ECLI:NL:RBOBR:2023:5497

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
C/01/397173 / KG ZA 23-477
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over onrechtmatige uitlatingen en aandelenoverdracht tussen sterrenkok en ex-partner

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 24 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een sterrenkok, aangeduid als eiser, en zijn ex-vrouw, aangeduid als gedaagde 1, en haar adviseur, aangeduid als gedaagde 2. De eiser vorderde onder andere een contactverbod en de gedwongen verkoop van aandelen die gedaagde 1 in de holding van het restaurant bezit. De eiser stelde dat gedaagde 1 en gedaagde 2 onrechtmatige uitlatingen hadden gedaan op sociale media en in e-mails, die schadelijk waren voor zijn reputatie en de bedrijfsvoering van zijn restaurant. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering tot gedwongen verkoop van de aandelen niet spoedeisend was, omdat de holding ook zonder deze overdracht kon functioneren. Wel werd een contactverbod opgelegd aan gedaagde 2, omdat er onrechtmatig handelen en gevaar voor herhaling was vastgesteld. Gedaagde 1 werd verplicht om bepaalde uitingen van sociale media te verwijderen en mocht geen nieuwe uitingen met dezelfde strekking publiceren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitlatingen van gedaagden onrechtmatig waren, omdat zij geen steun vonden in feitenmateriaal en schadelijk waren voor de eiser. De vorderingen in reconventie van gedaagden werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij niet bij advocaat waren verschenen. De proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/397173 / KG ZA 23-477
Vonnis in kort geding van 24 november 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. I. Soetens te Eindhoven,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
eisers in reconventie,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagden] genoemd. Als gedaagden afzonderlijk worden bedoeld, worden zij [gedaagde 1] of [gedaagde 2] genoemd.

1.De kern van de zaak en de uitkomst

Ex-vrouw [gedaagde 1] en haar gemachtigde [gedaagde 2] hebben op social media en in rondgestuurde e-mails allerlei beschuldigingen geuit tegen sterrenkok [eiser] . [eiser] wil dat zij daarmee stoppen en dat wordt weggehaald wat al is gepubliceerd. Ook wil hij een contactverbod voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . [eiser] wil daarnaast [gedaagde 1] dwingen haar 25% van de aandelen in het bedrijf aan hem te verkopen. De voorzieningenrechter zal de gedwongen verkoop van de aandelen afwijzen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten wel een aantal uitingen van sociale media halen en mogen naar een aantal personen en instanties geen e-mails meer sturen over het geschil met [eiser] . Ook krijgt [gedaagde 2] een contactverbod. Hieronder wordt toegelicht hoe de voorzieningenrechter tot deze uitkomst is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 oktober 2023 met producties, genummerd 1 tot en met 57 en een USB-stick;
  • het antwoord van [gedaagde 1] met daarbij een eis in reconventie, van 2 november 2023, met producties genummerd 1 tot en met 34;
  • de akte overlegging producties van mr. Soetens, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 8 november 2023, met producties, genummerd 58 en 59;
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 10 november 2023;
  • de pleitnota van mr. Soetens.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op 24 november 2023.

