijfsactiviteiten staat aan het afkondigen van een afkoelingsperiode in de weg.