ECLI:NL:RBOBR:2023:4826

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
22/147E, 22/2474, 22/2643, 22/2690
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak inzake omgevingsvergunning en handhaving tegen Groengas Brabant V.O.F. en anderen

Op 4 oktober 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een einduitspraak gedaan in de zaken rondom de co-vergistingsinstallatie van Groengas Brabant V.O.F. en andere eisers. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 22 december 2022, waarin het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant werd opgedragen om gebreken in hun besluitvorming te herstellen. In de einduitspraak werd vastgesteld dat het college niet in alle gevallen handhavend optreedt tegen overtredingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank oordeelde dat het college te toegeeflijk was geweest naar Groengas door lasten onder dwangsom te schrappen zonder voldoende motivering. De rechtbank heeft een voorlopige voorziening getroffen om de milieugevolgen te beperken tot een aanvaardbaar niveau, terwijl het college een besluit neemt over de aanvraag omgevingsvergunning (revisie). De rechtbank verklaarde de beroepen van eisers 1 en Groengas gegrond en vernietigde verschillende besluiten van het college, waaronder het besluit van 22 december 2022 tot verlenging van de begunstigingstermijn. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de omwonenden niet voldoende waren gewogen in de besluitvorming van het college. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving en het evenredigheidsbeginsel in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 22/147E, SHE 22/2474, SHE 22/2643 en SHE 22/2690

einduitspraak van de meervoudige kamer van 4 oktober 2023 in de zaken tussen

SHE 22/147 en SHE 22/2643: [eisers 1] , allen uit [woonplaats] , eisers 1,

(gemachtigde: mevrouw mr. H. Nijman),
SHE 22/2690:
[eisers 2], uit [woonplaats] , eisers 2,
(gemachtigde: mr. H. Nijman,)
SHE 22/2474:
Groengas Brabant V.O.F.uit Den Dungen, ( Groengas ),
(gemachtigde: mr. R.A.M. Verkoijen)
en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (het college)

(gemachtigden: mr. M. de Laat en mr. T.J.H. Verstappen).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
[naam] B.V.( [naam] ) te [woonplaats] (gemachtigde: mr. R.A.M. Verkoijen). Eisers 1 en 2 en Groengas nemen over en weer deel als derde-partij.

Inleiding

1. Dit is de einduitspraak in de hierna genoemde zaken rondom de co-vergistingsinstallatie aan de [adres] te [woonplaats] .
 De beroepen van eisers 1 tegen het besluit op bezwaar van 6 december 2021 over de afwijzing door het college van het handhavingsverzoek van eisers 1 van 7 april 2021 (zaaknummer SHE 22/147);
 De beroepen van eisers 1 tegen de gedeeltelijke afwijzing op 22 september 2022 door het college van het herhaalde handhavingsverzoek van eisers 1 van 18 mei 2022 (zaaknummer SHE 22/2643);
 Het beroep van Groengas tegen het besluit tot oplegging van een last onder dwangsom door het college van 22 september 2022 (zaaknummer SHE 22/2474);
 Het beroep van eisers 2 tegen de afwijzing op 10 oktober 2022 van het handhavingsverzoek van eisers 2 van 15 augustus 2022 (zaaknummer SHE 22/2690).

Totstandkoming van de besluiten en procesverloop bij de rechtbank

2.1
Het college heeft in het besluit van 2 juni 2021 het verzoek van eisers 1 om handhavend optreden tegen de inrichting (het bedrijf) van Groengas en [naam] aan de [adres] te [woonplaats] afgewezen. Eisers 1 hebben hiertegen bezwaar gemaakt. In het besluit van 6 december 2021 (het bestreden besluit 1) heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het besluit van 2 juni 2021 in stand gelaten. Eisers 1 hebben hiertegen beroep ingesteld (zaaknummer SHE 22/147) en later een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
2.2
Het college heeft op 22 september 2022 beslist op een handhavingsverzoek van eisers 1 van 18 mei 2022 en dit verzoek gedeeltelijk toegewezen (en dus ook gedeeltelijk afgewezen). Eisers 1 hebben hiertegen met instemming van het college rechtstreeks beroep ingesteld (zaaknummer SHE 22/2643).
2.3
Het college heeft op 22 september 2022 aan Groengas een last onder dwangsom opgelegd ten aanzien van meerdere overtredingen binnen haar bedrijf aan de [adres] te [woonplaats] . De last ziet op:
(1.) de afmetingen van de silo’s 4 en 5 in afwijking van de geldende vergunningssituatie,
(2.) de verwijdering van silo 6,
(3.) de bouw en het gebruik van het gasveredelingsstation,
(4.) het hekwerk dat zonder vergunning is gebouwd,
(5.) de mobiele dieselgestookte stookinstallatie voor het opwarmen van mest, co-producten en digestaat en de bijbehorende mobiele opslagtank voor dieselolie.
Groengas heeft hiertegen met instemming van het college rechtstreeks beroep ingesteld (zaaknummer SHE 22/2474).
2.4
Het college heeft op 10 oktober 2022 een handhavingsverzoek van eisers 2 van 15 augustus 2022 gedeeltelijk afgewezen. Eisers 2 hebben hiertegen met instemming van het college rechtstreeks beroep ingesteld. (zaaknummer SHE 22/2690)
2.5
De rechtbank heeft de Stichting Advisering Bestuursrecht (StAB) ingeschakeld om een advies uit te brengen. De StAB heeft op 11 oktober 2022 advies uitgebracht.
2.6
De rechtbank heeft de beroepen behandeld op de zitting van 15 november 2022. Hier zijn verschenen van de eisers 1 [naam] , [naam] , [naam] (online) en [naam] , samen met de gemachtigde van eisers 1. [naam] is verschenen zonder gemachtigde. [naam] , namens [naam] en Groengas , en [naam] namens Groengas , zijn gekomen, vergezeld van ing. [naam] , [naam] en de gemachtigde. De gemachtigden van het college zijn verschenen, samen met ing. [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] en [naam] zijn als deskundigen van de StAB gehoord.
