4.5Draagkracht van de man ( [naam] )
Als eerste zal de draagkracht van de man worden berekend. De draagkracht van de man is ter zitting besproken aan de hand van productie 7 van de man, pagina 15.
Niet in geschil is dat de man een bruto arbeidsinkomen van € 5.100,00 per maand ontvangt. Vermeerderd met 8% vakantietoeslag komt dit neer op een bruto jaarinkomen van de man van € 66.096.
Partijen zijn echter verdeeld gebleven over de navolgende onderwerpen:
- de eindejaarsuitkering van de man van € 1.000,00;
- het woonbudget;
- de aflossing van de lening voor de aanschaf van zonnepanelen.
De rechtbank zal hierna per onderdeel ingaan op deze onderwerpen.
De eindejaarsuitkering
De vrouw voert aan dat hier rekening mee moet worden gehouden bij het berekenen van de draagkracht van de man, de man heeft gesteld dat deze uitkering niet meegenomen moet worden, omdat dit een eenmalige uitkering betrof. De rechtbank overweegt als volgt. De man had vorig jaar weliswaar recht op een eindejaarsuitkering van € 1.000,00 maar uit zijn salarisstrookjes komt deze in 2023 niet meer terug. De man heeft daarmee gemotiveerd gesteld dat dit geen structurele uitkering betreft en de rechtbank zal daar dan ook geen rekening mee houden bij het becijferen van zijn draagkracht.
Het woonbudget
De man heeft gesteld dat bij het berekenen van alle betrokkenen slechts rekening moet worden gehouden met de helft van het woonbudget. Er is volgens de man een tekort, waardoor in beginsel met de werkelijk woonlasten rekening moet worden gehouden. Dit komt volgens de man echter ongeveer overeen met de helft van het woonbudget. De vrouw heeft dit betwist. De rechtbank volgt de man niet en verwijst hierbij naar de uitspraak van de Hoge Raad van 16 april 2021 (ECLI:NL:HR:2021:586). De Hoge Raad heeft in die uitspraak bepaald dat de rechter indien met de aldus berekende draagkracht niet (geheel) in de behoefte van het kind of de kinderen kan worden voorzien en er aanwijzingen zijn dat de werkelijke woonlasten van de betrokken ouder duurzaam aanmerkelijk lager zijn dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van het forfait, steeds dient na te gaan of de draagkracht van die ouder, berekend met inachtneming van de werkelijke woonlasten, zou leiden tot een hogere onderhoudsbijdrage. Indien dit het geval is, dient de rechter ofwel deze hogere bijdrage op te leggen, ofwel te motiveren waarom hij daartoe, gelet op de verdere omstandigheden van het geval, geen aanleiding ziet. De rechtbank zal echter eerst berekenen of er daadwerkelijk sprake is van een tekort. Voor de situatie dat wordt gerekend met de werkelijke woonlasten, is ter zitting besproken of bij post 82 en 83 dan rekening moet worden gehouden met het eigen woning forfait (EWF) en de rentelasten voor de eigen woning. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet zo. Uit het rapport alimentatienormen volgt dat, als met het woonbudget wordt gerekend, geen rekening moet worden gehouden met die lasten in post 82 en 83. Het is weliswaar juist dat het hebben van een eigen woning en het betalen van rentelast fiscale gevolgen heeft in die zin dat het EWF en betaalde rente het verzamelinkomen verlaagt en daarmee tot een hogere algemene heffingskorting zal leiden en een lagere IB-heffing. Dit is echter een keuze van de onderhoudsplichtige die, zoals wordt gerekend met een woonforfait, geen invloed moet hebben op de draagkracht. De rechtbank houdt daarom vooralsnog geen rekening met het EWF en de rentelasten en zal eerst te berekenen of er überhaupt sprake is van een tekort.
Aflossing lening zonnepanelen
De man stelt dat bij het becijferen van zijn draagkracht rekening moet worden gehouden met de lening die hij is aangegaan voor de aanschaf van zonnepanelen. De vrouw heeft aangevoerd dat de man niet heeft laten zien dat hij de schuld niet kan aflossen uit zijn spaargeld en dat deze dus niet moet worden meegenomen. De rechtbank oordeelt daarover als volgt.
Op grond van vaste rechtspraak worden bij de bepaling van de draagkracht in beginsel alle schulden in aanmerking genomen, waarbij niet vereist is dat op deze schuld(en) wordt afgelost. Wel kan er reden zijn om aan bepaalde schulden geen of minder gewicht toe te kennen, bijvoorbeeld (i) wanneer die schulden onnodig werden aangegaan, (ii) indien de alimentatieplichtige de mogelijkheid heeft zich van de schulden te bevrijden of voor de voldoening daarvan een regeling te treffen dan wel (iii) indien het meenemen van de schulden anderszins onredelijk is jegens de alimentatiegerechtigde.
De man heeft niet aangetoond dat hij de schuld niet kan aflossen uit zijn spaargeld, zodat de rechtbank geen gewicht zal toekennen aan deze schuld.
Netto besteedbaar inkomen van de man
Op basis van de hiervoor genoemde gegevens en overwegingen becijfert de rechtbank het netto besteedbaar inkomen van de man op € 3.776,00 per maand. De door de rechtbank gemaakte berekening zal als “netto besteedbaar inkomen man” aan deze beschikking worden gehecht.
Draagkrachtformule
De draagkracht van de man bedraagt op grond van de draagkrachtformule (70% [3.776– (0,3 x 3.776 + 1.175)] (afgerond) € 1.028,00 per maand.
Verdeling van zijn draagkracht
De man is onderhoudsplichtig voor alle vier zijn kinderen. Zijn draagkracht dient - over deze systematiek zijn partijen het eens - naar rato van behoefte te worden verdeeld over alle vier zijn kinderen:
[minderjarige 1] € 524,50 € 524,50 / € 2.509 = 0,21 * € 1.028 € 214,90
[minderjarige 2] € 524,50 € 524,50 / € 2.509 = 0,21 * € 1.028 € 214,90
[minderjarige 3] € 730,00 € 730,00 / € 2.509 = 0,29 * € 1.028 € 299,09
[minderjarige 4] € 730,00 + € 730,00 / € 2.509 = 0,29 * € 1.028 € 299,09 +
Totaal € 2.509,00 1,00 € 1.028,00
We weten nu wat de beschikbare draagkracht van de man is voor de kosten van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en voor de kosten van [minderjarige 3] en [minderjarige 4] . Of de man daadwerkelijk deze volledige beschikbare draagkracht moet aanwenden is echter afhankelijk van de draagkracht van zijn partner en de draagkracht van de vrouw.