Uitspraak
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
2.De feiten
in 2 termijnen de openstaande schuld van € 35.100 gaat betalen.
“Zoals je weet zijn we van plan het pand te verkopen en zoals het er nu uitziet gaat dat deze maand gebeuren. …
“Bedankt voor uw bericht, ik heb op 28 september 20,00€ overgemaakt naar op jouw rekening. Met corona moet ik en je samen risico, Rest openstaand factuur van jouw risico.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
“ [eisers] zullen na de betaling van de eerste termijn (€20.000) de 3 maanden huurwaarborg storten te waarde van € 18.600”niet wordt gevolgd. De uitleg dat [eisers] de 3 maanden huurwaarborg van € 18.600,-- zou betalen aan [gedaagde] sluit niet aan bij de correspondentie die aan de vaststellingsovereenkomst vooraf is gegaan en ook niet bij de correspondentie die daarna volgde. In dit verband wordt verwezen naar de e-mail aan [gedaagde] van 9 januari 2022, waarin [eisers] schrijft:
“Zoals je weet zouden wij 3 maanden huur in de huurwaarborg pot storten zodat jij 2 maanden borg kon gebruiken om een deel van de achterstallige huur in te lossen.”
"Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 2% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van €300,00 per maand."