2.7
Bij tussenuitspraak van 22 december 2022 (zaaknummers: SHE 22/147, SHE 22/2474, SHE 22/2643 en SHE 22/2690) [1] heeft de rechtbank:
- het college in de gelegenheid gesteld om binnen zestien weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak;
- het bestreden besluit van 22 september 2022 (in zaak SHE 22/2474) geschorst;
- bepaald dat de schorsing van dat besluit automatisch vervalt als Groengas zich niet houdt aan de volgende voorwaarden:
• Groengas mag de twee achterste silo’s in gebruik nemen en houden ten behoeve van co-vergisting, alsmede silo zes voor de opslag van vloeibare mest en co-producten voor de co-vergisting in de achterste twee silo’s. Hierbij moet Groengas de grenswaarden en de toegelaten hoeveelheden in de geldende vergunningen in acht nemen;
• Verdringingslucht die vrijkomt bij het laden of lossen van vrachtwagens of ventilatielucht moet worden gereinigd door middel van een koolfilter op de wijze beschreven in het aanvullend StAB verslag van 15 november 2022;
• De overige silo’s 1 tot en met 3 mogen niet in gebruik worden genomen.
• De capaciteit van het gasveredelingsstation mag niet worden uitgebreid of vergroot ten opzichte van de capaciteit ten tijde van de laatste controle door de toezichthouder van het college op 29 juni 2022 en de gasproductie van de twee achterste silo’s moet zijn afgestemd op deze bestaande capaciteit.
• De geluidsbelasting van het gasveredelingsstation op nabijgelegen geluidgevoelige objecten moet voldoen aan de geluidsvoorschriften in de geldende omgevingsvergunning milieu (de revisievergunning van 17 september 2013).
• Groengas mag gas niet affakkelen behoudens onvoorziene calamiteiten.
• Dagelijks mogen niet meer dan 12 vrachtwagenvervoersbewegingen van en naar de inrichting (dus in totaal 6 vrachtwagens) plaatsvinden ten behoeve van de aanvoer van grondstoffen voor de co-vergisting in de achterste twee silo’s en de afvoer van digestaat van het terrein van de inrichting. Groengas dient de aantallen vrachtwagenbewegingen en de hoeveelheden die worden geleverd of afgevoerd bij te houden in een logboek.
• Digestaat mag worden afgevoerd rechtstreeks uit de silo’s in afwijking van de vergunde situatie. Hierbij moet verdringingslucht die vrijkomt bij het laden van vrachtwagens of ventilatielucht worden gereinigd door middel van een koolfilter op de wijze beschreven in het aanvullend StAB-verslag van 15 november 2022.
• De loods alleen mag worden gebruikt voor de opslag van materialen en werktuigen en niet voor de opslag van grondstoffen.
- bepaald dat de voorlopige voorziening in ieder geval vervalt als de rechtbank einduitspraak doet in de zaken SHE 22/147, SHE 22/2474, SHE 22/2643 en SHE 22/2690.
- iedere verdere beslissing aangehouden.
2.8
Bij besluit van 22 december 2022 heeft het college op verzoek van Groengas de begunstigingstermijn van de last onder dwangsom van 22 september 2022 (die op 22 december 2022 zou aflopen) verlengd tot 23 maart 2023.
2.9
Op 4 januari 2023 heeft Groengas aan de voorzieningenrechter verzocht om de bij tussenuitspraak van 22 december 2022 getroffen voorlopige voorziening te wijzigen in die zin dat het haar wordt toegestaan om voor eigen rekening en risico een nieuw gasveredelingsstation achter silo 5 te plaatsen, conform de aanvraag voor een revisievergunning en daar een geluidmeting te laten verrichten (SHE 23/42).
Eisers 1 en 2 (gezamenlijk) hebben op 30 januari 2023 aan de voorzieningenrechter verzocht om het besluit van 22 december 2022 tot verlenging van de begunstigingstermijn te schorsen en de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak op te heffen (SHE 23/382).
2.1
Bij uitspraak van 10 februari 2023 (SHE 23/42 en SHE 23/382) heeft de voorzieningenrechter het besluit van het college van 22 december 2022 geschorst tot de einduitspraak in de zaken SHE 22/147, SHE 22/2474, SHE 22/2643 en SHE 22/2690 en de verzoeken van eisers en Groengas voor het overige afgewezen.
2.11
Met het herstelbesluit van 11 april 2023 heeft het college de last onder dwangsom van 22 september 2022 gewijzigd. Enkele lasten zijn aangepast en enkele lasten zijn geschrapt op de volgende manier.
  • Overtreding 1: € 5.500,- per constatering per week dat artikel 2.1 lid 1, onder a en e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) niet wordt nageleefd met een maximum van € 33.000,-. Groengas kan de overtreding beëindigen door de afmetingen van de silo’s 4 en 5 in overeenstemming te brengen met de geldende vergunningssituatie voor de activiteiten “bouwen” en “milieu” dan wel de huidige silo’s 4 en 5 buiten werking stellen. Groengas kan er ook voor kiezen om te beschikken over een omgevingsvergunning die deze afwijkingen legaliseert, indien vergunbaar. Tot slot heeft Groengas de keuze om silo 4 en 5 niet voor meer dan de vergunde inhoud gevuld te hebben en deze silo’s te voorzien van werkende koolfilters. Indien de silo’s 4 en 5 voor maximaal de vergunde maten (te weten voor maximaal 5.000 m3) zijn gevuld en zijn voorzien van werkende koolfilters zijn geen negatieve effecten te verwachten van het feit dat de silo’s groter zijn uitgevoerd dan vergund. Hierbij moet dan ook voorschrift 6.1.1 van de omgevingsvergunning in acht worden genomen. Gevolg hiervan is dat de silo’s voor maximaal 95% x 5000 m3 gevuld mogen zijn. Er is geen begunstigingstermijn geboden.
  • Overtreding 2. € 5.500,- per constatering per week, dat artikel 2.1 lid 1 onder a en e van de Wabo niet wordt nageleefd met een maximum van € 33.000,-. Groengas kan de overtreding beëindigen door silo 6 in overeenstemming te brengen met de geldende vergunningssituatie dan wel de huidige silo 6 buiten werking te stellen. Dit betekent dat de kleine silo (silo 6) moet worden uitgevoerd zoals vergund in de omgevingsvergunning van 10 september 2015 (waarin deze is vervangen door drie afzonderlijke tanks) of buiten werking zijn gesteld. Groengas kan er ook voor kiezen om te beschikken over een omgevingsvergunning die deze afwijkingen legaliseert, indien vergunbaar. Tot slot kan Groengas er, zolang de aanvraag van 6 december 2022 om een revisievergunning in behandeling is, voor kiezen om silo 6 te laten staan en in gebruik te hebben voor het ontvangen van mest en co-producten en het gedoseerd invoeren daarvan richting de vergistingssilo’s, mits deze silo 6 is voorzien van een dubbel koolfilter. Er is geen begunstigingstermijn geboden.