3.De feiten

3.1.
[eiser] en [gedaagde 1] hebben samen een relatie gehad. Tijdens hun relatie woonden zij in een door hen gezamenlijk gekochte woning, gelegen aan het adres [adres 1] in [plaats] (hierna: de woning).
3.2.
[eiser] en [gedaagde 1] houden gezamenlijk de aandelen in het geplaatste kapitaal van vennootschap [bedrijfsnaam 1] (hierna: de holding). [eiser] bezit 75% en [gedaagde 1] bezit 25% van de aandelen. Zowel [eiser] als [gedaagde 1] zijn benoemd als bestuurder van de holding. De holding is eigenaar van twee bedrijfspanden, aan de [adres 2] en aan de [adres 3] in [plaats] (hierna: de bedrijfspanden).
3.3.
De holding is houder van 100% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van de vennootschap [bedrijfsnaam 2] . (hierna: [bedrijfsnaam 2] ). Tussen de holding en [bedrijfsnaam 2] bestaat een managementovereenkomst (productie 3 bij de dagvaarding). Artikel 1 van de managementovereenkomst bepaalt dat de holding vanaf 1 augustus 2011 zowel [eiser] als [gedaagde 1] als manager aan [bedrijfsnaam 2] ter beschikking stellen.
3.4.
[bedrijfsnaam 2] is een met twee Michelinsterren bekroond restaurant, waarvan [eiser] de chef-kok is.
3.5.
In 2016 hebben partijen hun relatie beëindigd.
3.6.
Bij brief van 6 november 2020 heeft mr. Soetens namens [eiser] aan [gedaagde 1] voorgesteld om aan haar een bedrag van € 215.000 te voldoen onder de voorwaarde dat zij haar medewerking verleent aan de volledige ontvlechting tussen partijen. Dat zou inhouden de overdracht aan [eiser] van de aandelen van [gedaagde 1] in de holding en van ‘de woningen’ (productie 6 bij de dagvaarding).
3.7.
Bij brief van 13 november 2020 (productie 7 bij de dagvaarding) heeft de toenmalige advocaat van [gedaagde 1] aan mr. Soetens verzocht om een aantal privé- en zakelijke stukken om het voorstel van [eiser] te kunnen beoordelen, te weten het samenlevingscontract (indien aanwezig), diverse overeenkomsten, statuten, aandeelhoudersstukken, en jaarstukken en financiële stukken van zowel de holding als [bedrijfsnaam 2] .
3.8.
Mr. Soetens heeft bij brief van 13 november 2020 een aantal van deze stukken aan de advocaat van [gedaagde 1] doen toekomen. Bij deze brief (productie 8 bij de dagvaarding) is het eerder namens [eiser] gedane voorstel herhaald.
3.9.
Bij e-mailbericht van 4 december 2020 heeft mr. Soetens aan de toenmalige advocaat van [gedaagde 1] een aandeelhoudersvergadering aangekondigd, waarbij agendapunt zou zijn het ontslag van [gedaagde 1] als bestuurder van de holding. Met zo’n ontslag zou ook haar beloning eindigen (productie 9 bij de dagvaarding).
3.10.
Mr. Soetens heeft [gedaagde 1] bij aangetekend schrijven van 18 december 2020 namens de holding en [bedrijfsnaam 2] uitgenodigd voor een Algemene Vergadering van Aandeelhouders (hierna: de AVA) van 6 januari 2021 (productie 10 bij de dagvaarding). Een van de agendapunten is het ontslag van [gedaagde 1] als statutair bestuurder.
3.11.
De advocaat van [gedaagde 1] heeft bij e-mailbericht van diezelfde datum aan mr. Soetens bericht dat zij voor de beoordeling van het voorstel van [eiser] de nog ontbrekende stukken zelf zal opvragen (productie 12 bij de dagvaarding).
3.12.
Op 6 januari 2021 heeft de AVA plaatsgevonden. Daar is besloten tot ontslag van [gedaagde 1] als bestuurder van de holding (productie 13 bij de dagvaarding). Alle aandeelhouders waren bij de AVA aanwezig.
3.13.
Hierna hebben partijen gecorrespondeerd over de stukken die [gedaagde 1] wenste in te zien om het in eerste instantie op 6 november 2020 door [eiser] gedane en later door hem gestand gedane voorstel te kunnen beoordelen (productie 15 tot en met 17 bij de dagvaarding). [gedaagde 1] heeft op 29 september 2021 een tegenvoorstel gedaan voor de verkoop van de aandelen. [eiser] is daarop niet ingegaan.
3.14.
[gedaagde 1] heeft op enig moment [gedaagde 2] als adviseur in de arm genomen.
3.15.
Bij vonnis in kort geding van 17 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant [gedaagde 1] veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning (productie 25 bij de dagvaarding).
3.16.
Op 19 september 2022 heeft [gedaagde 1] uitingen geplaatst op Facebook (productie C op de door mr. Soetens in het geding gebrachte USB-stick).
3.17.
Bij e-mailberichten van 27 april 2023 (productie 36 bij de dagvaarding), 14 juli 2023 (productie 41 bij de dagvaarding), 18 juli 2023 (productie 43 bij de dagvaarding), 4 augustus 2023 (productie 44 bij de dagvaarding), 8 augustus 2023 (productie 46 bij de dagvaarding) en 28 augustus 2023 (productie 51 bij de dagvaarding), heeft [gedaagde 1] verschillende instanties en personen benaderd bij wie zij onder meer aangeeft dat aan de zijde van [eiser] sprake is van corruptie, hypotheekfraude, misbruik van macht, mishandeling, afpersing, seksueel ongepast gedrag en kleineren.
3.18.
Mr. Soetens heeft op 7 juli 2023 aangifte van stalking gedaan tegen [gedaagde 2] (productie 39 bij de dagvaarding).
3.19.
Bij brief van 13 juli 2023 heeft mr. Soetens aan [gedaagde 1] aangekondigd dat de woning zal worden verkocht en dat zij die woning zal moeten verlaten. Mr. Soetens heeft [gedaagde 1] tegelijk uitgenodigd voor de AVA van 15 augustus 2023 (productie 40 bij de dagvaarding).
3.20.
Op 23 augustus 2023 heeft [eiser] aangifte van smaad, laster en belediging gedaan tegen [gedaagde 2] (productie 58 van mr. Soetens).
3.21.
Op 15 september 2023 heeft de heer [A] , accountant van [eiser] (hierna: [A] ) tegen [gedaagde 2] aangifte gedaan van smaad, laster, stalking en bedreiging (productie 39 bij de dagvaarding).
3.22.
[gedaagde 1] heeft aangifte gedaan van overige horizontale fraude, gepleegd op 1 januari 2018. De politie heeft door capaciteitsgebrek niets met die aangifte gedaan (productie 20 bij antwoord).

