ECLI:NL:RBOBR:2023:5679

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
10074045 \ CV EXPL 22-3958
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de Staat voor schade door rechtmatige politie-inval in sociale huurwoning

In deze zaak vordert Stichting Zayaz, een sociale verhuurder, schadevergoeding van de Staat der Nederlanden voor schade aan een voordeur van een huurwoning na een politie-inval. De kantonrechter oordeelt dat de schade niet onder het normale maatschappelijk risico valt en dat de Staat aansprakelijk is op grond van het beginsel van gelijkheid voor publieke lasten. De politie had de woning binnengetreden met een dubbele ram om een bewoner aan te houden. De Staat betwistte de rechtmatigheid van de inval en stelde dat de schade onder het normale risico van Zayaz viel. De kantonrechter concludeert echter dat de schade aan de voordeur, ter waarde van € 838,74, niet voor rekening van Zayaz komt. De kantonrechter wijst de vordering van Zayaz toe en veroordeelt de Staat tot betaling van de schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. Daarnaast wordt de Staat veroordeeld in de proceskosten van Zayaz, die in totaal € 777,03 bedragen. Het vonnis is uitgesproken op 30 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 10074045 \ CV EXPL 22-3958
Vonnis van 30 november 2023
in de zaak van
STICHTING ZAYAZ,
te ‘s-Hertogenbosch,
eisende partij,
hierna te noemen: Zayaz,
gemachtigde: mr. R. Boekhoff,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
te ‘s-Gravenhage,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Staat,
gemachtigde: mr. G. Groenewegen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 augustus 2022 met producties 1 t/m 7;
  • de conclusie van antwoord van 10 november 2022 met 4 producties;
  • het tussenvonnis van 24 november 2022;
  • de mondelinge behandeling van 29 augustus 2023, waarvan de griffier aantekeningen maakte. Op deze mondelinge behandeling is de zaak niet inhoudelijk besproken, omdat de Staat afwezig was. Na afstemming met partijen verplaatste de kantonrechter deze mondelinge behandeling naar een nieuwe datum;
  • de brief van Zayaz van 13 september 2013 met productie 8 en 9;
  • de akte vermeerdering van eis van 15 september 2023, genomen op de rol van
21 september 2023;
- de mondelinge behandeling van 21 september 2023, waarvan de griffier aantekeningen maakte en waarbij partijen de zaak inhoudelijk toelichtten.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Zayaz is eigenaar van ongeveer 13.000 woningen die zij verhuurt als sociale huurwoningen. Zij vordert van de Staat een bedrag van € 838,74 aan schadevergoeding voor de reparatie van een voordeur van één van die woningen op grond van onrechtmatige daad (primair) vanwege een onrechtmatige politie-inval in die woning en, als van een rechtmatige politie-inval zou moeten worden uitgegaan, (subsidiair) vanwege het schenden van het beginsel van gelijkheid voor de openbare lasten. Tijdens de politie-inval trad de politie Oost-Brabant de woning binnen met een dubbele ram, om een bewoner van die huurwoning aan te houden en goederen in beslag te nemen. De Staat weigert de schade te vergoeden. De Staat betwist dat de politie-inval niet rechtmatig was en is van mening dat de schade onder het normale maatschappelijk risico of normale bedrijfsrisico van Zayaz valt. De kantonrechter motiveert in dit vonnis waarom dit verweer van de Staat niet slaagt en de vordering van Zayaz toewijsbaar is.