  • Overtreding 3: De last onder dwangsom van 22 september 2022 wordt ingetrokken voor zover deze betrekking heeft op het gasveredelingsstation.
  • Overtreding 4: De last onder dwangsom van 22 september 2022 wordt ingetrokken voor zover deze betrekking heeft op het hekwerk.
  • Overtreding 5: De last onder dwangsom van 22 september 2022 wordt ingetrokken voor zover deze betrekking heeft op de mobiele dieselgestookte stookinstallatie en de bijbehorende opslagtank.
2.12
Eisers 1 en 2 hebben een reactie op het herstelbesluit gegeven. Tevens hebben zij opnieuw verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (SHE 23/1395).
2.13
De rechtbank heeft de beroepen op 13 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] , [naam] en [naam] namens eisers en de gemachtigde. Namens het college zijn verschenen: mr. M. de Laat, mr. T.J.H. Verstappen, [naam] en ing. [naam] , ing. [naam] en [naam] . Namens Groengas en [naam] zijn de gemachtigde, [naam] . [naam] , [naam] en ing. [naam] als deskundige verschenen. Namens de StAB zijn [naam] en [naam] als deskundigen verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
3.1
Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
3.2
De rechtbank geeft in deze uitspraak, na een duiding van de besluitvorming en de gevolgen hiervan voor de lopende procedures, een overzicht van de relevante feiten en gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden na de tussenuitspraak, in aanvulling op het overzicht van alle feiten en het overzicht van alle lopende procedures in de tussenuitspraak. Daarna gaat de rechtbank in op de vraag of in het herstelbesluit alle relevante overtreders zijn aangeschreven in reactie op een beroepsgrond van eisers 1. De rechtbank geeft vervolgens een korte samenvatting van de tussenuitspraak. Zij zal daarna de argumenten van partijen vóór en tegen het herstelbesluit behandelen en beoordelen of de gebreken die zijn geconstateerd in de tussenuitspraak zijn hersteld.
Duiding besluitvorming na de tussenuitspraak en de gevolgen hiervan
4.1
Het besluit van 22 december 2022 tot wijziging van de begunstigingstermijn in het besluit van 22 september 2022 is een besluit in de zin van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beroepen van Groengas en eisers 1 richten zich automatisch (van rechtswege) tegen dit besluit. Gelet op de tussenuitspraak en de daarin getroffen voorlopige voorziening was er geen aanleiding tot verlenging van de begunstigingstermijn. De rechtbank zal dit besluit daarom vernietigen.
4.2
Het herstelbesluit is ook een besluit in de zin van artikel 6:19 van de Awb. Het herstelbesluit komt niet geheel tegemoet aan Groengas . Groengas heeft wel aangegeven dat zij kan instemmen met het herstelbesluit. Zij heeft dus geen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het herstelbesluit. Het herstelbesluit komt echter niet tegemoet aan eisers 1. Het beroep van eisers 1 richt zich automatisch tegen het herstelbesluit.
4.3
Het besluit van 22 december 2022 en het herstelbesluit bevatten volgens de rechtbank geen wijziging van het besluit van 10 oktober 2022 en het beroep van eisers 2 richt zich daarom ook niet tegen deze besluiten. Het college had voor het besluit van 10 oktober 2022 op 22 september 2022 al besloten om tot handhaving over te gaan ten aanzien van 5 overtredingen en hoefde dat daarna niet nog een keer te doen. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank verder al geoordeeld dat er geen aanleiding bestond om voor het overige handhavend op te treden. Dat heeft het college ook niet gedaan in het herstelbesluit. Daarom zal de rechtbank het beroep van eisers 2 ongegrond verklaren. Eisers 1 en 2 hebben dezelfde gemachtigde en voeren dezelfde argumenten aan. Hierna zal de rechtbank hen aanduiden als eisers.
4.4
Ter voorlichting van partijen merkt de rechtbank nog het volgende op. De voorlopige voorziening in de tussenuitspraak was gekoppeld aan het bestreden besluit (de oorspronkelijke last onder dwangsom van 22 september 2022). In deze voorlopige voorziening wordt het bestreden besluit geschorst en vervalt de schorsing als niet wordt voldaan aan de voorwaarden die de rechtbank heeft gesteld. Het bestreden besluit is gewijzigd door het herstelbesluit. Het herstelbesluit is onmiddellijk in werking getreden. Een eventuele overtreding van de voorwaarden van de voorlopige voorziening in de tussenuitspraak leidt tot het vervallen van de voorlopige voorziening (de schorsing van het bestreden besluit). Als dit gebeurt na het herstelbesluit leidt de overtreding alleen tot verbeurte van een dwangsom als niet wordt voldaan aan de lasten in het herstelbesluit.
Feiten na 22 december 2022
5. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
  • Groengas heeft op 6 december 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor verschillende activiteiten waaronder milieu (revisie, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, en artikel 2.6 van de Wabo). Deze was op het moment van de zitting van de rechtbank door het college wel volledig bevonden maar nog niet inhoudelijk beoordeeld.
  • Groengas heeft een verzoek ingediend om het gebruik van de inrichting te gedogen. Het college heeft dit verzoek afgewezen op 25 mei 2023.
  • Eisers hebben een verzoek om invordering ingediend van (volgens hen) verbeurde dwangsommen op 22 mei 2023. Het college heeft ten tijde van de zitting nog geen invorderingsbesluit genomen.
  • In het controlerapport van week 20 is geconstateerd dat silo 4 voor 95% is gevuld. Hiermee wordt biogas gewonnen dat wordt behandeld in het gasveredelingsstation. Silo 5 is gevuld met slapende mest (afgekoeld digestaat waarbij niet of nauwelijks biogas vrijkomt). De stookinstallatie is verwijderd. Er is geen digestaat afgevoerd. Op het terrein zijn nog twee silo’s opgeslagen die zullen worden geplaatst achter op het terrein na verlening van de revisievergunning.
Overtreders
6.1
Eisers 1 hebben in hun beroep (SHE 22/147) aangevoerd dat het college ten onrechte alleen handhavend optreedt tegen Groengas en niet tegen de afzonderlijke vennoten van Groengas . Zij benadrukken dat een vennootschap onder firma geen rechtspersoon is.
6.2
Het college ziet dit als een nieuwe beroepsgrond na de tussenuitspraak. Er wordt alleen jegens Groengas gehandhaafd omdat dit de drijver is van de inrichting.
