ECLI:NL:RBOBR:2023:5278

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
01/189684-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van dagvaarding en opheffing van voorlopige hechtenis wegens niet rechtsgeldige uitreiking

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 2 november 2023 uitspraak gedaan over de geldigheid van de dagvaarding van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding nietig was, omdat deze niet op de wettelijk voorgeschreven wijze aan de verdachte was betekend. De verdachte was gedetineerd en had geweigerd de dagvaarding in ontvangst te nemen. De rechtbank stelde vast dat, hoewel op de akte van uitreiking was aangekruist dat de dagvaarding was uitgereikt, er met de hand was genoteerd dat de verdachte niets wilde ontvangen. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat er geen rechtsgeldige uitreiking had plaatsgevonden, wat in lijn is met de jurisprudentie van de Hoge Raad.

De verdachte was op 31 juli 2023 in verzekering gesteld en verbleef sinds 1 augustus 2023 in voorlopige hechtenis. Aangezien de dagvaarding nietig werd verklaard, kon er geen vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel aan de verdachte worden opgelegd. De rechtbank hief daarom het bevel tot voorlopige hechtenis op, omdat de voorwaarden voor het in stand houden van de voorlopige hechtenis niet meer van toepassing waren. De rechtbank benadrukte dat de uitzondering voor ernstige misdrijven niet van toepassing was, aangezien de tenlastelegging betrof diefstal en vernieling, waarvoor lagere straffen gelden.

De uitspraak van de rechtbank omvatte de verklaring van de nietigheid van de dagvaarding en de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis. Deze beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is op schrift gesteld door de griffiers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.189684.23
Datum uitspraak: 2 november 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1991] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, eikenlaan 36.
Deze zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 september 2023.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 juni 2023 te Uden, gemeente Maashorst één of meer goederen uit een snoepautomaat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juni 2023 te Uden, gemeente Maashorst opzettelijk en wederrechtelijk een snoepautomaat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

De geldigheid van de dagvaarding.

De rechtbank verklaart de dagvaarding van de verdachte nietig, aangezien deze niet op de bij de wet voorgeschreven wijze aan de verdachte is betekend en de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen.
De rechtbank stelt vast dat op de akte van uitreiking van de dagvaarding weliswaar is aangekruist dat de brief aan de gedetineerde verdachte is uitgereikt, maar dat op die akte tevens met de hand is geschreven dat de verdachte niets in ontvangst wil nemen. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de weigering van een verdachte om een dagvaarding in ontvangst te willen nemen, niet gelijk is aan het niet willen tekenen voor het ontvangen van de dagvaarding. [1] Naar het oordeel van de rechtbank leidt het voorgaande ertoe dat er in de onderhavige zaak geen rechtsgeldige uitreiking van de dagvaarding heeft plaatsgevonden. Een OM-betekening was naar aanleiding hiervan aangewezen, maar deze heeft niet plaatsgevonden.

Voorlopige hechtenis

Verdachte is op 31 juli 2023 in verzekering gesteld en verblijft sinds 1 augustus 2023 in voorlopige hechtenis. De rechtbank verklaart de dagvaarding nietig. Aan verdachte wordt daardoor ter zake van het feit waarvoor het bevel tot voorlopige hechtenis is verleend geen vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel opgelegd. Artikel 72, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering schrijft voor dat in dat geval het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven, tenzij de uitzondering van artikel 72, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering van toepassing is. Als de rechtbank de dagvaarding nietig verklaart, kan zij bepalen dat het bevel tot voorlopige hechtenis nog maximaal dertig dagen van kracht is, maar dat kan alleen als dat bevel is gegeven in geval van verdenking van een misdrijf waarop acht jaar of meer gevangenisstraf staat. In dit geval gaat het primair om diefstal, subsidiair vernieling. Daarop staat een maximale gevangenisstraf van vier respectievelijk twee jaar. De uitzondering is daarom niet van toepassing. De rechtbank heft het bevel tot voorlopige hechtenis op. Deze beslissing is ook afzonderlijk op schrift gesteld.

De uitspraak.

De rechtbank:
- verklaart de dagvaarding van de verdachte nietig;
- heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.B.H. Hebbink, voorzitter,
mr. M.J.M.A. van der Put en mr. T. Kraniotis, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers en mr. L.A.P.H. Kirkels, griffiers,
en is uitgesproken op 2 november 2023.