3.De beoordeling

Primair: aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige politie-inval
3.1.
De kantonrechter stelt op basis van het verhandelde ter zitting vast dat Zayaz de rechtmatigheid van de politie-inval niet langer betwist, gelet op de stukken die de Staat bij conclusie van antwoord heeft overgelegd. Dat betekent dat de kantonrechter bij de verdere beoordeling tot uitgangspunt neemt dat de politie-inval rechtmatig was. Daarmee is de vordering niet op de primaire grondslag (onrechtmatige daad vanwege een onrechtmatige politie-inval) toewijsbaar.
Subsidiair: aansprakelijkheid op grond van het beginsel van gelijkheid voor publieke lasten
3.2.
Tussen partijen is in geschil of de Staat aansprakelijk is voor de schade die de Staat bij de rechtmatige politie-inval toebracht aan de voordeur van een van de woningen waarvan Zayaz eigenaar is en die zij verhuurde. Onder omstandigheden kan de Staat op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk zijn voor rechtmatig strafvorderlijk optreden, indien het rechtmatig strafvorderlijk optreden onevenredige nadelige gevolgen voor derden heeft. Dit vloeit voert uit het beginsel van gelijkheid voor de publieke lasten en houdt in dat de onevenredig nadelige gevolgen van een overheidshandeling niet ten laste van een beperkte groep horen te komen, maar in gelijke delen over de gemeenschap dienen te worden verdeeld. Dit geldt voor zover de schade buiten het normale maatschappelijk risico of normale bedrijfsrisico valt. [1] Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of de schade van Zayaz daarbuiten valt. Volgens Zayaz is dit het geval en volgens de Staat niet.
3.3.
De vraag of de schade van Zayaz buiten het normale maatschappelijk risico of normale bedrijfsrisico valt en dus door de Staat moet worden vergoed, moet worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. [2] Van belang kan hierbij onder meer zijn:
enerzijds
(a) de aard van de overheidshandeling;
(b) het gewicht van het daarmee gediende belang; en
(c) in hoeverre die handeling en de gevolgen daarvan voorzienbaar zijn voor de derde die als gevolg daarvan schade lijdt;
en anderzijds
(d) de aard en omvang van de toegebrachte schade.
Voor zover het gaat om strafvorderlijk optreden waarvan de gevolgen een ander dan de verdachte treffen, heeft de Hoge Raad als uitgangspunt geformuleerd dat in het algemeen enig ongemak of gering tijdverlies niet als onevenredig kan worden aangemerkt en dat men dit zal moeten aanvaarden als vallend binnen het normale maatschappelijk risico of het normale bedrijfsrisico, maar dat dit niet zonder meer zal kunnen worden gezegd indien zaken van die ander als gevolg van dit optreden worden beschadigd. [3]
Uit het voorgaande volgt dat schade die bij een huiszoeking in de woning van een ander dan de verdachte wordt toegebracht aan zaken van die ander, niet behoort tot het maatschappelijk risico van die ander, zodat de overheid in beginsel gehouden is die schade op grond van onrechtmatige daad te vergoeden.
3.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de Staat onvoldoende omstandigheden heeft aangevoerd die een afwijking van het hiervoor door de Hoge Raad geformuleerde uitgangspunt rechtvaardigen dat de overheid in beginsel gehouden is de zaakschade die Zayaz heeft geleden te vergoeden. Zij licht dit hierna toe.
3.5.
Tussen partijen staat vast dat de schade aan de deur is veroorzaakt door de politie bij de inval in de woning van Zayaz om de daarin aanwezige bewoner aan te houden in verband met de verdenking van het plegen van ernstige strafbare feiten. Gesteld noch gebleken is dat (a) de aard van dit overheidsoptreden, namelijk het binnentreden van de woning voor de aanhouding van een verdachte, en (b) het gewicht van het met die aanhouding gediende belang, namelijk het aanhouden en vervolgen van de bewoner in verband met de verdenking van het plegen van ernstige strafbare feiten, afwijkt van andere gevallen waarin vergelijkbare strafvorderlijke dwangmiddelen worden toegepast. Aan die conclusie doet niet af dat de verdachte uiteindelijk strafrechtelijk is veroordeeld, omdat dit feit niet een afwijking is van vergelijkbare gevallen waarin vergelijkbare strafvorderlijke dwangmiddelen worden toegepast.
3.6.