6.3
De rechtbank heeft deze eerder ingediende beroepsgrond niet behandeld in de tussenuitspraak. Zij oordeelt daar nu het volgende over. Een vennootschap onder firma (VOF) heeft geen rechtspersoonlijkheid maar kan wel worden aangeschreven. Dat staat in artikel 5:1, derde lid, van de Awb. In dat artikel wordt verwezen naar artikel 51, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, waarin een vennootschap onder firma gelijk wordt gesteld met een rechtspersoon. De afzonderlijke vennoten zijn verder hoofdelijk aansprakelijk en in die zin ieder afzonderlijk gehouden tot nakoming van de last dan wel betaling van dwangsommen als die verbeurd geraken. Het is mogelijk om naast een VOF ook afzonderlijke vennoten een last onder dwangsom op te leggen. Het college heeft in dit geval daartoe geen noodzaak hoeven zien. In de eerste plaats is Groengas de drijver van de inrichting en daarmee ook de overtreder. In de tweede plaats heeft het aanschrijven van de vennoten geen toegevoegde waarde. Deze beroepsgrond slaagt niet.
De tussenuitspraak
7. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het college tegen alle overtredingen optreedt, voor zover deze plaatsvinden. Daarmee doet het college wat van hem mag worden verwacht en dat is geen eenvoudige taak in dit langdurige en ingewikkelde conflict. De rechtbank heeft verder opgemerkt dat het college nauwkeurig heeft gecontroleerd bij het bedrijf, zowel vóór als na de voorlopige voorziening van 7 juli 2022. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de door het college in het bestreden besluit opgelegde last niet evenredig was naar Groengas . Het college heeft Groengas in dit bestreden besluit ten onrechte slechts twee keuzes geboden: het verkrijgen van een legaliserende omgevingsvergunning, of het slopen en/of beëindigen van de illegale activiteiten. Het college heeft onvoldoende gemotiveerd waarom deze verstrekkende maatregelen noodzakelijk waren. Het college heeft de tot 22 september 2022 vergaarde kennis niet gebruikt om de last af te stemmen op wat noodzakelijk is in de gegeven omstandigheden. Het college heeft geen onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting vanwege het gasveredelingsstation. Herstel van de gebreken in het besluit van 22 september 2022 kan alleen maar plaatsvinden met een nieuw besluit waarin wordt beslist over handhaving jegens Groengas (en de ingediende handhavingsverzoeken), tegelijkertijd met wijziging of intrekking van alle bestreden besluiten. De rechtbank heeft hierbij de volgende aanwijzingen gegeven:
 Het college moet op basis van de controles bij het bedrijf die plaatsvinden tot de dag van het nemen van het herstelbesluit de milieugevolgen van de overtredingen ten opzichte van de vergunde situatie in kaart brengen.
 Hierbij dient het college ook de gevolgen van de transportbewegingen van en naar het bedrijf in verband met de afvoer van alle digestaat in kaart te brengen en in het bijzonder te verifiëren of de afvoer van digestaat niet leidt tot extra transportbewegingen.
 Het college zal ook de geluidsbelasting vanwege het gasveredelingsstation op het dichtstbij gelegen geluidgevoelig object moeten onderzoeken.
 De rechtbank draagt het college op de controlerapporten toe te zenden aan de rechtbank en alle partijen.
Vervolgens heeft de rechtbank de voorlopige voorziening getroffen die al hierboven is beschreven.
Bespreking argumenten partijen
8. De rechtbank zal hieronder de door eisers aangevoerde argumenten tegen het herstelbesluit bespreken. Eerst gaat de rechtbank in op de door eisers aangevoerde argumenten tegen de wijzigingen van de afzonderlijke lasten. Daarna behandelt de rechtbank de algemene argumenten.
Argumenten tegen de wijziging van de lasten met betrekking tot overtredingen 1 en 2.
9. In het herstelbesluit zijn de lasten met betrekking tot overtredingen 1 en 2 gewijzigd en heeft het college Groengas de aanvullende keuze geboden om silo’s 4 en 5 niet voor meer dan de vergunde inhoud gevuld te hebben en deze silo’s te voorzien van werkende koolfilters en om silo 6 te laten staan en in gebruik te hebben voor het ontvangen van mest en co-producten en het gedoseerd invoeren daarvan richting de vergistingssilo’s, mits deze silo 6 is voorzien van een dubbel koolfilter. Eisers vinden de omvang van de milieuoverlast geen relevant criterium. Zij mogen er van uitgaan dat een bedrijf pas in werking is als alle vergunningen op orde zijn. Volgens eisers is de last onjuist geformuleerd. Er is ten onrechte geen onderscheid gemaakt tussen de last en de herstelmaatregel. Alleen de eerst geboden optie is een herstelmaatregel namelijk het in overeenstemming brengen van de situatie met de vergunning. Sloop van de silo’s is volgens eisers niet onevenredig omdat deze silo’s volgens de aanvraag revisievergunning van 6 december 2022 worden verplaatst. De derde optie is geen herstelmaatregel maar een verkapt gedogen. Bovendien is de capaciteit (90% gevuld) te hoog. De last dient op zijn minst in te houden dat de silo’s buiten gebruik worden gesteld. Eisers vinden het college te toegeeflijk richting Groengas die er zelf voor heeft gekozen om het bedrijf in werking te brengen.
9.2
Het college heeft de milieugevolgen van de overtreding ten opzichte van de vergunde situatie betrokken. Er is weliswaar sprake van een afwijking van de vergunde situatie maar het voert op dit moment volgens het college te ver Groengas te verplichten de silo’s te verwijderen. Het college merkt op dat silo’s 2 en 3 kleiner zijn dan vergund dus ook minder nadelige milieugevolgen hebben. Silo’s 4 en 5 zijn groter maar nadelige milieugevolgen worden uitgesloten door deze silo’s niet volledig in gebruik te hebben. Door middel van werkende koolfilters wordt milieuoverlast voorkomen. Het slopen van silo 6 (de aanvoersilo) zou leiden tot een volledige stillegging van het bedrijf. Dat vindt het college onevenredig maar het college verbindt aan het gebruik van deze silo ook de eis dat deze is voorzien van een werkende dubbele koolfilter waarmee eventuele nadelige milieugevolgen worden ondervangen..