4.Het geschil in conventie

4.1.
[eiser] vordert in dit geding – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde 1] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de door [gedaagde 1] gehouden aandelen in [bedrijfsnaam 1] over te dragen aan [eiser] , tegen betaling door [eiser] van een (voorlopige) koopsom van € 260.000, althans een door de voorzieningenrechter passend geachte koopsom;
II. [gedaagde 1] te veroordelen haar volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de aandelen en dus ook aan het passeren van de voor overdracht vereiste notariële akte, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. [gedaagde 1] te veroordelen haar volledige medewerking te verlenen aan de vaststelling van de definitieve prijs van de door haar in [bedrijfsnaam 1] gehouden aandelen, met dien verstande dat bij gebreke van deze medewerking één deskundige zal volstaan, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
IV. te bepalen dat, indien [gedaagde 1] haar medewerking aan de onder I en/of II en/of III gevraagde veroordelingen niet verleent, dit vonnis in de plaats treedt van de instemmende wilsverklaring van [gedaagde 1] ten aanzien van al die rechtshandelingen strekkende tot verkoop, overdracht en levering van de door haar in [bedrijfsnaam 1] gehouden aandelen alsook strekkende tot bepaling van de waarde van die aandelen.
V. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ieder afzonderlijk te veroordelen om zich per direct geheel te onthouden van ieder contact -direct of indirect via derden- met [eiser] en door hem aan te wijzen adviseurs waaronder medewerkers van Bureau [B] en Administratie- en advieskantoor [A] B.V, op welke wijze dan ook, zowel, doch daartoe niet beperkt, schriftelijk, alsook fysiek, alsook door middel van toezending van roerende zaken, alsook door gebruik van social media en digitale platforms, of op andere wijze, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
VI. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ieder afzonderlijk te veroordelen direct alle onrechtmatige gedragingen te stoppen, in het bijzonder zich te onthouden van iedere vorm van dreigingen, kwaadsprekerijen, smaad, laster, afdreiging (chantage) of pogingen daartoe jegens [eiser] en zijn adviseurs op welke wijze dan ook, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
VII. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ieder afzonderlijk te veroordelen om direct alle foto’s en video’s van zowel [eiser] als de (geheime) bedrijfsinformatie van de vennootschappen op social mediakanalen te verwijderen en verwijderd te houden en geen nieuwe uitingen publiek te maken, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
VIII. Eén of meerdere door de voorzieningenrechter passend geachte voorzieningen te treffen;
IX. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten te veroordelen.
4.2.
[eiser] legt hieraan – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag.
[gedaagde 1] probeert willens en wetens de eer en goede naam van [bedrijfsnaam 2] en [eiser] aan te tasten door ongefundeerde en schadelijke verwijten te uiten in diverse media. Deze uitingen zijn gebaseerd op onwaarheden, onvolledige informatie, speculaties en ingewonnen advies. Dit is onrechtmatig en moet stoppen. Hierdoor is ook het functioneren van de vennootschappen in gevaar. [gedaagde 1] onderneemt namelijk alles wat in haar macht ligt om de besluitvorming lam te leggen en de vennootschappen te schaden. Door toedoen van met name [gedaagde 2] is overleg tussen de aandeelhouders onmogelijk.
Met [gedaagde 1] als aandeelhouder is het niet mogelijk om een AVA te houden omdat [gedaagde 2] waarschijnlijk ook bij die vergadering aanwezig zal zijn. [eiser] vreest voor de gedragingen van [gedaagde 2] tijdens de AVA omdat [gedaagde 2] eerder bedreigingen heeft geuit in de richting van [eiser] . [eiser] wil dat [gedaagde 1] haar aandelen in de holding zo spoedig mogelijk aan hem overdraagt.
4.3.
[gedaagden] voeren verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.Het geschil in reconventie

[gedaagden] vorderen – samengevat– in reconventie:
[eiser] te veroordelen om aan [gedaagde 1] een bedrag aan dividend over te maken ad € 500.000,00;
te bepalen dat [gedaagde 1] weer bestuurder is van [bedrijfsnaam 2] ;
[eiser] te veroordelen om aan [gedaagde 1] een bedrag van € 120.000,00 aan achterstallig loon over te maken;
[eiser] te veroordelen om een bedrag van € 25.000,00 te voldoen aan [gedaagde 1] vanwege het maken van afspraken met derden zonder overleg;
[eiser] en mr. Soetens te veroordelen alle onrechtmatige gedragingen te stoppen;
[eiser] te veroordelen om een bedrag van € 165.000,00 over te maken aan [gedaagde 1] ten behoeve van de verbouwing;
[eiser] en mr. Soetens hoofdelijk in de proceskosten te veroordelen;
[eiser] te veroordelen om [gedaagde 1] volledige inzage te geven in de rekeningen van [bedrijfsnaam 2] bij de Rabobank.
5.1.
[eiser] voert verweer.

6.De beoordeling in conventie

Vorderingen rond aandelen zijn niet spoedeisend

6.1.
De gevorderde gedwongen overdracht van de aandelen (uitstoting) is gebaseerd op artikel 2:336 BW. Daarin is bepaald dat aandelenoverdracht kan worden gevorderd van een aandeelhouder die door zijn gedragingen het belang van de vennootschap zodanig schaadt of heeft geschaad, dat het voortduren van het aandeelhouderschap in redelijkheid niet kan worden geduld. Voor toewijzing van een vordering in kort geding is van belang dat er op het moment van de uitspraak een zodanig spoedeisend belang bestaat dat een bodemprocedure, gelet op alle omstandigheden en belangen, niet kan worden afgewacht.
6.2.
De vorderingen van [eiser] om [gedaagde 1] haar aandelen in de holding aan hem over te laten dragen zijn in dat licht niet spoedeisend. De voorzieningenrechter constateert dat de holding ( [eiser] ) bij een te houden AVA gewoon tot besluitvorming kan overgaan. Uit artikel 25 lid 2 van de statuten volgt dat besluiten worden genomen met een volstrekte meerderheid van stemmen. [eiser] bezit 75% van de aandelen in de holding en daarmee ook 75% van de stemmen. Het is daarmee dus niet zo dat de holding niet kan functioneren vanwege een ontstane impasse; [eiser] heeft immers de zeggenschap.
6.3.
Omdat besluitvorming binnen de vennootschap kan plaatsvinden ook zonder de spoedige overdracht van de aandelen door [gedaagde 1] , en de vennootschap dus kan functioneren, valt niet in te zien waarom op het punt van de aandelenoverdracht niet een bodemprocedure zou kunnen worden afgewacht. Het verweer van [gedaagden] op dit punt wordt dus gevolgd.
6.4.
Als [eiser] aan het spoedeisend belang nog de uitingen van [gedaagden] en het mogelijk verschijnen van [gedaagde 2] bij een AVA ten grondslag heeft gelegd dan zou dat ook onvoldoende zijn.
6.4.1.
[eiser] vreest dat [gedaagde 1] met kwalijke berichtgeving door zal gaan, met gebruikmaking van bedrijfsgegevens. Met het hierna (6.6. e.v.) te bespreken verbod dat de voorzieningenrechter gaat opleggen op bepaalde uitingen door [gedaagde 1] , en de veroordeling om een aantal uitingen te verwijderen van sociale media, wordt bereikt dat [gedaagde 1] geen verdere schadelijke uitingen mag verspreiden en dat zij de gedane uitingen voor een belangrijk deel ongedaan moet maken. Met die voorlopige maatregelen is het belang van de vennootschap zodanig beschermd dat geen spoedeisend belang tot aandelenoverdracht wordt aangenomen.
6.4.2.
Vaststaat verder dat [gedaagde 2] zelf geen aandeelhouder is en dus om die reden geen recht heeft om bij de AVA aanwezig te zijn. De statuten bieden ook geen mogelijkheid dat [gedaagde 2] als adviseur tijdens de AVA aanwezig is om [gedaagde 1] daarin als aandeelhouder bij te staan. Een andere grond waarop [gedaagde 2] aanwezigheid bij de AVA zou kunnen eisen is niet aangevoerd, zodat ook hier geen spoedeisend belang wordt gezien. De voorzieningenrechter wijst in dit verband ook nog op de statutaire mogelijkheid (artikel 25 lid 7 en 8) om regels te stellen voor een digitale AVA.
6.5.
Of er voldoende inhoudelijke gronden zijn voor uitstoting wordt aan het oordeel van de bodemrechter overgelaten. De voorzieningenrechter zal de conventionele vorderingen onder I tot en met IV over de aandelenoverdracht afwijzen.
Geen contactverbod [gedaagde 1] , wel [gedaagde 2]
6.6.
[eiser] heeft ook gevraagd om een direct en indirect algeheel contactverbod van zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] met hemzelf (en zijn adviseurs), zowel fysiek, schriftelijk, digitaal (social media en digitale platforms) als door toezending van roerende voorwerpen. Een contactverbod kan alleen worden toegewezen bij ernstig onrechtmatig handelen en bij concreet gevaar voor herhaling daarvan. Het is daarbij aan [eiser] om in kort geding, waar geen plaats is voor bewijslevering, dat onrechtmatig handelen en dat gevaar voor herhaling aannemelijk te maken. De rechter in kort geding moet vervolgens aan de hand van alle relevante omstandigheden van het geval en de betrokken belangen van partijen beoordelen of hij het gevorderde contactverbod kan rechtvaardigen. Kanttekening daarbij is dat het gevraagde contactverbod met de adviseurs buiten beschouwing blijft omdat zij geen partij in dit geding zijn.
6.6.1.
Ten aanzien van [gedaagde 1] heeft [eiser] onvoldoende duidelijk gemaakt waarom een zo vérgaande inperking van de contact- en bewegingsvrijheid gerechtvaardigd is. Ter zitting is namelijk gebleken dat [gedaagde 1] nog woont in de woning, terwijl er een vonnis ligt van de voorzieningenrechter op grond waarvan zij verplicht is mee te werken aan de verkoop daarvan (3.15). Bovendien heeft zij met [eiser] kinderen en kleinkinderen. Ook is zij nog aandeelhouder in de holding en heeft zij uit dien hoofde rechten. Dat maakt duidelijk dat partijen ook in andere settings dan dit geschil contact met elkaar zullen (moeten kunnen) hebben. Daarmee is het algemeen geformuleerde contactverbod voor [gedaagde 1] te vérstrekkend, zodat de voorzieningenrechter dat zal afwijzen.
6.6.2.
Het contactverbod met [gedaagde 2] wordt wel toegewezen. Ten aanzien van hem is niet gebleken van enig handelen anders dan als adviseur of gemachtigde van [gedaagde 1] . Het staat [gedaagde 1] in beginsel vrij zelf te kiezen wie zij als adviseur of gemachtigde inschakelt, alsook dat enige ruimte moet worden geboden aan een gemachtigde om de handelingen te verrichten en de bewoordingen te kiezen, die hij als zorgvuldig handelend gemachtigde nodig acht. [gedaagde 2] is geen advocaat zodat de gedragsregels van de Nederlandse Orde van Advocaten rond het handelen als gemachtigde niet van toepassing zijn. Dat neemt niet weg dat [gedaagde 2] in zijn rol in elk geval steeds de maatschappelijke betamelijkheid in acht moet nemen. [eiser] heeft aangifte gedaan (ook) tegen [gedaagde 2] van smaad, laster en belediging (productie 58 dagvaarding). De voorvallen die in de aangifte zijn genoemd (en die grotendeels overeenkomen met de uitingen die