Ook erkent de Staat dat uit strafrechtelijk onderzoek geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat (c) de politie-inval en de gevolgen daarvan voor de derde (Zayaz) voorzienbaar waren. Verder staat tussen partijen vast dat de politie-inval niet tegen Zayaz was gericht, maar tegen een bewoner van de woning, die geen huurder van Zayaz was. Deze feiten onderschrijven de conclusie dat de schade niet binnen het normale maatschappelijk risico of het normale bedrijfsrisico van Zayaz valt.
3.7.
Tot slot geven (d) de aard en de omvang van de gestelde schade geen aanleiding af te wijken van het door de Hoge Raad geformuleerde uitgangspunt dat de Staat de schade, geleden door de politie-inval, moet vergoeden. In dit geval staat vast dat Zayaz € 838,74 schade aan de voordeur heeft geleden ten gevolge van de politie-inval. Zayaz heeft dit met de overgelegde facturen voldoende onderbouwd gesteld en de Staat heeft dit onvoldoende weersproken. Ook heeft de Staat niet weersproken dat de maandelijkse huur van de sociale huurwoning waar de politie-inval plaatsvond rond de € 653,- ligt. Hierdoor ligt de geleden schade aan de huurwoning van Zayaz hoger dan haar maandelijkse inkomsten uit die huurwoning. Zaakschade van deze omvang komt voor vergoeding in aanmerking.
De kantonrechter volgt de Staat niet in zijn stelling dat Zayaz die schade zelf moet dragen, omdat Zayaz een grote sociale verhuurder is die dit bedrag van € 838,74 eenvoudig kan dragen. Indien de kantonrechter die stelling zou volgen, legt zij de onevenredig nadelige gevolgen van een onvoorzienbare overheidshandeling bij een beperkte groep, namelijk de sociale verhuurder(s). Dit is in strijd met het uitgangspunt van het beginsel van gelijkheid voor de publieke lasten dat de onevenredig nadelige gevolgen van een overheidshandeling in gelijke delen over de gemeenschap dienen te worden verdeeld, namelijk door die nadelige gevolgen door de Staat te laten vergoeden. De omstandigheid dat Zayaz een sociale verhuurder is, geeft de kantonrechter dus geen aanleiding om af te wijken van het door de Hoge Raad geformuleerde uitganspunt dat de overheid in beginsel gehouden is die schade te vergoeden.
3.8.
Daarmee valt de schade van € 838,74 niet onder het normale maatschappelijk risico of het normale bedrijfsrisico van Zayaz. De Staat moet deze schade dan ook vergoeden op grond van onrechtmatige daad, tenzij de schade mede een gevolg is van omstandigheden die aan Zayaz toerekenbaar zijn op grond van artikel 6:101 BW. In dit geval doet de Staat geen beroep op artikel 6:101 BW en brengt hij ook geen feiten of omstandigheden naar voren die relevant zijn voor een beroep op die rechtsgrond. Dit betekent dat de kantonrechter de vordering van Zayaz zal toewijzen en de Staat zal veroordelen tot betaling van € 838,74 schadevergoeding aan Zayaz.
Wettelijke rente
3.9.
De kantonrechter zal de gevorderde rente over de hoofdsom toewijzen vanaf de gevorderde dagvaardingsdatum van 26 augustus 2022.
Proceskosten
3.10.
De kantonrechter zal de Staat in de proceskosten veroordelen, omdat de kantonrechter hem in het ongelijk stelt. De kantonrechter stelt de proceskosten als volgt vast:
- kosten van de dagvaarding
125,03
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
330,00
(2,50 punten × € 132,00)
-
1 punt voor de dagvaarding
-
0,5 punt voor de mondelinge behandeling van 29 augustus 2023
-
1 punt voor de mondelinge behandeling van 21 september 2023
Totaal
777,03
3.11.
De Staat zal worden veroordeeld in de nakosten op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt De Staat Der Nederlanden, tegen behoorlijke kwijting, tot betaling aan Stichting Zayaz van een schadevergoeding van € 838,74, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 26 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt De Staat Der Nederlanden in de proceskosten, aan de zijde van Stichting Zayaz tot dit vonnis vastgesteld op € 777,03;
4.3.
veroordeelt De Staat Der Nederlanden in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de explootkosten als De Staat Der Nederlanden niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Douwenga en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2023.

Voetnoten

1.HR 30 maart 2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB0801 (Staat/Lavrijsen), r.o. 3.8.
2.HR 17 september 2004, ECLI:NL:PHR:2004:AO7887, (uzi-arrest), r.o. 3.3.
3.HR 17 september 2004, ECLI:NL:PHR:2004:AO7887, (uzi-arrest), r.o. 3.3, laatste volzin.