9.3
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak onder meer het volgende geoordeeld: “
De rechtbank neemt verder op basis van de bevindingen van de StAB aan dat de wijzigingen in silo’s 4, 5 en 6 niet leiden tot meer nadelige milieugevolgen. De silo’s zelf veroorzaken geen geuremissies (dat blijkt uit het nader verslag van de StAB). De inzet van een dubbele koolfilter om de verdringingslucht vanuit vrachtwagens en ventilatielucht vanuit silo’s 4 en 5 te reinigen, voorkomt dat er meer geuremissies optreden dan in de vergunde situatie. In de vergunde situatie zou de inzet van WKK’s kunnen leiden tot meer geuremissies en andere emissies. Bij deze conclusie gaat de rechtbank er wel van uit dat silo 6 is voorzien van een dichte kap en dat een dubbele koolfilter wordt toegepast.” Eisers hebben niets aangevoerd dat aanleiding zou moeten geven om op dit oordeel terug te komen.
9.4
De rechtbank is van oordeel dat bij de afweging of handhavend optreden evenredig is, alle omstandigheden van het geval moeten worden betrokken. Dat betekent dat alle belangen van omwonenden moeten worden betrokken. Ook de feitelijke milieuoverlast kan dus worden betrokken bij de afweging. De rechtbank leest in de door eisers aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 17 mei 2023 [2] (overigens over een overtreding van artikelen 2.1 eerste lid onder a en c van de Wabo, niet van overtreding 2.1, eerste lid onder e, van de Wabo) niet dat dit volgens de Afdeling niet is toegelaten. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om terug te komen op de tussenuitspraak.
9.5
Eisers stellen terecht dat het wel de bedoeling is dat een bedrijf in werking is conform de verleende omgevingsvergunning. Het evenredigheidsbeginsel noodzaakt het college niet om in alle gevallen overtredingen van artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wabo zomaar door de vingers te zien. Dat doet het college in dit geval niet. Het college gelast in de eerste plaats om de overtredingen 1 en 2 ongedaan te maken. Dat is een herstelmaatregel. Daarnaast gelast het college om de overtredingen 1 en 2 te legaliseren door te beschikken over een toereikende vergunning. Ook dat is een maatregel gericht op beëindiging van de overtreding. De derde maatregel met betrekking tot overtredingen 1 en 2 voorziet in een maatregel voor de tussentijd op basis van een afweging van alle belangen. Aan de derde maatregel is wel een termijn verbonden. De derde maatregel kan slechts worden toegepast tijdens de behandeling van de lopende aanvraag voor een (revisie)omgevingsvergunning. Er is dus geen sprake van verkapt gedogen voor onbepaalde tijd maar van het bevriezen van de bestaande situatie tot het besluit op de lopende aanvraag.
9.6
In hoeverre het college te toegeeflijk is richting Groengas wordt hierna besproken.
Argumenten tegen de wijziging van de lasten met betrekking tot overtreding 3 en andere overtredingen.
10.1
Eisers zijn het niet eens met het intrekken van de derde last. Zij benadrukken dat de lopende aanvraag voor de omgevingsvergunning niet voorziet in een gasveredelingsstation op deze plek. Het huidige gasveredelingsstation biedt slechts de mogelijkheid van een onrendabele exploitatie. Stillegging van een verliesgevende exploitatie is niet per definitie onevenredig. Zij ondervinden onaanvaardbare geluidhinder van het gasveredelingsstation en betwisten het akoestische rapport op meerdere punten. Het college gaat uit van een te grote meetcorrectie. In het rapport is volgens eisers alleen gekeken naar de geluidsbelasting van het gasveredelingsstation, niet van de hele inrichting.
10.2
Het college heeft de opdracht van de rechtbank om een geluidsonderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting vanwege het op het voorste deel van het terrein geplaatste gasveredelingsstation uitgevoerd door een brongeluidsmeting op 24 februari 2023 te doen. Alleen bij de woning [adres] wordt de geluidsgrenswaarde uit voorschrift 9.2.1 van de omgevingsvergunning van 17 september 2013 met 3 dB(A) overschreden en (na een bedrijfsduurcorrectie vanwege het gebruik van de Carrier-koeler op het gasveredelingsstation) tot 2 dB(A) in de avond- en nachtperiode bedraagt. Dit valt binnen de 2 dB(A) meet- en rekennauwkeurigheid en is dus volgens het college geen overtreding. Het verwijderen of buiten gebruik stellen van het gasveredelingsstation is volgens het college onevenredig omdat de bedrijfsvoering dan wordt stilgelegd. Daarom krijgt Groengas de mogelijkheid om het gasveredelingsstation hangende de behandeling van de aanvraag om een revisievergunning te blijven gebruiken. De last onder dwangsom wordt voor overtreding 3 ingetrokken. Ter zitting heeft het college aangegeven dat (de capaciteit van) het gasveredelingsstation de beperkende factor (de ‘flessenhals’) is voor de werking van het bedrijf. Zij zien erop toe dat er geen wijzigingen ten aanzien van deze installatie optreden. Dan zal opnieuw handhavend worden opgetreden.
10.3
Groengas heeft de werking van het gasveredelingsstation beschreven. De maximale capaciteit van de installatie bedraagt ruim 47 biogas m3/uur. Dit was ook de situatie ten tijde van de geluidsmetingen op 24 februari 2023. Groengas heeft aangegeven dat de koeler minder lang in bedrijf is en dat dit leidt tot een bedrijfsduurcorrectie.
10.4
Ook de rechtbank stelt, net als het college, vast dat de werking van het bedrijf wordt beperkt door de capaciteit van het gasveredelingsstation op de huidige locatie. De rechtbank neemt daarom ook aan dat de omvang van de milieugevolgen van het bedrijf samenhangt met de capaciteit van het gasveredelingsstation op de huidige locatie. Door de last onder dwangsom met betrekking tot de capaciteit van het gasveredelingsstation op de huidige locatie in te trekken, bestaat echter de kans dat de milieugevolgen van het bedrijf toenemen zonder dat het bedrijf een dwangsom verbeurt. Het bedrijf kan de capaciteit van het gasveredelingsstation opvoeren of het gasveredelingsstation verplaatsen. Dan kan het bedrijf ook alle vier de silo’s in gebruik nemen (hetgeen zal leiden tot meer vervoersbewegingen) en meer biogas gaan opwekken. Dit leidt tot meer milieugevolgen die niet eerst zijn beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat dit niet evenredig is naar omwonenden. Tevens is de rechtbank van oordeel dat het college te toegeeflijk is geweest naar Groengas en niet in redelijkheid meer waarde heeft kunnen hechten aan de belangen van Groengas dan de belangen van de omwonenden.
10.5
De rechtbank zal daarom het herstelbesluit voor zover dit betrekking heeft op het gasveredelingsstation vernietigen. Hierdoor herleeft het besluit van 22 september 2022, voor zover dit betrekking heeft op het gasveredelingsstation. De rechtbank zal in de einduitspraak het besluit van 22 september 2022, voor zover dit betrekking heeft op het gasveredelingsstation, schorsen totdat het college een besluit heeft bekendgemaakt op de lopende aanvraag voor een omgevingsvergunning (revisie) milieu. Als deze aanvraag wordt afgewezen, dan zal Groengas direct aan de last moeten voldoen (voor zover zij dat nog niet heeft gedaan). De aanvraag voorziet in een ander gasveredelingsstation en dan zal Groengas (als zij de gevraagde vergunning krijgt) het bestaande gasveredelingsstation ook moeten verwijderen. De rechtbank verbindt aan de schorsing wel de voorwaarden dat de capaciteit van het gasveredelingsstation niet zal worden uitgebreid of vergroot ten opzichte van de capaciteit ten tijde van de laatste controle door de toezichthouder van het college op 29 juni 2022 en dat de geluidsbelasting van het gasveredelingsstation op nabijgelegen geluidgevoelige objecten voldoet aan de geluidsvoorschriften in de geldende omgevingsvergunning milieu (de revisievergunning van 17 september 2013). Als deze voorwaarden niet in acht wordt genomen, vervalt de voorlopige voorziening.
10.6
De rechtbank laat in het midden of ten tijde van 24 februari 2023 sprake is geweest van een overtreding van de geluidsgrenswaarde uit voorschrift 9.2.1 van de omgevingsvergunning van 17 september 2013 omdat het college hierover eerst zelf een standpunt zal moeten innemen in het besluit op het verzoek van eisers om tot invordering over te gaan. Ook de kritiek van eisers op de gehanteerde meetcorrectie zal de rechtbank daarom niet bespreken.
Argumenten tegen de wijziging van de lasten met betrekking tot overtredingen 4 en 5 en overige overtredingen.
11.1
Eisers benadrukken dat het plaatsen van het hekwerk (overtreding 4) ook een overtreding is en dat geen sprake is van concreet zicht op legalisering. Door GS is niet expliciet overwogen dat handhavend optreden onevenredig is. De beslissing wordt ten onrechte uitgesteld tot het moment dat de aanvraag van 6 december 2022 wordt geweigerd of ingetrokken.
11.2
Het college is van mening dat de enkele aanwezigheid van het hekwerk geen nadelige gevolgen voor het milieu heeft of een onaanvaardbare ruimtelijke uitstraling. Daarom heeft het de last ingetrokken. Het college heeft hier mede bij betrokken dat het hekwerk is aangevraagd in de aanvraag van 6 december 2022.
11.3
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak overwogen dat het hek is gebouwd in strijd met artikel 2.1, eerste lid onder a, van de Wabo. De rechtbank is van oordeel dat het college in het herstelbesluit geen aanleiding heeft hoeven zien om op te treden tegen het hekwerk. De rechtbank ziet niet in waarom de afwezigheid van milieugevolgen een rol speelt in het besluit van het college (want het gaat om het bouwen zonder omgevingsvergunning en niet het in werking hebben van de inrichting). Omdat het bouwen van het hekwerk is aangevraagd in de aanvraag van 6 december 2022 is echter sprake van een concreet zicht op legalisatie en dat is aanleiding genoeg om van handhavend optreden af te zien.
12.1
Eisers verzetten zich ook tegen het intrekken van de last met betrekking tot de mobiele stookinstallatie (overtreding 5). Er is geen concreet zicht op legalisatie. De aanvraag bevat geen tijdelijke dieselgestookte installatie maar gaat uit van een permanente gasgestookte installatie. Dat de capaciteit van de destijds vergunde WKK’s wel groter is, mag volgens eisers geen rol spelen.
12.2
Het college wijst erop dat een permanente gasgestookte installatie onderdeel is van de aanvraag van 2 december 2022. In de vigerende vergunning van 17 september 2013 zijn daarnaast voorschriften gesteld voor de opslag van diesel zodat het milieubelang ook met de mobiele opslagtank voor dieselolie in voldoende mate is afgedekt. De mobiele installatie is niet altijd in gebruik maar alleen bij een warmtevraag. Het college verwacht in de huidige situatie minder emissies. Het college acht het onevenredig om Groengas te verplichten om deze vanuit een milieuoogpunt meer belastende situatie te realiseren. Hierbij heeft het betrokken dat er een vergunningaanvraag in behandeling is ter legalisatie van deze overtreding.
12.3
De rechtbank kan niet beoordelen of sprake is van een concreet zicht op legalisatie. De rechtbank stelt wel vast dat een permanente installatie is aangevraagd en dat de oorspronkelijke last in het bestreden besluit zag op een mobiele installatie. Een aanvraag voor een alternatieve oplossing levert geen concreet zicht op legalisatie op van de overtreding. De rechtbank acht aannemelijk dat de milieugevolgen van de installatie zeer beperkt zijn. Het permanent gedogen van de mobiele stookinstallatie zonder concreet zicht op legalisatie, gaat de rechtbank echter te ver. De rechtbank zal daarom het herstelbesluit voor zover dit betrekking heeft op de mobiele stookinstallatie vernietigen. Hierdoor herleeft het besluit van 22 september 2022, voor zover dit betrekking heeft op het mobiele stookinstallatie. De rechtbank zal het besluit van 22 september 2022, voor zover dit betrekking heeft op de mobiele stookinstallatie echter schorsen totdat een besluit is genomen op de lopende aanvraag voor een omgevingsvergunning (revisie) milieu omdat hier geen nadelige milieugevolgen zijn te verwachten en de mobiele stookinstallatie wel een onmisbaar onderdeel is in de huidige bedrijfsvoering van Groengas . Als deze aanvraag wordt afgewezen, dan zal Groengas direct aan de last moeten voldoen (voor zover zij dat nog niet heeft gedaan). De aanvraag voorziet in een andere stookinstallatie en dan zal Groengas (als zij de gevraagde vergunning krijgt) de huidige stookinstallatie ook moeten verwijderen. De rechtbank verbindt aan de schorsing wel de voorwaarde dat de voorschriften in de revisievergunning van 17 september 2013 met betrekking tot de opslag van diesel in acht worden genomen. Als deze voorwaarde niet in acht wordt genomen vervalt de voorlopige voorziening.
13.1
Eisers benadrukken dat er nog andere overtredingen zijn die worden voortgezet en waarop het herstelbesluit ten onrechte niet ingaat:
- de rechtstreekse afvoer van digestaat, zonder deze eerst te scheiden, drogen en ontwateren, conform de procesbeschrijving behorende bij de omgevingsvergunning milieu;
- de enkele opslag van mest, zonder het oogmerk van co-vergisting;
- het gebruik van de affakkelinstallatie;
- het volledig ontbreken van een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming voor de volledige stikstofdepositie van de inrichting. Daarnaast is het de vraag hoe het college staat tegenover de ingebruikname van silo’s 2 en 3.
13.2
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak ten aanzien van deze overtredingen het volgende geoordeeld:
  • Rechtstreekse afvoer van mest en/of digestaat is in strijd met artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wabo.
  • De opslag van mest, op zichzelf bezien, is niet in strijd met de geldende omgevingsvergunning milieu of de bestemming "Agrarisch" en de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – biogasinstallatie’, zolang deze maar wordt gebruikt in de biogasinstallatie. Zodra de mest blijvend wordt opgeslagen, maar niet meer wordt aangewend voor co-vergisting om biogas op te wekken, is dit wel in strijd met de geldende omgevingsvergunning milieu of de bestemming "Agrarisch" en de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – biogasinstallatie’.
  • De aanwezigheid en het gebruik van de affakkelinstallatie in overeenstemming met de voorschriften van de omgevingsvergunning van 17 september 2013 is geen overtreding.
13.3
Gelet op de controlerapporten na de tussenuitspraak acht de rechtbank aannemelijk dat er geen rechtstreekse afvoer plaatsvindt van mest en/of digestaat (tot het moment van de zitting) en dat silo’s 2 en 3 niet in gebruik zijn. Er is dus geen overtreding. Het periodieke onderhoud en testen van de affakkelinstallatie om deze te gebruiken bij calamiteiten is volgens de rechtbank evenmin een overtreding mits dit gebeurt in overeenstemming met de voorschriften van de omgevingsvergunning van 17 september 2013. Ook al zal het testen van de affakkelinstallatie geluid produceren, de rechtbank is van oordeel dat dit testen mede gebeurt in belang van de veiligheid van de omgeving en omwonenden. Omdat er geen overtredingen zijn, is het college niet bevoegd een last onder dwangsom op te leggen over de afvoer van mest, de silo’s 2 en 3 en de affakkelinstallatie.
13.4
De rechtbank laat in het midden of Groengas beschikt over een vergunning op basis van artikel 2.7 tweede lid van de Wet natuurbescherming en of zij een dergelijke vergunning zou moeten hebben. Dit is een nieuw argument van eisers en deze rechtsvraag wordt beantwoord in de uitspraak op de beroepen van (onder meer) eisers met zaaknummers SHE 22/2745, SHE 22/2746 en SHE 22/2768.
14.1
Eisers vinden het toezicht van het college op het bedrijf onvoldoende. De communicatie tussen hen, het college en Groengas laat nog steeds veel te wensen over. Zij krijgen alleen controleverslagen. Zij worden ten onrechte niet betrokken in het overleg tussen het college en Groengas . Zij hebben pas na aandringen een kopie van het (afgewezen) gedoogverzoek van Groengas en de aanvraag revisievergunning gekregen. Met betrekking tot de controles merken eisers op dat de toezichthouders veel lijken af te gaan op informatie van Groengas zelf. Eisers moeten veel tijd, geld en energie steken in deze zaak.
14.2
Het college heeft aangegeven dat Groengas onder (zeer) verscherpt toezicht staat en veelvuldig wordt gecontroleerd. Zij gaan af op informatie van Groengas maar ook van het Landelijk meldpunt afvalstoffen (LMA). Het college steekt veel tijd en energie in deze kwestie en is er veel aan gelegen als partijen weer met elkaar in overleg treden. Het college herkent zich niet in het beeld dat stukken worden achtergehouden of met vertraging worden toegezonden.
14.3
Groengas betreurt het dat eisers zich verzetten tegen het testen van de affakkelinstallatie.
14.4
De rechtbank is van oordeel dat het college in deze kwestie voldoende toezicht houdt. Verdergaand toezicht (bijvoorbeeld met camera’s zoals eisers voorstellen) is volgens de rechtbank niet nodig. In zoverre is het herstelbesluit voldoende zorgvuldig voorbereid. In deze kwestie kan in het midden blijven of het college tijdig voldoende informatie verstrekt als eisers dat vragen. De wet- en regelgeving biedt partijen voldoende mogelijkheden om tijdig voldoende informatie te krijgen.

Conclusie en gevolgen

15.1
De uiteindelijke oplossing in deze zaak lijkt te liggen in een besluit van het college op de revisieaanvraag (ongeacht of dit positief of negatief is). De rechtbank is van oordeel dat het college tot die tijd heeft kunnen volstaan met het genomen herstelbesluit met dien verstande dat er wel degelijk noodzaak is om lasten onder dwangsom op te blijven leggen met betrekking tot het gasveredelingsstation en de mobiele stookinstallatie. De tussenuitspraak en de rechtsoverwegingen in deze uitspraak leiden tot de volgende conclusies.
  • De zaak SHE 22/147 gaat over het beroep van eisers 1 tegen de beslissing op bezwaar van 6 december 2021 tegen het besluit van 2 juni 2021 tot afwijzing van het verzoek van eisers 1 om handhavend optreden tegen de inrichting (het bedrijf) van Groengas en [naam] . Het college is daarna alsnog tot handhaving overgegaan tegen Groengas . Reeds daarom is het beroep van eisers 1 gegrond. Het besluit van 6 december 2021 zal worden vernietigd. De rechtbank zal hier zelf in de zaak voorzien en het besluit van 2 juni 2021 herroepen. Gelet op het feit dat het college vervolgens wél is overgegaan tot handhaving, is geen aanleiding om het college daarnaast te verplichten een nieuw besluit te nemen.
  • De zaken SHE 22/2474 en SHE 22/2643 gaan over de beroepen van respectievelijk Groengas en eisers 1 tegen het besluit van 22 september 2022. De rechtbank zal beide beroepen gegrond verklaren gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak.
  • Het beroep van eisers 1 (SHE 22/2643) en het beroep van Groengas (SHE 22/2474) richten zich tegen het besluit van 22 december 2022 tot verlenging van de begunstigingstermijn. Gelet op hetgeen is het besluit van 22 december 2022 tot verlenging van de begunstigingstermijn overwogen in rechtsoverweging 4.1 van deze uitspraak zijn de beroepen tegen dit besluit gegrond en de rechtbank zal dit besluit vernietigen.
  • Het beroep van eisers 1 (SHE 22/2643 ) en dat van Groengas (SHE 22/2474) richten zich ook automatisch tegen het herstelbesluit. Groengas stemt in met het herstelbesluit dus haar beroep tegen het herstelbesluit wordt niet ontvankelijk verklaard. Eisers 1 zijn het niet mee eens met het herstelbesluit. Gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen in rechtsoverwegingen 10 en 12 van deze uitspraak is hun beroep gegrond. De rechtbank zal het herstelbesluit vernietigen voor zover hierin de lasten 3 en 5 zijn ingetrokken. Hierdoor herleeft het besluit van 22 september 2022 met betrekking tot lasten 3 en 5 totdat een besluit is genomen op de lopende aanvraag voor een omgevingsvergunning (revisie) milieu.
  • De zaak SHE 22/2690 gaat over het besluit van 10 oktober 2022 tot afwijzing van het verzoek van eisers 2 om handhavend optreden tegen de inrichting (het bedrijf) van Groengas . De rechtbank verklaart het beroep tegen het besluit van 10 oktober 2022 ongegrond.
15.2
De voorlopige voorziening in de tussenuitspraak van 22 december 2022 vervalt omdat de rechtbank had bepaald dat dit zou gebeuren als einduitspraak wordt gedaan. De rechtbank ziet aanleiding om het besluit van 22 september 2022, dat gedeeltelijk herleeft als gevolg van de gedeeltelijke vernietiging van het herstelbesluit, te schorsen totdat het college een besluit heeft genomen op de aanvraag omgevingsvergunning (revisie) milieu. De rechtbank verbindt aan de schorsing wel de volgende voorwaarden:
  • de capaciteit van het gasveredelingsstation mag niet worden uitgebreid of vergroot ten opzichte van de capaciteit ten tijde van de laatste controle door de toezichthouder van het college op 29 juni 2022.
  • de geluidsbelasting van het gasveredelingsstation op nabijgelegen geluidgevoelige objecten moet voldoen aan de geluidsvoorschriften in de geldende omgevingsvergunning milieu (de revisievergunning van 17 september 2013).
  • De voorschriften in de revisievergunning van 17 september 2013 met betrekking tot de opslag van diesel moeten in acht worden genomen.
Als deze voorwaarden niet in acht worden genomen vervalt de voorlopige voorziening. In de uitspraak van heden zal het verzoek om voorlopige voorziening van eisers 1 en 2 worden afgewezen omdat in deze uitspraak een voorlopige voorziening wordt getroffen.
15.3
Kort samengevat betekent deze uitspraak dat de milieugevolgen voor de omwonenden door de exploitatie van het bedrijf van Groengas tot een aanvaardbaar niveau worden beperkt door het herstelbesluit en de getroffen voorlopige voorziening tot de volgende etappe in dit conflict, het besluit over de aanvraag omgevingsvergunning (revisie). Deze oplossing is op dit moment het meest evenredig voor alle betrokken partijen.
15.4
Omdat de beroepen gegrond zijn, moet het college het griffierecht aan eisers 1 en Groengas vergoeden en krijgen eisers 1 en Groengas ook een vergoeding van de proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 4.542,00 voor eisers 1 en € 2.511,00 voor Groengas . Eisers 1 hebben twee beroepschriften ingediend (in de zaken SHE 22/147 en SHE 2643; 2 punten), twee zittingen bijgewoond (2 punten) en een inlichtingencomparitie (1/2 punt) en een reactie gegeven op het herstelbesluit (1/2 punt) met een waarde van € 837,00 per punt. In de bezwaarfase hebben zij bezwaar gemaakt en de hoorzitting bijgewoond en verzocht om een vergoeding van de proceskosten en kunnen zij aanspraak maken op een vergoeding van 2 punten à € 597,00). Groengas heeft één beroepschrift ingediend (1 punt), twee zittingen bijgewoond (2 punten) en een inlichtingencomparitie (1/2 punt) en een reactie gegeven op het herstelbesluit (1/2 punt) met een waarde van € 837,00 per punt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eisers 1 tegen het besluit van 6 december 2021 (zaak SHE 22/147) gegrond;
  • vernietigt het besluit van 6 december 2021 en herroept het besluit van 2 juni 2021;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 6 december 2021;
  • verklaart het beroep van eisers 2 (SHE 22/2690) ongegrond;
  • verklaart de beroepen van eisers 1 (SHE 22/2643) en Groengas (SHE 22/2474) tegen het besluit van 22 september 2022 gegrond;
  • verklaart de beroepen van eisers 1 (SHE 22/2643) en Groengas (SHE 22/2474) tegen het besluit van 22 december 2022 gegrond;
  • vernietigt het besluit van 22 december 2022;
  • verklaart het beroep van Groengas tegen het herstelbesluit niet – ontvankelijk;
  • verklaart het beroep van eisers 1 tegen het herstelbesluit gegrond;
  • vernietigt het herstelbesluit voor zover hierin last 3 en 5 van het besluit van 22 september 2022 zijn ingetrokken;
  • schorst het besluit van 22 september 2022 totdat het college een besluit heeft genomen op de lopende aanvraag omgevingsvergunning (revisie) milieu onder de volgende voorwaarden:
  • de capaciteit van het gasveredelingsstation mag niet worden uitgebreid of vergroot ten opzichte van de capaciteit ten tijde van de laatste controle door de toezichthouder van het college op 29 juni 2022.
  • de geluidsbelasting van het gasveredelingsstation op nabijgelegen geluidgevoelige objecten moet voldoen aan de geluidsvoorschriften in de geldende omgevingsvergunning milieu (de revisievergunning van 17 september 2013).
  • De voorschriften in de revisievergunning van 17 september 2013 met betrekking tot de opslag van diesel moeten in acht worden genomen.
  • bepaalt dat de voorlopige voorziening vervalt als het college constateert dat deze voorwaarden niet in acht worden genomen,.
  • bepaalt dat het college twee keer het griffierecht van € 183,00 aan eisers 1 en één keer het griffierecht van € 365,00 aan Groengas moet vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers 1 tot een bedrag van € 4.542,00;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van Groengas tot een bedrag van € 2.511,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. R. Grimbergen en mr. C.N. van der Sluis, leden, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak en/of de tussenuitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.