ECLI:NL:RBOBR:2023:5243

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
22/3109
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische situatie in het kader van de Wet WIA

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 2 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV behandeld. Eiseres, die sinds 2016 ziek is, heeft een WIA-uitkering aangevraagd die per 7 december 2020 niet gewijzigd zou worden, met een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 37,24%. Na bezwaar heeft het UWV deze mate van arbeidsongeschiktheid verhoogd naar 41,07%. Eiseres is het niet eens met deze beslissing en stelt dat haar beperkingen niet correct zijn beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de medische situatie van eiseres op de relevante datum correct is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat eiseres op 7 december 2020 voor 41,07% arbeidsongeschikt is en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk en haar verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/3109

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.E.E. Vollebregt),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.W.G. Bombeeck).

Inleiding

Het UWV heeft bij besluit van 14 april 2022 bepaald dat de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiseres per 7 december 2020 niet wijzigt, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 37,24%.
Het UWV heeft het bezwaar tegen dit besluit gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 41,07%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 3 november 2022.
De ex-)werkgever heeft verklaard om niet als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. De (ex-)werkgever wil wel een kopie van de uitspraak ontvangen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar (ex-)werkgever. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de (ex-)werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als accountant assistent voor 28,14 uur per week. Op 28 september 2016 heeft zij zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Na de wachttijd van 104 weken bleek eiseres 36,52% arbeidsongeschikt. Per 26 september 2018 is een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend. Eiseres is bij de (ex-)werkgever blijven werken in aangepast werk voor minder uren per week. Vanaf 26 december 2020 ontvangt eiseres een loonaanvullingsuitkering.
2. Op 7 december 2020 meldde eiseres zich ziek voor het aangepaste werk. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 7 december 2020 voor 41,07% arbeidsongeschikt is.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 25 oktober 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 25 oktober 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 31 oktober 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij verzoekt om hetgeen in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Verder stelt eiseres dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven omdat zij in bezwaar niet is gezien op een spreekuur. De verzekeringsarts B&B heeft daar op eigen initiatief van afgezien. Terwijl eiseres beargumenteerd van mening is dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts is aangenomen. Gelet op haar klachten en beperkingen is zij niet in staat om de geselecteerde functies te verrichten. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres (medische) informatie ingediend van haar behandelaren en de arbodienst. Ook heeft eiseres een rapport van een arts [1] van het UWV van 8 juni 2023 ingediend dat is opgesteld naar aanleiding van een melding van toegenomen klachten per 27 januari 2023.
7. Eiseres verzoekt de rechtbank om het UWV te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres 41,07% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 7 december 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 7 december 2020 voor 41,07% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is een spreekuurcontact in de bezwaarfase niet vereist als in de primaire fase een spreekuurcontact heeft plaatsgevonden met een verzekeringsarts. [2] Eiseres is in de primaire fase op spreekuur geweest bij een verzekeringsarts, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Zij stelt in het rapport van 25 oktober 2022 dat de heroverweging in bezwaar op de stukken kan worden afgehandeld omdat de verzekeringsarts op het spreekuur de claimklachten heeft uitgevraagd en onderzocht, een onderzoek ver na de datum in geding voegt volgens de verzekeringsarts B&B niets toe. Daarbij heeft eiseres volgens de verzekeringsarts B&B in het bezwaarschrift helder verwoord wat ze bij bepaalde belasting ervaart. Daarin zijn geen onduidelijkheden. De rechtbank kan dit volgen. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
13. Eiseres is van mening dat zij meer beperkt is dan door het UWV is aangenomen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij medische informatie ingediend van haar behandelaren. In het rapport van 13 juni 2023 heeft de verzekeringsarts B&B op deze informatie gereageerd. Hij komt tot de conclusie dat het (aanvullend) beroepschrift met onderliggende stukken geen aanleiding geeft om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. Hierbij stelt de verzekeringsarts B&B dat een aantal medische stukken van (ver) voor de datum in geding zijn, een aantal (ver) na de datum in geding en een aantal die als brondocumenten kunnen worden beschouwd voor de medische situatie rondom de datum in geding. De medische informatie van voor en van na de datum in geding kan volgens de verzekeringsarts B&B het beloop schetsen van bestaande aandoeningen en het ontstaan van eventuele nieuwe aandoeningen. Op basis van deze brondocumenten komt de verzekeringsarts B&B tot de conclusie dat er geen aanleiding is om de FML te wijzigen. De rechtbank kan dit volgen. Het door eiseres ingediende rapport van 8 juni 2023 maakt dit niet anders. In het verweerschrift van 26 september 2023 stelt het UWV dat het rapport is opgesteld naar aanleiding van een melding van toegenomen klachten vanaf 27 januari 2023. Naar aanleiding van dit medisch onderzoek en een arbeidskundig onderzoek is eiseres per 27 januari 2023 een IVA-uitkering [3] toegekend. Het UWV merkt op dat de informatie van de behandelaar van eiseres, waarnaar in het rapport van 8 juni 2023 wordt verwezen, bekend was bij de verzekeringsarts B&B. Deze informatie heeft de verzekeringsarts B&B geen aanleiding gegeven om de belastbaarheid op de datum in geding van 7 december 2020 te wijzigen. Het UWV verwijst hierbij naar het rapport van 13 juni 2023. De rechtbank merkt op dat de verzekeringsarts B&B in dit rapport heeft gesteld dat de informatie uit 2023 niet toepasbaar is op datum in geding. De verzekeringsarts B&B heeft deze informatie dan ook gepasseerd omdat een melding van verslechtering gezondheid tot de mogelijkheden behoort.
14. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 7 december 2020 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
15. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
16. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 7 december 2020 met de middelste van de drie geduide functies 58,93% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 41,07% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht besloten dat eiseres per 7 december 2020 voor 41,07% arbeidsongeschikt is.
18. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, komt de rechtbank niet toe aan haar verzoek om schadevergoeding in de vorm van de wettelijke rente en worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 2 november 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Het rapport is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
2.Zie onder andere de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
3.Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten.