ECLI:NL:RBOBR:2023:5

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
C/01/365272 / HA ZA 20-795
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en eigendom van informele verenigingen in het kader van grensoverschrijdend gedrag

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om een geschil tussen verschillende stichtingen en verenigingen die zich inzetten voor kinderen met een beperking. De eiser, [eiser sub 1], heeft een vordering ingesteld tegen KansPlus c.s. naar aanleiding van beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de clubs, waaronder Club Sam, De Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes, als informele verenigingen moeten worden beschouwd. Dit betekent dat zij zelfstandig opereren en recht hebben op hun eigen vermogen. De rechtbank oordeelt dat de gelden op de bankrekeningen van deze clubs toebehoren aan de clubs zelf en dat de overdracht van deze gelden aan de door [eiser sub 1] opgerichte stichtingen rechtsgeldig is geweest. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat KansPlus c.s. onrechtmatig heeft gehandeld door [eiser sub 1] te beschuldigen van ongepast gedrag zonder voldoende grond. De rechtbank heeft de vorderingen van [eisers] in conventie grotendeels toegewezen, terwijl de vorderingen van KansPlus c.s. in reconventie zijn afgewezen. De zaak is complex en raakt aan belangrijke juridische vragen over de status van informele verenigingen en de gevolgen van beschuldigingen van onrechtmatig handelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/365272 / HA ZA 20-795
Vonnis van 4 januari 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TIKKIE ANDERS ZORGKANTOOR B.V.,
gevestigd te Venray,
3. de stichting
STICHTING ALLSTARZ - VOOR BIJZONDERE KINDEREN,
gevestigd te Nuenen,
4. de stichting
STICHTING ALLSTARZ - VOOR BROERTJES EN ZUSJES,
gevestigd te Nuenen,
5. de stichting
STICHTING ALLSTARZ - UNIEKE VAKANTIES,
gevestigd te Nuenen,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. T. Mimpen te Eindhoven,
tegen
1. de vereniging
KANSPLUS,
gevestigd te Utrecht,
2. de vereniging
PHILADELPHIA-SIEN, PROTESTANTS CHRISTELIJKE VERENIGING VOOR MENSEN MET EEN VERSTANDELIJKE HANDICAP, HUN OUDERS, FAMILIE EN VRIENDEN,
gevestigd te Nijkerk,
3. de stichting
STICHTING HET STRUIKSKE,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. H.A.E. van Soest te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna gezamenlijk (in enkelvoud) [eisers] en KansPlus c.s. genoemd worden. Ieder afzonderlijk zullen partijen worden genoemd: [eiser sub 1] , Tikkie Anders, Voor bijzondere kinderen, Voor broertjes en zusjes, Unieke vakanties, KansPlus, Sien en Het Struikske.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 27 oktober 2021 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van [eisers] met bijlagen 57-73;
  • de akte van KansPlus c.s. met bijlagen 50-53;
  • de antwoordakte van [eisers] met bijlagen 74-84;
  • de akte van KansPlus c.s. met bijlage 54;
  • de antwoordakte van [eisers] met bijlagen 85-89;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 februari 2022;
  • het proces-verbaal van de gedeeltelijk regeling die partijen getroffen hebben tijdens de mondelinge behandeling van 4 februari 2022;
  • bij brief van 26 oktober 2022 heeft de rechtbank aangekondigd dat er vanwege een langere periode van afwezigheid van mr. Boekhorst een rechterswissel zal plaatsvinden en zijn partijen in de gelegenheid gesteld een nieuwe mondelinge behandeling te verzoeken. Van deze mogelijkheid hebben partijen geen gebruik gemaakt. Bij brief van 14 december 2022 heeft de rechtbank de rechterswissel aan partijen bevestigd.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In deze zaak staan naast partijen [eisers] en KansPlus c.s., ook Club Sam, De Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes centraal (hierna ook aangeduid als: de clubs).
2.2.
Club Sam is een activiteitenclub waar op zaterdagmiddag activiteiten worden georganiseerd voor kinderen met een beperking. De Brusjesclub is een activiteitenclub voor de broertjes en zusjes van kinderen met een beperking. Bij Op vakantie met je vriendjes worden vakanties voor kinderen met een beperking georganiseerd.
2.3.
KansPlus en Sien zijn landelijke belangennetwerken voor mensen met een verstandelijke beperking. Het Struikske is gericht op het organiseren van vrijetijds- en ontspanningsactiviteiten voor mensen met een beperking. Het Struikske legt verantwoordelijkheid af aan KansPlus en Sien. In 2008 hebben KansPlus, Sien en Het Struikske afspraken over hun samenwerking vastgelegd in een convenant.
2.4.
Club Sam is opgericht door mevrouw [A] (hierna: [A] ). [B] werd vervolgens coördinator van deze club. Later heeft de heer [C] (hierna: [C] ) haar werkzaamheden overgenomen en is hij coördinator van de club geworden.
2.5.
[eiser sub 1] is jarenlang actief geweest binnen Club Sam, De Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes. In eerste instantie als vrijwilliger binnen Club Sam, vervolgens als assistent coördinator binnen Club Sam en in 2011 is hij coördinator geworden van Club Sam en later ook van De Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes.
2.6.
Het Struikske heeft voor alle drie de clubs een “inzake”-bankrekening geopend. [eiser sub 1] en de penningmeesters van de betreffende clubs hadden ieder een machtiging voor die rekeningen.
2.7.
Het Struikske vroeg voor alle drie de clubs subsidies aan bij de betrokken gemeentes en stortte (een deel van) de subsidiegelden op de “inzake”-bankrekeningen van de clubs.
2.8.
In december 2019 werd KansPlus c.s. geconfronteerd met onder andere een melding van mevrouw [D] (hierna: [D] ), waarbij [eiser sub 1] beschuldigd werd van grensoverschrijdend seksueel gedrag.
2.9.
Op 21 december 2019 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser sub 1] en de bestuursleden van KansPlus. Besloten is om [eiser sub 1] in afwachting van nader onderzoek op non-actief te stellen vanwege de meldingen die bij KansPlus waren binnengekomen. Dat heeft KansPlus hem op 24 december 2019 schriftelijk bericht (prod. 7 bij conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie).
2.10.
Na de op non-actief stelling van [eiser sub 1] is de relatie tussen partijen verslechterd. [eiser sub 1] heeft op 24 januari 2020 drie eigen stichtingen opgericht te weten: Voor bijzondere kinderen, Voor broertjes en zusjes en Unieke vakanties.
2.11.
KansPlus heeft een externe klachtencommissie (hierna: EKC) ingeschakeld om onderzoek te doen naar de meldingen.
2.12.
Op 6 januari 2020 is er een e-mail verstuurd door KansPlus c.s. waarin aan de ouders van de kinderen die lid zijn van de clubs en aan de vrijwilligers wordt medegedeeld wat er speelt rondom de persoon van [eiser sub 1] .
2.13.
KansPlus c.s. heeft op 27 januari 2020 een tweetal bijeenkomsten georganiseerd, een voor de ouders en een voor de vrijwilligers van de clubs. [eiser sub 1] was bij deze bijeenkomsten niet aanwezig.
2.14.
[eiser sub 1] heeft op 2 maart 2020 de banktegoeden op de “inzake”-bankrekeningen van de drie clubs (in totaal een bedrag van € 18.600,00) overgeboekt naar de bankrekeningen van Voor bijzondere kinderen, Voor broertjes en zusjes en Unieke vakanties.
2.15.
Op 28 april 2020 heeft EKC een rapport uitgebracht naar aanleiding van het
onderzoek dat zij verricht heeft. [eiser sub 1] heeft niet meegewerkt aan dit onderzoek.
2.16.
Per e-mail van 1 mei 2020 heeft KansPlus c.s. ouders en vrijwilligers betrokken bij de clubs op de hoogte gebracht van de uitkomst van het onderzoek door EKC.
2.17.
In oktober 2020 heeft KansPlus c.s. (mede) namens [D] aangifte gedaan tegen [eiser sub 1] wegens seksueel misbruik, belediging, smaad en laster. Deze zaak is op 22 april 2021 geseponeerd door het Openbaar Ministerie.
2.18.
Op 5 mei 2021 is er een krantenartikel in het Eindhovens Dagblad verschenen met als titel “Geen vervolging oud-boegbeeld Club Sam in Nuenen; aangifte wegens seksueel misbruik geseponeerd”. In dit krantenartikel wordt geciteerd uit de sepotbrief van het openbaar ministerie.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers] vordert, na wijziging van eis ter zitting, bij vonnis zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
 Voor recht te verklaren dat het vonnis in kort geding, op 26 mei 2020 onder rolnummer C/01/355221 tussen partijen gewezen, op onjuiste gronden is gewezen;
 KansPlus c.s. te veroordelen aan [eisers] alle schade te vergoeden die [eisers] door executie van het kort geding vonnis heeft geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag dat de betreffende schade is geleden subsidiair vanaf heden, primair waar het alle executiemaatregelen betreft, subsidiair waar het de executiemaatregelen betreft die blijkens het vonnis in kort geding van 17 juli 2020 ten onrechte zijn genomen;
 KansPlus c.s. te veroordelen aan [eisers] terug te betalen het bedrag van
€ 18.662,00 verhoogd met wettelijke rente vanaf 30 juni 2020, althans vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling;
 Voor recht te verklaren dat de informele verenigingen Club Sam, De Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes eigenaar waren van het aan de betreffende informele vereniging toekomende vermogen en overdracht daarvan aan de stichtingen Voor bijzondere kinderen, Voor broertjes en zusjes en Unieke Vakanties, rechtsgeldig is geweest, primair voor het gehele vermogen, subsidiair voor het percentage dat overeenstemt met het aantal leden van die informele vereniging dat zich bij de betreffende stichting heeft aangesloten, te weten 32/35e bij Voor bijzondere kinderen en 100% bij Voor broertjes en zusjes en Unieke Vakanties;
 KansPlus c.s. te veroordelen aan Voor bijzondere kinderen een bedrag te betalen van € 3.840,00 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele betaling;
 Voor recht te verklaren dat Kansplus c.s. onrechtmatig heeft gehandeld door [eiser sub 1] te beschuldigen van enig ongepast handelen jegens [D] of enige andere persoon;
 KansPlus c.s. te verbieden [eiser sub 1] , Voor bijzondere kinderen, Voor broertjes en zusjes of Unieke Vakanties op enigerlei wijze te beschuldigen van enig ongepast handelen jegens [D] of enige andere persoon of zich op welke andere wijze dan ook onrechtmatig over [eiser sub 1] , Voor bijzondere kinderen, Voor broertjes en zusjes en Unieke Vakanties uit te laten, waaronder begrepen het doen van smadelijke, lasterlijke of nodeloos grievende uitlatingen over hen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of dagdeel dat in strijd met het in deze te wijzen vonnis wordt gehandeld, met een maximum van € 250.000,00 per entiteit;
 KansPlus c.s. hoofdelijk te veroordelen aan [eisers] alle schade te vergoeden die hij reeds geleden heeft en/of nog zal lijden als gevolg van het hiervoor bedoelde onrechtmatig handelen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag waarop de schade is geleden, subsidiair vanaf heden tot aan de dag van algehele betaling;
 KansPlus c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding in conventie, vermeerderd met de thans reeds te begroten nakosten en met wettelijke rente vanaf 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis.
3.2.
KansPlus c.s. voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
KansPlus c.s. vordert, na wijziging van eis ter zitting, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A. een verklaring voor recht uit te spreken dat Club Sam, De Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes primair eigendom zijn van, subsidiair toebehoren aan, KansPlus c.s.,
B. [eisers] hoofdelijk te veroordelen tot het overhandigen van de volledige ledenadministratie (inclusief de VOG-verklaringen), de persoonsgegevens, de financiële administratie, de (e-mail) correspondentie en alles wat verder behoort tot de administratie van de Op vakantie met je vriendjes, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of een deel van een dag dat [eisers] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
C. [eisers] hoofdelijk te veroordelen tot het overhandigen van de ontbrekende delen van de administratie, bestaande uit de ledenadministratie (inclusief de VOG-verklaringen), de persoonsgegevens, de financiële administratie, de (e-mail) correspondentie en alles wat verder behoort tot de administratie van Club Sam en de Brusjesclub, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of een deel van een dag dat [eisers] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
Met veroordeling van [eisers] in de kosten van dit geding.
3.5.
[eisers] concludeert tot afwijzing van de vorderingen in reconventie.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie zullen vanwege hun samenhang gezamenlijk behandeld worden.
Onjuiste gronden kort geding vonnis
4.2.
[eisers] heeft een verklaring voor recht gevorderd dat het vonnis in kort geding, dat op 26 mei 2020 onder rolnummer C/01/355221 tussen partijen is gewezen (hierna: het kort geding vonnis), op onjuiste gronden is gewezen. [eisers] heeft daartoe aangevoerd dat er in de kort geding procedure ten onrechte is miskend dat de clubs als informele verenigingen kwalificeren. KansPlus c.s. heeft hier tegen ingebracht dat deze verklaring voor recht niet afgegeven kan worden, omdat het kort geding vonnis allereerst wel degelijk op juiste gronden is gewezen en bovendien [eisers] geen hoger beroep heeft ingesteld.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat [eisers] geen hoger beroep heeft ingesteld tegen het voornoemde kort geding vonnis. In deze procedure worden de stellingen en geschilpunten die partijen in deze procedure naar voren hebben gebracht beoordeeld in het licht van de ingestelde vorderingen. Hoewel dat oordeel verband zal houden met de rechtsgevolgen van een eerder in hetzelfde geschil gewezen kort geding vonnis, is voor de beoordeling van de gronden van het kort geding vonnis in deze procedure geen plaats. Dat zou in strijd zijn met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, onderhavige procedure betreft geen hoger beroepsprocedure. De gevorderde verklaring voor recht is daarom niet toewijsbaar.
Schadevergoeding wegens executie kort geding vonnissen
4.4.
[eisers] vordert veroordeling van KansPlus c.s. tot het vergoeden van alle schade die [eisers] door de executie van het kort geding vonnis heeft geleden, een en ander nader op te maken bij staat. [eisers] heeft aangevoerd dat hij door de beslaglegging door KansPlus c.s. schade heeft geleden. Deze schade bestaat volgens [eisers] uit de geïncasseerde dwangsommen en de in rekening gebrachte beslagkosten. KansPlus c.s. voert aan dat er geen reden is om tot vergoeding van enige schade over te gaan. Zij heeft de beslagen gelegd omdat [eisers] niet voldaan had aan het kort geding vonnis waardoor er dwangsommen verbeurd zijn.
4.5.
Uit de stellingen van partijen leidt de rechtbank af dat de beslagen waarop de vordering van [eisers] ziet (enkel) gelegd zijn in verband met verbeurde dwangsommen. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling op 14 januari 2022 een regeling getroffen waarmee zij hun geschil op diverse punten geregeld hebben. Onderdeel van deze regeling zijn de beslagkosten en de dwangsommen geïnd door KansPlus c.s.
Dat er door [eisers] (mogelijk) meer schade is of kan zijn geleden door de executie van het kort geding vonnis dan waarvoor partijen de regeling hebben gesloten, is gesteld noch gebleken.
Voor zover [eisers] de vordering niet heeft ingetrokken bij gelegenheid van de regeling, zal de vordering daarom worden afgewezen.
Informele verenigingen
4.6.
Of de vorderingen van [eisers] onder gedachtestreepje 3, 4 en 5 en de vorderingen in reconventie al dan niet toegewezen kunnen worden, is onder meer afhankelijk van het antwoord op de vraag of de clubs gezien moeten worden als informele verenigingen. [eisers] heeft aangevoerd dat de clubs voldoen aan de eisen die de Hoge Raad geformuleerd heeft in het Bandidos-arrest (Hoge Raad 24 april 2020 ECLI:NL:HR:2020:797). Volgens [eisers] hadden de clubs een “clubhuis”, waren er separate bijeenkomsten, hadden de clubs leden die contributie betaalden, waren er vaste regels of gebruiken, separate bankrekeningen, was er een coördinator en was er tot op zekere hoogte ledeninspraak. De clubs maakten geen onderdeel uit van Het Struikske. Slechts voor de administratie van hun gelden maakten de clubs gebruik van Het Struikske. Het Struikske is dan ook geen eigenaar van de gelden die op de bankrekeningen van de clubs stonden. Het Struikske was slechts houder van de gelden, dit volgt ook uit de tenaamstelling van de rekeningen. Aldus [eisers]
Volgens KansPlus c.s. is er niet voldaan aan de basisvereisten voor het ontstaan van een informele vereniging. De clubs waren geen zelfstandige lichamen die als zodanig deelnamen aan het rechtsverkeer, aldus KansPlus c.s. Zij hebben steeds onder de paraplu van de bestuurlijke samenwerking tussen KansPlus/Sien en in samenwerking met Het Struikske voor de beheerstaken geopereerd. De volgende omstandigheden maken volgens KansPlus c.s. dat er geen sprake was van zelfstandig opererende lichamen; de bankrekeningen zijn door Het Struikske geopend, huurovereenkomsten werden door Het Struikske afgesloten, er werd financiële verantwoording afgelegd aan Het Struikske, [eiser sub 1] was coördinator van de clubs en geen bestuurder, de ouders maakten de contributie over op de rekening van Het Struikske en de zorgcontracten die nodig waren voor het aanwenden van de PGB-budgetten werden door Het Struikske getekend.
4.7.
Bij de beantwoording van de vraag of de clubs als informele vereniging gezien moeten worden neemt de rechtbank het volgende als uitgangspunt. Een vereniging kan ontstaan door oprichting bij notariële akte, maar ook op andere wijze. In dat laatste geval wordt vaak gesproken over een informele vereniging. Voor het bestaan van een informele vereniging is niet noodzakelijk dat er een rechtshandeling is verricht waarbij zij is opgericht. Ook is niet noodzakelijk dat het doen ontstaan van een rechtspersoon door de samenwerkenden uitdrukkelijk is gewild. Voor het ontstaan van een informele vereniging is vereist dat er een zelfstandig lichaam is dat als zodanig deelneemt aan het rechtsverkeer, dat leden heeft en dat gericht is op een bepaald doel. Dit veronderstelt enig organisatorisch verband. Of in een concreet geval sprake is van dit organisatorisch verband, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Volgens de Hoge Raad kunnen dergelijke omstandigheden zijn dat er min of meer vaste regels of gebruiken zijn, dat een of meer leden coördinerende taken vervullen ten behoeve van het zelfstandige lichaam, dat er ledeninspraak is, dat gelden worden ingezameld of contributie wordt geheven, dat een bankrekening wordt aangehouden op naam van het zelfstandige lichaam of dat er een gemeenschappelijke kas is. Daarbij is nog opgemerkt dat aan het bestaan van een informele vereniging niet te zware eisen gesteld moeten worden (zie rechtsoverweging 3.4.1. van voornoemd Bandidos-arrest).
4.8.
De rechtbank is, gelet op voornoemd toetsingskader, van oordeel dat Club Sam gezien moet worden als een informele vereniging. Hiervoor is het volgende redengevend. Partijen zijn het erover eens dat Club Sam is opgericht door [A] . Hoewel [A] wel enige band had met KansPlus - zij was secretaris van VOGG (de rechtsvoorganger van KansPlus) - blijkt verder uit de stellingen van partijen dat KansPlus geen inhoudelijke bemoeienis had met Club Sam. Club Sam functioneerde zelfstandig en trad zo ook naar buiten toe op. Club Sam organiseerde zelf activiteiten, namelijk op zaterdagmiddag voor gehandicapte kinderen. Ook werden er bijeenkomsten georganiseerd voor de ouders en vrijwilligers. [eiser sub 1] heeft ter zitting toegelicht dat er vier keer per jaar een bijeenkomst georganiseerd werd. Door KansPlus c.s. is dit niet gemotiveerd weersproken. Tussen partijen staat verder niet ter discussie dat Club Sam een eigen coördinator en penningmeester had. KansPlus c.s. heeft ter zitting erkend dat zij geen enkele bemoeienis had bij de benoeming van een nieuwe coördinator of van (mogelijke) bestuursleden. De opvolgers werden door Club Sam zelf aangedragen en aangesteld. Club Sam had eigen leden en hield zelf ledenlijsten bij. De leden werden elk jaar door de penningmeester van Club Sam aangeschreven voor de betaling van contributie. De hoogte van de contributie werd door Club Sam zelf bepaald.. Daarnaast blijkt uit de stukken dat Club Sam zelf contracten sloot op haar eigen naam. Dit geldt bijvoorbeeld voor de huurovereenkomst van de gebruiksruimte (productie 57 [eisers] ), de huurovereenkomsten van vakantieverblijven (productie 59 en productie 60 [eisers] ) en huurovereenkomsten met betrekking tot auto’s (productie 64 [eisers] ). Dat KansPlus c.s. zoals zij stelt de huurovereenkomsten afsloot, is nergens uit gebleken.
Wat betreft de Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes geldt ook, gelet op voornoemd toetsingskader, dat zij gezien moeten worden als zelfstandige lichamen die als zodanig deelnemen aan het rechtsverkeer, die leden hebben en gericht zijn op een bepaald doel. Ook zij organiseerden zelf activiteiten, namelijk voor de broertjes en zusjes van gehandicapte kinderen en vakanties voor gehandicapte kinderen. Ook de Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes kenden een coördinator en een penningmeester. Ook hier geldt dat er geen bemoeienis van KansPlus c.s. was met de benoeming daarvan. De Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes hielden ook zelf een ledenadministratie bij en de leden betaalden contributie.
Verder geldt voor alle clubs dat weliswaar Het Struikske bankrekeningen heeft geopend, maar wel voor elke club afzonderlijk een “inzake”-bankrekening op naam van de clubs. Naar eigen zeggen stortte Het Struikske daarop alleen de subsidies, die zij bij de betrokken gemeentes aanvroeg conform haar eigen taak, en deed zij verder niks met de rekeningen. Daarover beschikten de clubs zelfstandig. Desgevraagd heeft KansPlus c.s. niet kunnen aangeven dat de saldi van de bankrekeningen verantwoord werden op de balans van Het Struikske. De rechtbank volgt dan ook [eisers] in de stelling dat de gelden toebehoorden aan de clubs. Ook dit draagt bij aan het oordeel dat de clubs zelfstandig opereerden en aangemerkt moeten worden als zelfstandige verenigingen.
4.9.
KansPlus c.s. heeft gewezen op het op 1 december 2008 door KansPlus, Sien en Het Struikske ondertekende convenant (productie 7 [eisers] ). Volgens haar volgt hieruit dat de clubs niet zelfstandig opereerden maar vielen onder de bestuurlijke samenwerking KansPlus/Sien. [eisers] heeft onder meer de echtheid van dit convenant bestreden.
Wat er ook zij van dit laatste verweer van [eisers] , de rechtbank is van oordeel dat uit het convenant niet volgt dat de clubs werden bestuurd door KansPlus c.s. De clubs zijn geen partij bij het convenant en uit de inhoud van het convenant blijkt ook niet dat de clubs onder de reikwijdte van het convenant vallen. Zo is er bijvoorbeeld geen lijst opgenomen bij het convenant waaruit blijkt welke activiteiten onder de bestuurlijke samenwerking van het convenant zouden vallen. De conclusie is dan ook dat er geen verband te leggen is tussen de clubs en de samenwerking tussen KansPlus, Sien en Het Struikske die vastgelegd is in het convenant. Het verweer van KansPlus c.s. wordt daarom gepasseerd. Aan Kansplus c.s. kan worden toegegeven dat zij met betrekking tot de clubs werkzaamheden verrichtte, zoals het doen van subsidieaanvragen bij de gemeente, het open van bankrekeningen op naam van de clubs en het aangaan van zorgcontracten, maar daaruit vloeit nog niet voort dat de clubs geen zelfstandige informele verenigingen waren en slechts onder de paraplu van KansPlus c.s. functioneerden. Daarvoor was de organisatorische zelfstandigheid van de clubs, die ook als zelfstandig opererend lichaam naar buiten traden, te groot.
Tussenconclusie
4.10.
Gelet op het voorgaande moeten de clubs gezien worden als informele verenigingen. De gevolgen daarvan voor de vorderingen van partijen zullen hierna besproken worden.
Vorderingen [eisers] in het kader van informele verenigingen
4.11.
[eisers] vordert voor recht te verklaren dat de informele verenigingen Club Sam, De Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes eigenaar waren van het aan de betreffende informele vereniging toekomende vermogen en dat de overdracht daarvan aan Voor bijzondere kinderen, Voor broertjes en zusjes en Unieke Vakanties, rechtsgeldig is geweest. [eisers] stelt primair dat het vermogen van de informele verenigingen aan die verenigingen zelf toekwam. Hij stelt dat [eiser sub 1] als coördinator van de clubs bevoegd was om over de gelden beschikken en deze over te boeken naar de bankrekeningen van de door hem nieuw opgerichte stichtingen.
4.11.1.
De rechtbank begrijpt uit de stellingen van [eisers] dat [eisers] met de term vermogen niet alleen doelt op de gelden op de bankrekeningen van de clubs, maar ook op de overige bezittingen van de clubs. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling een regeling getroffen ten aanzien van de websites en roerende zaken van de clubs. Voor zover de gevorderde verklaring voor recht ziet op dit deel van het vermogen van de clubs, behoeft dit daarom geen inhoudelijke beoordeling en beslissing meer.
4.11.2.
Vast is komen te staan dat de drie clubs informele verenigingen waren. Waar het tussen partijen nog om gaat is de vraag aan wie het vermogen op de “inzake-bankrekeningen” van de clubs toebehoorde en of dit door [eiser sub 1] rechtsgeldig kon worden overdragen.
4.11.3.
De rechtbank is van oordeel dat het vermogen op de “inzake-bankrekeningen” toebehoorde aan de informele verenigingen Club Sam, De Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes. Hoewel vaststaat dat die bankrekeningen zijn geopend door Het Struikske, blijkt uit het feit dat het gaat om “inzake-bankrekeningen” dat het geld daarop door Het Struikske voor een ander, en wel voor de specifieke clubs, werd gehouden. Het Struikse heeft ook nooit zelf over enig saldo op die rekeningen beschikt. Zij heeft daarop alleen subsidiegelden gestort die voor die clubs bestemd waren. In de verhouding tussen partijen heeft het Struikske zich niet als eigenaar van de gelden gemanifesteerd. Er is ook niet gebleken dat Het Struikske de gelden verantwoord heeft op haar eigen balans.
In de rechtsverhouding tussen [eiser sub 1] en KansPlus c.s. kan in het midden blijven waarop exact de bevoegdheid van [eiser sub 1] gebaseerd is om overboekingen naar andere clubs te doen. Nu KansPlus c.s. geen aanspraak kan maken op de gelden, moeten de overboekingen in die rechtsverhouding als rechtsgeldig worden gezien.
4.11.4.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank voor recht verklaren dat Club Sam, De Brusjesclub en Op vakantie met je vriendjes informele verenigingen waren met een eigen vermogen dat bestaan heeft uit de banktegoeden op de “inzake-bankrekeningen” geopend door Het Struikske en dat de overdracht van het volledige vermogen aan Voor bijzondere kinderen, Voor broertjes en zusjes en Unieke Vakanties, rechtsgeldig is geweest.
4.12.
Verder vordert [eisers] KansPlus c.s. te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van € 18.662,00. Door [eiser sub 1] is een bedrag van € 18.600,00 van de “inzake-rekeningen” van de clubs overgeboekt naar de bankrekeningen van Voor bijzondere kinderen, Voor broertjes en zusjes en Unieke vakanties en later als gevolg van het kort geding vonnis van 26 mei 2020 weer terugbetaald aan KansPlus c.s., vermeerderd met een bedrag van € 62,00 aan rente. [eisers] vordert dit bedrag nu weer terug van KansPlus c.s., stellende dat [eiser sub 1] als coördinator van de clubs bevoegd was om over de gelden beschikken en dat het bestuur ermee heeft ingestemd dit over te boeken naar de bankrekeningen van de door hem nieuw opgerichte stichtingen. Gelet op hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 4.11. en verder is geoordeeld zal de vordering van [eisers] tot terugbetaling van een bedrag van € 18.662,00 toegewezen worden. Tegen de gevorderde rente is verder geen verweer gevoerd zodat deze zal worden toegewezen zoals gevorderd door [eisers]
4.13.
[eisers] vordert tot slot veroordeling van KansPlus c.s. tot betaling van
€ 3.840,00 aan Voor bijzondere kinderen. [eisers] onderbouwt dat dit bedrag subsidie betreft die ten behoeve van de bij de informele verenigingen (de clubs) aangesloten kinderen ontvangen is. Nu die kinderen vrijwel allemaal zijn overgegaan als lid van Club Sam naar Voor bijzondere kinderen, komt het bedrag die laatste vereniging toe, aldus [eisers]
In totaal is er een bedrag van € 4.200,00 ontvangen. Omdat drie kinderen niet mee over zijn gegaan naar Voor bijzondere kinderen vordert [eisers] dit bedrag voor 32/35 deel terug, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 3.840,00.
4.13.1.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het is onduidelijk gebleven of deze subsidie daadwerkelijk aangevraagd is en ook of die is uitgekeerd, waardoor onduidelijk is of dit bedrag op de inzake-bankrekening van Club Sam overgemaakt is en aldus onderdeel is geworden van de bedragen die op de betreffende bankrekening stonden, waarover hiervoor reeds is geoordeeld. Daarnaast geldt, veronderstellende wijs er vanuit gaand dat Club Sam (nog) een vordering ter hoogte van dit bedrag had, dat door [eisers] onvoldoende is gesteld om aan te kunnen nemen dat deze vordering is overgegaan op Voor bijzondere kinderen. Dat een groot aantal leden van Club Sam is overgegaan naar Voor bijzondere kinderen brengt niet direct mee dat ook vorderingen van Club Sam zijn overgegaan naar Voor bijzondere kinderen. Deze vordering van [eisers] zal dan ook worden afgewezen.
Vorderingen KansPlus c.s. in het kader van informele verenigingen
4.14.
De vorderingen van KansPlus c.s. in reconventie vinden allemaal hun grondslag in de stelling dat de clubs eigendom zijn van dan wel toebehoren aan KansPlus c.s. Nu geoordeeld is dat de clubs gezien moeten worden als informele verenigingen is de grondslag voor de vorderingen van KansPlus c.s. niet komen vast te staan. Dit brengt met zich dat alle nog resterende vorderingen in reconventie afgewezen zullen worden.
Onrechtmatig handelen KansPlus c.s. en door [eisers] gestelde schade
4.15.
[eisers] vordert een verklaring voor recht dat KansPlus c.s. onrechtmatig heeft gehandeld door [eiser sub 1] te beschuldigen van enig ongepast handelen jegens [D] of enige andere persoon. [eiser sub 1] heeft toegelicht dat sprake is van een onrechtmatige daad omdat hij zonder reële grond door KansPlus c.s. is beschuldigd van ongepast handelen en door KansPlus c.s. bewust in een kwaad daglicht is gesteld. KansPlus c.s. heeft op onrechtmatige wijze mededelingen gedaan aan de ouders en vrijwilligers betrokken bij Club Sam en De Brusjesclub en zij heeft actief contact gezocht met het Eindhovens Dagblad, met het oogmerk om [eiser sub 1] te beschadigen. Op de vraag van de rechtbank aan [eiser sub 1] om meer concreet te duiden wat hij ziet als onrechtmatige handelingen van KansPlus c.s., verwees [eiser sub 1] naar de e-mail van 6 januari 2020 (productie 83 [eisers] ), de bijeenkomsten met ouders en vrijwilligers op 27 januari 2020, de brief van 1 mei 2020 (productie 14 [eisers] ), de bijeenkomst op 22 augustus 2020 en onder andere krantenartikelen in het Eindhovens Dagblad van 8 mei 2020 en 5 mei 2021 (productie 47 KansPlus c.s.).
4.16.
De rechtbank constateert dat [eisers] in zijn algemeenheid de gedragingen/uitlatingen van KansPlus c.s. als ongeoorloofd aanmerkt en daarbij niet expliciet betrekt het toetsingskader waaraan (per gedraging/uitlating) getoetst moet worden. De rechtbank zal daarom eerst kort het kader schetsen aan de hand waarvan de door [eisers] gedragingen/uitlatingen van KansPlus c.s. worden getoetst. Daarbij geldt dat de rechtbank begrijpt dat [eisers] de vordering zo invult dat met enig ongepast handelen seksueel grensoverschrijdend gedrag bedoeld wordt.
4.17.
De vraag of een gedraging/uitlating onrechtmatig is, wordt gelet op artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW) beoordeeld in het kader van wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Of in dat kader in het concrete geval (op onrechtmatige wijze) iemands eer of goede naam wordt aangetast, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Er zal een afweging van de belangen van partijen en van algemene belangen gemaakt moeten worden.
4.18.
Aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad voor een uitlating staat in beginsel vast indien een mededeling feitelijk onjuist is en de degene die de mededeling deed dit wist of het hem kan worden verweten dat hij het niet wist.
4.19.
Openbaarmaking van een feitelijk juiste mededeling of een gedraging daartoe, in de wetenschap dat dit schade zal toebrengen aan een ander, is niet zonder meer onrechtmatig. Dit zal wel onrechtmatig zijn wanneer uit de verdere omstandigheden van het geval volgt dat bij inachtneming tegenover de ander van een behoorlijke maatschappelijke zorgvuldigheid, die wetenschap diegene had behoren te weerhouden van die handeling en/of het doen van die uitlating. Van onrechtmatigheid zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de uitlating of gedraging daartoe in onnodig grievende vorm wordt gedaan of indien degene die de uitlating deed louter uit eigen materieel belang of uit persoonlijke animositeit heeft gehandeld. Bij juiste/ware uitlatingen kan ook een rol spelen welke mate van openbaarheid aan de mededeling is gegeven, of zij gevraagd of ongevraagd is gedaan, of de mededeler haar uit zelfverdediging heeft gedaan of om een derde te behoeden voor een dreigend gevaar, of de naam van degene die het betreft nodeloos bekend is gemaakt of er andere wegen openstonden om het doel van de mededeling (indien op zichzelf geoorloofd) te bereiken.
4.20.
Een rechtvaardigingsgrond voor deze uitlatingen of gedragingen daartoe kan zijn gelegen in het algemeen belang. Van belang zijnde gezichtspunten zijn onder meer de aard van de openbaar gemaakte verdenkingen, de ernst van de daarin gelegen misstand (bezien vanuit het algemeen belang), de ernst van de gevolgen voor de besproken partij, de mate waarin de verdenkingen steun vonden in het ten tijde van de gedraging/uitlating beschikbare feitenmateriaal en de inkleding van de verdenkingen in verhouding tot de hiervoor genoemde factoren.
4.21.
Het algemeen belang is regelmatig gelegen in de vrijheid van meningsuiting. Bij beantwoording van de vraag of een uitlating of gedraging daartoe onrechtmatig is, moet dan ook verder voor ogen gehouden worden dat sprake is van een botsing van grondrechten. Aan de ene kant geldt op grond van artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 van het EVRM de vrijheid van meningsuiting. Aan de andere kant beschermt artikel 8 van het EVRM het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, waaronder ook is begrepen het recht op bescherming van de eer en goede naam. Het antwoord op de vraag welk van deze rechten in het concrete geval zwaarder weegt, is afhankelijk van alle relevante omstandigheden van het geval. Bij deze afweging komt in beginsel geen voorrang toe aan één van beide rechten. Dat betekent dat de toetsing in één keer moet plaatsvinden, waarbij het oordeel dat één van beide rechten, gelet op alle relevante omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van artikel 8 lid 2 van het EVRM en artikel 10 lid 2 van het EVRM (o.a. HR 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:569).
4.21.1.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het volgende oordeel. Vaststaat dat KansPlus c.s. geconfronteerd is met een melding van seksueel grensoverschrijdend gedrag, gericht tegen [eiser sub 1] . KansPlus c.s. heeft [eiser sub 1] daar tijdens een gesprek op 21 december 2019 op aangesproken en heeft het nodig gevonden hem op non-actief te stellen. KansPlus c.s. heeft vervolgens aan de assistent-coördinatoren gevraagd of zij bij de eerstvolgende activiteit van Club Sam aanwezig wilden zijn om die activiteit zoals gebruikelijk door te laten gaan. De assistent-coördinatoren hebben op 4 januari 2020 aan KansPlus c.s. aangegeven dat zij zonder [eiser sub 1] niet bij de activiteit van Club Sam op
11 januari 2020 aanwezig wilden zijn. KansPlus c.s. heeft zich toen, zo vertelde zij op de zitting, genoodzaakt gezien om de ouders en vrijwilligers in te lichten. Dat acht de rechtbank op zichzelf niet onrechtmatig, omdat er hoe dan ook vragen zouden rijzen omtrent de redenen van het niet doorgaan van de activiteit. Dit inlichten heeft KansPlus c.s. gedaan met de e-mail van 6 januari 2020 (productie 83 [eisers] ). Naar het oordeel van de rechtbank is in deze e-mail in bedekte en neutrale termen aangegeven wat er aan de hand is en dat KansPlus c.s. een onderzoek heeft ingesteld naar aanleiding van de melding. Verder is aangegeven dat KansPlus c.s. de uitkomst van dit onderzoek zal afwachten. In deze e-mail is geen beschuldiging aan het adres van [eiser sub 1] te lezen. De rechtbank acht deze mail proportioneel en ziet er, gegeven de omstandigheden, niets onrechtmatigs in.
4.21.2.
Tussen partijen is daarnaast in geschil hoeveel mensen deze e-mail heeft bereikt. [eiser sub 1] zegt dat het er meer dan 200 waren, volgens KansPlus c.s. gaat het om zo’n 30 ouders en 20 vrijwilligers, waarbij bovendien geldt dat Kansplus c.s. het dan heeft over het aantal e-mailadressen en [eisers] over het aantal mensen dat daarachter zit of die mailboxen leest. Niet in geschil is dat deze personen allen betrokken waren bij Club Sam. [eiser sub 1] heeft benadrukt dat vanwege een gebrek aan selectie, ook e-mailadressen van minderjarige kinderen zijn gebruikt. De aantallen of specifieke geadresseerden maken het oordeel van de rechtbank in dit geval niet anders.
4.22.
Vervolgens hebben er eind januari 2020 twee bijeenkomsten plaatsgevonden. Een met ouders van deelnemende kinderen van de clubs en een met vrijwilligers. Aan de hand van de door [eisers] overlegde geluidsopnames stelt de rechtbank vast dat er tijdens deze bijeenkomsten door KansPlus c.s. geen beschuldigingen zijn geuit aan het adres van [eiser sub 1] met betrekking tot seksueel grensoverschrijdend gedrag. Tijdens deze bijeenkomsten is, kort weergegeven, in essentie meegedeeld dat er een onderzoek plaatsvindt naar signalen van grensoverschrijdend gedrag, dat er een onafhankelijke vertrouwenspersoon beschikbaar is gesteld voor iedereen die meent slachtoffer te zijn van [eiser sub 1] en dat de rapportage wordt afgewacht. Dat was ook de feitelijke situatie. De rechtbank onderkent dat dit voor [eiser sub 1] schadelijk is geweest, maar dat enkele feit maakt die mededelingen nog niet onrechtmatig. Die conclusie geldt ook voor [eiser sub 1] verwijzing naar het ‘suggestieve karakter’. Iets wat suggestief is, is niet per definitie onrechtmatig.
Tegen de achtergrond van het hiervoor genoemde kader is wat [eisers] ter onderbouwing van de vordering aanvoert, daarom ontoereikend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft KansPlus c.s. zelf geen beschuldigingen geuit en zich evenmin onnodig grievend over [eiser sub 1] uitgelaten. Daarbij is de doelgroep van de bijeenkomsten dezelfde als die van de e-mail van 6 januari 2020. De conclusie is dat er tijdens deze bijeenkomsten niet onrechtmatig gehandeld is door KansPlus c.s.
4.23.
Vervolgens is van belang dat de door KansPlus c.s. ingeschakelde EKC op 28 april 2020 een rapport heeft uitgebracht aan KansPlus c.s. over onder meer de door [D] ingediende klacht. Naar aanleiding van dit rapport heeft KansPlus c.s. op
1 mei 2020 een brief (productie 14 [eisers] ) aan de ouders en vrijwilligers gestuurd. In deze brief staat onder meer “
Wij moeten u dan ook helaas meedelen dat wat we hoopten dat niet waar is nu toch klip en klaar onderschreven wordt door de rapportages”. Verder staat er: “
Uit de rapportages blijkt dat grensoverschrijdend gedrag heeft plaats gevonden door de coördinator van Club Sam, de Brusjesclub, en op vakantie met je vriendjes. Hieronder vallen o.a. ongewenste seksuele handelingen ten aanzien van andere vrijwilligers, uitsluiting, agressieve benaderingen en misbruik maken van de kwetsbaarheid of afhankelijkheid van ouders van een gehandicapt kind”.
De rechtbank is van oordeel dat er op zichzelf genomen niets mis mee is dat KansPlus c.s. de ouders en vrijwilligers op de hoogte wilde stellen over de uitkomst van het onderzoek. Het lag zelfs voor de hand dát KansPlus c.s. de ouders en vrijwilligers in algemene zin informeerde over de uitkomst van het onderzoek, omdat zij daarover al geïnformeerd waren toen dat was geïnitieerd en omdat de uitkomst daarvan van belang was voor de positie van [eiser sub 1] als coördinator van de clubs die KansPlus c.s. tot haar werkgebied rekende. Met dat doel voor ogen is te begrijpen dat KansPlus c.s. de ouders en vrijwilligers informeerde en is dat op zich nog niet onrechtmatig. Maar dat informeren behoorde niet verder te gaan dan genoemd doel waartoe die informatie strekte, waarbij tevens het belang van [eiser sub 1] om niet onnodig publiekelijk geschaad te worden in eer en goede naam in het oog moest worden gehouden. In dat kader weegt de rechtbank mee dat KansPlus c.s. niet degene betreft die betrokken was bij het beschreven incident in 2014/2015 en dat KansPlus c.s. de conclusie van de EKC door de stevige bewoordingen die zij heeft gebruikt in haar brief heeft gepresenteerd als een feit, terwijl in het EKC rapport, waaraan [eiser sub 1] niet had meegewerkt, wordt gesproken van ‘voldoende aannemelijk’, terwijl bij KansPlus c.s. bekend was dat [eiser sub 1] de beschuldiging ontkende, maar KansPlus c.s. die nuance niet heeft aangebracht in haar brief. Tegen die achtergrond en het persoonlijk belang van [eiser sub 1] vindt de rechtbank ook dat KansPlus c.s. onnodig is uitgeweid door toe te voegen “
Hieronder vallen o.a. ongewenste seksuele handelingen ten aanzien van andere vrijwilligers, uitsluiting, agressieve benaderingen en misbruik maken van de kwetsbaarheid of afhankelijkheid van ouders van een gehandicapt kind”. Daar was geen reden voor of noodzaak toe en dat is onnodig beschadigend voor [eiser sub 1] . Bovendien hebben deze stellige mededelingen geleid tot het krantenartikel van 8 mei 2020 in het Eindhovens Dagblad, waarin voornoemde woorden worden herhaald door bezorgde ouders die aangeven dat deze mededeling specifiek een schok teweeg heeft gebracht. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat KansPlus c.s. met haar brief van 1 mei 2020 aan de ouders en vrijwilligers wel onrechtmatig heeft gehandeld.
4.24.
[eisers] heeft vervolgens gewezen op de bijeenkomst van 22 augustus 2020, door hem de “anti-mark bijeenkomst” genoemd. Op de zitting heeft [eiser sub 1] verklaard dat er tijdens deze bijeenkomst verteld is dat onomstotelijk duidelijk was dat hij grensoverschrijdend gedrag en fraude vertoond heeft. Dat dit gezegd is, kan een ouder volgens [eisers] bevestigen. Ook stelt [eiser sub 1] dat is gezegd dat hier bewijzen voor zijn. De rechtbank acht deze stellingen van [eiser sub 1] , afgezet tegen het beoordelingskader, niet toereikend en onvoldoende specifiek. Met name over welke onrechtmatige uitlatingen er precies gedaan zouden zijn en of dit beschuldigingen namens KansPlus c.s. zijn geweest. Bovendien is gelet op het genoemde beoordelingskader onvoldoende duidelijk geworden tegenover welke groep en in welke context deze mededelingen zijn gedaan. De aanwezigen op de bijeenkomst waren in elk geval al op de hoogte gesteld van de uitkomst van het onderzoek door de EKC, omdat zij tot dezelfde groep behoren als degenen die de brief van 1 mei 2020 ontvangen hebben. Uit die brief blijkt eveneens dat KansPlus c.s. het onderzoek van EKC ziet als bewijs van het grensoverschrijdend gedrag van [eisers] Terwijl [eiser sub 1] dit heeft betwist, is uit zijn stellingen niet duidelijk geworden of naar dat bewijs opnieuw is verwezen of dat het om andere uitlatingen ging.
4.25.
Tot slot heeft [eisers] nog verwezen naar een aantal krantenartikelen die in de jaren 2020 en 2021 zijn verschenen in het Eindhovens Dagblad.
Het eerste artikel, van 19 maart 2020, uitlichtend oordeelt de rechtbank dat dit weliswaar verwijzingen bevat naar meldingen van ongepast gedrag, maar het artikel vermeldt dat dit de inhoud is van een procedure tussen partijen, dat (de advocaat van) Kansplus c.s. geen uitspraken doet over de zaak en dat de beschreven inhoud het resultaat is van onderzoek van de krant. De rechtbank ziet hierin aldus geen uitlating door of namens Kansplus c.s.
[eisers] heeft haar stellingen in dit kader geconcretiseerd met de stelling dat Kansplus c.s. het EKC rapport heeft gelekt en de sepot brief heeft gelekt.
Dat betekent dat met uitzondering van het artikel van 5 mei 2021, dat hierna aan de orde komt, en het artikel van 8 mei 2020, dat hiervoor is besproken, de artikelen verder geen inhoudelijke bespreking behoeven in het kader van de door [eisers] gestelde onrechtmatige gedragingen van KansPlus c.s., omdat deze artikelen geen uitingen bevatten van het onrechtmatig gedrag zoals bedoeld in de vorderingen en stellingen van [eisers]
4.26.