in 6.7. e.v. worden besproken) heeft [gedaagde 2] niet betwist. [eiser] heeft daarnaast, onbetwist, gesteld dat [gedaagde 2] op 6 mei 2023 onaangekondigd op een drukke avond in zijn restaurant is verschenen en daar stampij heeft gemaakt rond de ontstane situatie, zodanig dat hij gedwongen is verwijderd en de politie is gebeld. Verder heeft [eiser] gewezen op de aangiftes van zijn adviseurs tegen [gedaagde 2] (3.18 en 3.21), waarmee hij kennelijk wil onderbouwen dat het gevaar bestaat dat [gedaagde 2] dergelijk handelen herhaalt, tegenover [eiser] . Er is ook gebleken dat [gedaagde 2] zonder toestemming van [A] telefoongesprekken met hem over de situatie tussen [gedaagde 1] en [eiser] , de holding en [bedrijfsnaam 2] heeft opgenomen en later ook zonder toestemming heeft geopenbaard. Tenslotte is van belang dat de politie in de zomer van 2023 een zogeheten stopgesprek heeft gevoerd met [gedaagde 2] en [gedaagde 1] , waarin is aangegeven dat het nog langer benaderen van diverse personen, waaronder [eiser] , niet meer zou worden getolereerd. Herhaling zou tot strafrechtelijke consequenties kunnen leiden, maar in het gesprek zelf hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 1] aangegeven op dezelfde voet door te zullen gaan. Dat hebben zij vervolgens ook feitelijk gedaan; [gedaagde 2] bijvoorbeeld door telefoontjes op 11 september 2023 (productie 54 bij de dagvaarding). [gedaagde 2] heeft een en ander niet betwist. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het handelen van [gedaagde 2] onrechtmatig en bestaat er gevaar van herhaling, nu [gedaagde 2] heeft laten zien zich ook zo op te stellen tegenover de adviseurs van [eiser] . Het contactverbod zal worden toegewezen, versterkt met een dwangsom zoals hieronder opgenomen.
Uitingen van [gedaagden] zijn onrechtmatig
6.7.
De voorzieningenrechter acht diverse uitingen van [gedaagden] onrechtmatig. Voor dat oordeel speelt mee dat bij beantwoording van de vraag of een publicatie onrechtmatig is, twee maatschappelijke belangen tegenover elkaar staan, die elk bescherming verdienen. Aan de ene kant gaat het om het belang dat individuele burgers (in dit geval [eiser] ) niet lichtvaardig worden blootgesteld aan (ernstige) beschuldigingen die de reputatie aantasten en/of een ongerechtvaardigde inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer of de vertrouwelijkheid van gegevens (artikel 8 lid 1 en artikel 10 lid 2 EVRM). Aan de andere kant staat het belang van burgers (in dit geval [gedaagden] ) dat zij zich in het openbaar kritisch moeten kunnen uitlaten over hun ervaringen met personen/organisaties, daarover hun mening moeten kunnen geven en die mening op internet moeten kunnen plaatsen (artikel 10 lid 1 EVRM). Die vrijheid van meningsuiting kan alleen worden beperkt, als dit bij wet is voorzien en als dit noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam of de rechten van anderen. Van een beperking die bij wet is voorzien, is sprake wanneer de uitlatingen [gedaagden] onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW.
6.8.
De al dan niet onrechtmatigheid van een uiting of publicatie hangt af van een afweging van alle relevante omstandigheden van het geval. [1] Hierbij kan bijvoorbeeld worden betrokken de aard en het doel van de publicatie, de mate waarin de aantijgingen ten tijde van het verspreiden daarvan steun vonden in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal, of het nagestreefde doel op een minder schadelijke manier had kunnen worden bereikt, de kans dat de betreffende informatie ook zonder de verweten terbeschikkingstelling aan de pers in de publiciteit zou zijn gekomen en de manier waarop [gedaagden] haar aantijgingen voor het voetlicht hebben gebracht.
Algemene uitgangspunten
6.9.
Uit de stellingen van [eiser] leidt de voorzieningenrechter af dat de aangevoerde onrechtmatigheid is gebaseerd op een inbreuk op een persoonlijkheidsrecht van [eiser] (eer en goede naam) en/of in strijd is met de in het maatschappelijk verkeer betamelijke zorgvuldigheid.
6.10.
[eiser] heeft daarbij aangevoerd dat zijn persoonlijke status als chef-kok van een sterrenrestaurant, tv-persoonlijkheid, naamgever van een lijn van kruiden en specerijen bij [naam supermarktketen] en voormalig chef van het jaar betekent dat de holding en [bedrijfsnaam 2] een-op-een met hem worden vereenzelvigd. Een schadelijke uiting over hem heeft effect op zijn restaurant en andersom. [gedaagden] hebben erkend dat [eiser] hét gezicht van de vennootschappen is.
6.11.
[eiser] heeft daarnaast gesteld, wat niet is betwist, dat de verschillende uitingen en de daaruit voortvloeiende publiciteit hebben geleid tot onrust en tot een lagere bezettingsgraad in het restaurant. Daarmee is in dit kort geding voldoende aannemelijk dat [eiser] door de uitingen schade heeft geleden en dat zijn vrees voor het lijden van nog meer schade terecht is.
6.12.
[gedaagden] hebben verder herhaaldelijk het standpunt ingenomen dat de uitingen zijn gedaan om het individuele belang van [gedaagde 1] na te streven. Zo schrijven zij in de conclusie van antwoord dat zij met hun uitingen geen partijen hebben ingelicht die op dat moment in het proces niet verantwoordelijk of nodig waren: “Dit om na 6 jaar eindelijk ons recht te krijgen”. Zij hebben dus niet als klokkenluider een maatschappelijke misstand aan de kaak willen stellen, maar zijn gericht geweest op het behartigen van het financiële belang van [gedaagde 1] , in de context van een verbroken relatie die ook effect had op hun zakelijke verhouding.
6.13.
Tenslotte heeft [eiser] zijn vorderingen rond de onrechtmatige publicaties niet toegespitst op specifieke uitingen, maar slechts in algemene bewoordingen gesteld (4.1 onder VI en VII). De voorzieningenrechter zal die vordering als onvoldoende gespecificeerd niet toewijzen, ook omdat toewijzing daarvan een te grote inperking van de vrijheid van meningsuiting van [gedaagden] zou betekenen. Dat neemt niet weg dat in de dagvaarding van verschillende specifieke uitingen is betoogd dat die onrechtmatig zijn, zodat de voorzieningenrechter die zal beoordelen. Het gaat daarbij alleen om de beoordeling van de gestelde onrechtmatigheid tegenover [eiser] (en de holding en [bedrijfsnaam 2] ) en niet zoals gevorderd tegenover zijn adviseurs, omdat die geen partij zijn in deze procedure.
Facebook
6.14.
De voorzieningenrechter is met in achtneming van deze algemene uitgangspunten van oordeel dat een aantal uitingen die [gedaagden] op Facebook hebben gedaan onrechtmatig zijn. Het betreft de volgende uitlatingen op de Facebookpagina van [gedaagde 1] :
  • het bestand “10.53.08_06279368.jpg” (USB-stick, productie C): In dit bestand wordt [eiser] beschuldigd van fraude, corruptie en hypotheekfraude;
  • het bestand “10.53.08_a5e12572.jpg” (USB-stick, productie C): In dit bestand wordt [eiser] beschuldigd van belaging, intimidatie, sociaal isoleren en vernederen;
  • het bestand “10.53.08_6db57036.jpg” (USB-stick, productie C): In dit bestand wordt [eiser] beschuldigd van mishandeling, misbruik van macht, afpersing, seksueel ongepast gedrag en vernedering.
Al deze uitlatingen betreffen zware beschuldigingen aan het adres van [eiser] , die zijn eer en goede naam aantasten, waarbij aannemelijk is dat deze uitingen schadelijk zijn voor hem en zijn onderneming.
6.15.
Daarbij is niet gebleken is dat deze uitlatingen ook maar enige steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal.
6.15.1.
De producties die [gedaagden] hebben ingediend hebben niet allemaal betrekking op [eiser] , de holding of [bedrijfsnaam 2] . Voorzover ze daarop wel betrekking hebben geven ze geen enkele onderbouwing voor de beschuldiging van corruptie, mishandeling, belaging, sociaal isoleren, intimidatie, seksueel ongepast gedrag of vernedering. Als [gedaagde 1] zou bedoelen dat mr. Soetens zich jegens haar op een dergelijke manier heeft gedragen, dan is uit de stukken niet gebleken dat hij de zorgvuldigheid, de gedragsregels voor advocaten of de maatschappelijke betamelijkheid heeft overschreden, zoals hiervoor onder 6.6.2. besproken.
6.15.2. Waar [gedaagde 1] wijst op misbruik van macht en afpersing is uit de stukken alleen te halen dat [eiser] de meerderheid van de aandelen houdt in de holding, en op die manier de feitelijke zeggenschap heeft. Niet blijkt dat [eiser] van die zeggenschap misbruik heeft gemaakt. Zo heeft [gedaagden] ter zitting erkend dat de vermeend ontbrekende notulen van de AVA van 6 januari 2021 wel degelijk zijn opgemaakt en zijn toegestuurd aan de toenmalige advocaat van [gedaagde 1] . Dat andere AVA’s zijn gehouden waarvan geen notulen zijn opgemaakt is in het kader van dit kort geding niet duidelijk geworden, net zo min als dat jaarrekeningen zouden zijn vastgesteld buiten [gedaagde 1] om.
6.15.3.
[gedaagde 1] heeft voor de beschuldiging van fraude vooral gewezen op de “bevroren winsten” over een aantal jaren en de dividenduitkeringen. Zij verwijst onder meer naar de oprichtingsakte van [bedrijfsnaam 2] (productie 22 bij antwoord). In artikel 20 van die akte staat dat de winst ter vrije bepaling staat van de AVA. Dat betekent dat de AVA, met daarin [eiser] als meerderheidsaandeelhouder, de bevoegdheid had om te beslissen de winst toe te voegen aan de reserves, dan wel om dividend uit te keren. Dat uit de jaarstukken van 2016, 2018 en 2022 blijkt dat er geen dividend is uitgekeerd (productie 13 bij antwoord) en uit de jaarstukken over 2020 volgt dat er wel dividend is uitgekeerd (productie 33 bij antwoord) is daarom geen onderbouwing van fraude, net zo min als het voorstel tot dividenduitkering in de concept-jaarstukken over boekjaar 2022 (productie 32 bij antwoord). Als [gedaagde 1] van mening is dat de vaststelling van de winstbestemming over diverse jaren niet conform de statutaire regels is gelopen, dan had zij daarover kunnen procederen. Hetzelfde geldt als zij zou menen haar deel van enige dividenduitkering niet te hebben gehad. Er is in zo’n situatie niet evident sprake van fraude, zodat haar keus om dergelijke vorderingen niet aan de rechter voor te leggen, maar [eiser] van fraude te beschuldigen, bijdraagt aan de onrechtmatigheid van haar uitingen. De politiemededeling over de afhandeling van de aangifte van horizontale fraude die [gedaagde 1] in het geding heeft gebracht (productie 20 bij antwoord) biedt tenslotte ook niet meer inzicht. De inhoud van de aangifte zelf ontbreekt, alsook wanneer die is ingediend en tegen wie.
6.15.4.
Tenslotte is uit de overgelegde stukken en de toelichting van [gedaagden] onduidelijk gebleven waaruit de hypotheekfraude van [eiser] zou bestaan. Van enig belang voor [gedaagden] om zich ondanks het ontbreken van ondersteunend feitenmateriaal op deze manier uit te laten is niet gebleken. De voorzieningenrechter acht deze uitlatingen dan ook onnodig grievend voor [eiser] en daarmee onrechtmatig.
6.16.
Daarnaast acht de voorzieningenrechter de uitlating die [gedaagden] op Facebook heeft gedaan en die in dit geding is overgelegd als bestand “10.37.12_b735f67a.jpg” (USB-stick, productie D) onrechtmatig. Dit bestand betreft een investerings- en financieringsvoorstel van de bank aan de holding, dat is afgedrukt op 27 januari 2017. Er staan bedragen op van geldleningen die de bank voorstelt aan de holding te verstrekken en er staat op in welke zaken zal worden geïnvesteerd en voor welk bedrag. Ook noemt het een bedrag ter aflossing van een lening bij een derde. [gedaagden] hebben ook geen toelichting gegeven over het publiceren van deze informatie. Het betreft bedrijfsgevoelige informatie met een rechtstreekse link met [eiser] . Alleen al hierom is de publicatie van dit document op Facebook onrechtmatig.
6.17.
Gezien het voorgaande zal [gedaagden] worden veroordeeld om de betreffende uitingen te verwijderen van Facebook en eventuele andere social media kanalen. Tegelijkertijd zal het [gedaagden] worden verboden om nieuwe uitingen te publiceren met dezelfde onderwerpen en/of dezelfde strekking als de te verwijderen Facebookberichten. De vordering van [eiser] onder VII zal tot zover dan ook worden toegewezen.