Wat betreft het krantenartikel van 5 mei 2021 geldt het volgende. Vaststaat dat in dit artikel geciteerd wordt uit de door het Openbaar Ministerie verstuurde sepotbrief van 21 april 2021. In het artikel staat namelijk: “
Volgens justitie heeft de seksuele relatie tussen de twee bestaan. Volgens het openbaar ministerie kan dat ‘als zeer onprofessioneel en moreel verwerpelijk worden aangemerkt’, zo staat te lezen in een brief van justitie die is verstuurd naar de aangevers. De voormalig coördinator zou volgens justitie de jongedame hebben ‘ingepalmd’ door gebruik te maken van haar kwetsbaarheid en noemt dat een ‘zeer kwalijke manier van omgaan’. Zij heeft hieraan een trauma overgehouden.”. In het artikel is daarbij vermeld dat [E] namens KansPlus c.s. een reactie heeft gegeven aan de krant. Er staat: “
KansPlus laat weten blij te zijn dat justitie de aangifte serieus heeft genomen. ‘Het onderzoek en de motivatie om te seponeren, tonen naar onze mening dat de genomen maatregelen door ons volledig terecht zijn genomen’”. Deze reactie is naar het oordeel van de rechtbank zodanig ingekleed dat, ondanks de beslissing tot sepot, daarmee alsnog een verdenking of zelfs beschuldiging aan het adres van [eiser sub 1] wordt geuit. Daarvoor was geen goede grond aanwezig. De rechtbank kan niet inzien dat er een reëel belang was voor KansPlus c.s. om zich op dat moment inhoudelijk uit te laten over die sepotbrief en aan te geven dat er op basis van de motivatie van het sepot wel degelijk goede grond was voor het nemen van de maatregelen. Kennelijk wilde KansPlus c.s. hiermee enkel haar gelijk halen. KansPlus c.s. had echter moeten beseffen dat zij zich in het belang van [eiser sub 1] - die niet zou worden vervolgd - terughoudend had moeten opstellen en, voor zover een reactie al nodig was, het had moeten laten bij de mededeling dat zij was geïnformeerd over het sepot. Deze uitlating van KansPlus c.s. merkt de rechtbank dan ook aan als onrechtmatig. Om te kunnen bepalen welke schade [eisers] hierdoor heeft geleden, moet ook de vraag worden beantwoord die hierna aan de orde komt, namelijk of Kansplus c.s. de sepotbrief heeft gelekt aan de krant, of met die informatie door de krant is geconfronteerd.
4.27.
[eisers] heeft gesteld dat KansPlus c.s. de sepotbrief naar het Eindhovens Dagblad heeft gelekt, die brief was geen openbaar stuk. KansPlus c.s. heeft dat betwist en stelt dat zij niet de enige is geweest die de sepotbrief van het Openbaar Ministerie ontvangen heeft en dat deze brief dus ook door anderen verstrekt kan zijn aan het Eindhovens Dagblad.
De rechtbank oordeelt dat als vast komt te staan dat KansPlus c.s. deze brief daadwerkelijk op het gestelde moment aan het Eindhovens Dagblad heeft verstrekt, zij dit kennelijk gedaan heeft met het oogmerk om [eiser sub 1] te beschadigen. Er was immers sprake van een sepot, zoals ook aan KansPlus c.s. is bericht. De gedane aangiftes waren onderzocht en beoordeeld. Er kan dus niet worden aangenomen dat op dat moment nog een ernstige misstand aan de orde diende te worden gesteld. Ofwel, er was geen enkele reden voor KansPlus c.s. om de details van deze kwestie nog verder in het openbaar te brengen. Indien KansPlus c.s. daarvan wèl overtuigd was, wijst de sepotbrief overigens de juiste weg om hierop verder actie te nemen.
KansPlus c.s. moest dan verder begrijpen dat [eiser sub 1] ernstig in eer en goede naam kon worden aangetast door deze brief aan het Eindhovens Dagblad ter beschikking te stellen. Dat is ook wat er is gebeurd. De berichtgeving naar aanleiding van die sepotbrief hield immers in dat wel degelijk vast stond dat de coördinator - waarvan in ieder geval voor betrokkenen bij de clubs en waarschijnlijk ook voor anderen duidelijk was dat het om [eiser sub 1] ging - een seksuele relatie had gehad met een jonge vrijwilligster van Club Sam en dat die seksuele relatie volgens justitie als “zeer onprofessioneel en moreel verwerpelijk” moest worden aangemerkt en dat hij gebruik had gemaakt van haar kwetsbaarheid.
Gelet op wat partijen over en weer aangevoerd hebben, staat nu echter nog geenszins vast dat het KansPlus c.s. is geweest die de sepotbrief aan het Eindhovens Dagblad heeft verstrekt. Op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rust op [eisers] de bewijslast van zijn stelling dat KansPlus c.s. de sepotbrief aan het Eindhovens Dagblad heeft verstrekt. [eisers] zal daarom opgedragen worden zijn stelling te bewijzen.
4.28.
Het voorgaande brengt met zich dat iedere verdere beoordeling en beslissing met betrekking tot de volgende vorderingen van [eisers] wordt aangehouden:
 Voor recht te verklaren dat KansPlus c.s. onrechtmatig heeft gehandeld door [eiser sub 1] te beschuldigen van enig ongepast handelen jegens [D] of enige andere persoon;
 KansPlus c.s. te verbieden [eiser sub 1] , Voor bijzondere kinderen, Voor broertjes en zusjes of Unieke Vakanties op enigerlei wijze te beschuldigen van enig ongepast handelen jegens [D] of enige andere persoon of zich op welke andere wijze dan ook onrechtmatig over [eiser sub 1] , Voor bijzondere kinderen, Voor broertjes en zusjes en Unieke Vakanties uit te laten, waaronder begrepen het doen van smadelijke, lasterlijke of nodeloos grievende uitlatingen over hen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of dagdeel dat in strijd met het in deze te wijzen vonnis wordt gehandeld, met een maximum van € 250.000,00 per entiteit;
 KansPlus c.s. hoofdelijk te veroordelen aan [eisers] alle schade te vergoeden die hij reeds geleden heeft en/of nog zal lijden als gevolg van het hiervoor bedoelde onrechtmatig handelen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag waarop de schade is geleden, subsidiair vanaf heden tot aan de dag van algehele betaling;

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
draagt [eisers] op te bewijzen dat KansPlus c.s. de sepotbrief van 21 april 2021 heeft verstrekt aan het Eindhovens Dagblad,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
18 januari 2023voor uitlating door [eisers] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat [eisers] , indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat [eisers] , indien hij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen, dinsdagen, woensdagen, donderdagen en vrijdagen in de maanden maart tot en met juli 2023 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van de daartoe tot rechter-commissaris benoemde mr. J. Bik in het gerechtsgebouw te 's-Hertogenbosch aan de Leeghwaterlaan 8,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bik, mr. K.A. Maarschalkerweerd en mr. E.M.C. Mommers en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2023.