YouTube
6.18.
[eiser] heeft vervolgens onweersproken naar voren gebracht dat [gedaagde 2] op zijn YouTube-kanaal “ [naam] ” een filmpje heeft geplaatst met de link hoe werkt fraude (klassenjustitie) - YouTube In dit filmpje heeft [gedaagde 2] financiële gegevens van de holding, zoals de concept-jaarrekening van [bedrijfsnaam 2] van 2022 en gegevens van bankrekeningen (zakelijke rekening en bedrijfsspaarrekening), naar buiten gebracht.
Ook worden er financiële gegevens getoond met betrekking tot de woning van partijen en de bedrijfspanden van de holding. Dit betreft informatie over aangegane hypotheken en leningen. Dit betreft zowel privé- als bedrijfsgevoelige informatie. Reeds gelet hierop acht de voorzieningenrechter deze uiting onrechtmatig.
Bovendien wordt [A] in dit filmpje beschuldigd van meineed en worden onder meer de advocaat, de accountant en bestuurder (lees: [eiser] , vzr) van de holding beschuldigd van fraude. Ook hier is sprake van zware beschuldigingen aan het adres van [eiser] , ten aanzien waarvan aannemelijk is dat deze schadelijk zijn voor hem en zijn onderneming. Daarnaast is niet gebleken dat deze uitlatingen ook maar enige steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Van enig belang voor [gedaagden] om zich desalniettemin op deze manier uit te laten is niet gebleken. Ook wordt in het filmpje een fragment van [eiser] getoond in zijn onderbroek. [eiser] lijkt op die opname uit boosheid ergens tegenaan te schoppen. Het betreft hier duidelijk een privésituatie. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] toestemming heeft gegeven om deze opname te publiceren. De voorzieningenrechter acht de uitlatingen in het filmpje onnodig grievend voor [eiser] terwijl het zonder toestemming publiceren van het fragment van [eiser] in strijd is met zijn privacy.
6.19.
Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het plaatsen door [gedaagde 2] van dit YouTubefilmpje onrechtmatig is en dat hij dit van zijn YouTubekanaal zal moeten verwijderen. Daartoe zal hij dan ook worden veroordeeld. Tegelijkertijd zal het [gedaagden] worden verboden om nieuwe uitingen te publiceren met dezelfde onderwerpen en/of dezelfde strekking als het te verwijderen YouTubefilmpje. Ook op dit punt zal de vordering van [eiser] onder VII dus worden toegewezen.
E-mailberichten
6.20.
Uit de gedingstukken blijkt dat [gedaagden] verschillende instanties en personen benadert bij wie zij onder meer aangeven dat aan de zijde van [eiser] sprake is van corruptie, hypotheekfraude, misbruik van macht, mishandeling, afpersing, seksueel ongepast gedrag en kleineren. Het zijn e-mails die op naam staan van [gedaagde 1] , maar waarbij uit de inhoud aannemelijk wordt dat ook [gedaagde 2] daar actieve betrokkenheid bij heeft: zo wordt soms afwisselend gesproken over “ik” en over “ [gedaagde 1] ”. [gedaagden] heeft aangeschreven:
  • Het Eindhovens Dagblad;
  • Het volledige kantoor van [A] ;
  • De Rabobank;
  • Het Openbaar ministerie;
  • De politie;
  • De zoon van [eiser] ;
  • Het programma “Boos” van BNN VARA;
  • Ligtvoet Makelaardij;
  • Diverse voormalige advocaten van [gedaagde 1] ;
  • De Autoriteit Financiële Markten;
  • De Nederlandse Bank;
  • Kamerlid Pieter Omtzigt;
  • Het ministerie van defensie;
  • [bedrijfsnaam 2] en haar personeel;
  • De orde van advocaten Oost-Brabant;
  • Schäfer Notarissen;
  • LEV Groep;
  • Omroepvereniging VPRO;
  • De Rijksrecherche;
  • Follow the Money, en
  • Waagmeesters Bedrijfsadvies.
6.21.
De uitlatingen die in de betreffende e-mailberichten worden gedaan betreffen zware beschuldigingen aan het adres van [eiser] . Ook ten aanzien van deze uitlatingen is aannemelijk dat zij schadelijk zijn voor hem en zijn onderneming. De voorzieningenrechter acht hierbij van belang dat de aantijgingen niet alleen niet-relevante geadresseerden bereiken, maar ook een breder publiek. De kans wordt namelijk klein geacht dat zonder de e-mails van [gedaagden] aan het Eindhovens Dagblad, een (in wezen) persoonlijk geschil tussen [gedaagde 1] en [eiser] tot herhaalde publicaties in lokale en landelijke kranten zou hebben geleid.
6.22.
Ook hier is bovendien niet gebleken dat deze uitlatingen enige steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Enig belang voor [gedaagden] om zich desalniettemin op deze manier uit te laten blijft onduidelijk. Hun stelling dat het slechts ging om partijen die verantwoordelijk of nodig waren om hun recht te krijgen wordt niet gevolgd. Waarom daartoe bijvoorbeeld het ministerie van Defensie, kamerlid Pieter Omtzigt, de omroepvereniging VPRO of Follow the Money moesten worden ingelicht is niet duidelijk geworden. [gedaagde 1] heeft ter zitting verklaard dat zij puur ter behartiging van haar eigen belangen deze beschuldigingen publiceert. Er is echter niet gebleken dat de publicatie van de betreffende e-mailberichten naar een zo grote groep mensen haar persoonlijke belangen dient. De voorzieningenrechter acht deze uitlatingen onnodig grievend voor [eiser] en daarmee onrechtmatig.
6.23.
De voorzieningenrechter zal [gedaagden] dan ook verbieden om naar de onder 6.20 genoemde personen en instanties berichten te sturen met de inhoud dan wel de strekking dat aan de zijde van [eiser] sprake is van fraude, corruptie, hypotheekfraude, misbruik van macht, mishandeling, afpersing, seksueel ongepast gedrag en kleineren. Van dit verbod zullen haar zoon en de politie worden uitgezonderd. Met de politie moet [gedaagden] immers bijvoorbeeld wel kunnen communiceren over de aangifte die door [eiser] tegen hen is gedaan. Ook met haar zoon moet [gedaagde 1] kunnen communiceren op een wijze die zijzelf passend acht. In zoverre zal de vordering onder VI dan ook worden toegewezen.
6.24.
De ter versterking van de gevraagde veroordelingen gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden beperkt als na te melden.
6.25.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

7.De beoordeling in reconventie

7.1.
De voorzieningenrechter neemt de reconventionele vorderingen van [gedaagden] niet in behandeling. Artikel 7.1 van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie bepaalt dat een eis in reconventie alleen kan worden gedaan door een partij die in de procedure is verschenen bij advocaat. Omdat [gedaagden] niet bij advocaat maar in persoon zijn verschenen, zullen zij niet-ontvankelijk worden verklaard in hun reconventionele vorderingen.
7.2.
[gedaagden] zullen in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op nihil.

8.De beslissing

De voorzieningenrechter:
In conventie
8.1.
veroordeelt [gedaagde 2] om zich per direct geheel te onthouden van ieder contact
– direct of indirect via derden – met [eiser] , op welke wijze dan ook, zowel, doch daartoe niet beperkt, schriftelijk, alsook fysiek, alsook door middel van toezending van roerende zaken, alsook door gebruik van social media en digitale platforms; zo ook op andere wijze;
8.2.
veroordeelt [gedaagde 2] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere keer dat hij niet aan de in 8.1. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
8.3.
veroordeelt [gedaagde 1] om de door haar op Facebook gedane uitingen zoals neergelegd in de bestanden met de nummers 10.53.08_06279368.jpg (USB-stick, productie C):, 10.53.08_a5e12572.jpg (USB-stick, productie C):, 10.53.08_6db57036.jpg (USB-stick, productie C): en 10.37.12_b735f67a.jpg (USB-stick, productie D): binnen twee dagen na betekening van dit vonnis van Facebook te verwijderen en verwijderd te houden, en geen nieuwe uitingen te publiceren op Facebook of enige andere sociale media met dezelfde onderwerpen en/of dezelfde strekking als de te verwijderen Facebookberichten;
8.4.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 8.3. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
8.5.
veroordeelt [gedaagde 2] om het filmpje onder de YouTube-link hoe werkt fraude (klassenjustitie) - YouTube van zijn YouTube-kanaal “ [naam] ” binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden, en niet deze uiting of nieuwe uitingen, te publiceren op YouTube of enige andere sociale media met dezelfde onderwerpen en/of dezelfde strekking als het te verwijderen YouTubefilmpje;
8.6.
veroordeelt [gedaagde 2] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere keer dat hij niet aan de in 8.5. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
8.7.
verbiedt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om aan deze instanties en personen berichten te sturen waarin staat dat aan de zijde van [eiser] sprake is van fraude en/of corruptie en/of hypotheekfraude, en/of misbruik van macht, en/of mishandeling, en/of afpersing, en/of seksueel ongepast gedrag en/of kleineren en/of vernederen:
  • Het Eindhovens Dagblad;
  • Het volledige kantoor van [A] ;
  • De Rabobank;
  • Het programma “Boos” van BNN VARA;
  • Ligtvoet Makelaardij;
  • Diverse voormalige advocaten van [gedaagde 1] ;
  • De Autoriteit Financiële Markten;
  • De Nederlandse Bank;
  • Kamerlid Pieter Omtzigt;
  • Het ministerie van defensie;
  • [bedrijfsnaam 2] en haar personeel;
  • De orde van advocaten Oost-Brabant;
  • Schäfer Notarissen;
  • LEV Groep;
  • Omroepvereniging VPRO;
  • Follow the Money, en
  • Waagmeesters Bedrijfsadvies.
8.8.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere keer dat de betreffende persoon niet aan de in 8.7. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
8.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
8.10.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
8.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie
8.12.
verklaart [gedaagden] niet ontvankelijk in hun vorderingen;
8.13.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Diebels en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2023.

Voetnoten

1.HR 24 juni 1983, NJ 1984/801.