In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 29 september 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, die eerder als chauffeur werkte, had zich op 3 juli 2019 ziekgemeld en ontving vanaf 30 juni 2021 een loongerelateerde WIA-uitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering per 30 juni 2023, omdat eiseres op 23 oktober 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, met een vastgesteld percentage van 9,65%. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het UWV onvoldoende onderzoek had gedaan naar haar beperkingen en dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage hoger was dan vastgesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 20 september 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de medische belastbaarheid van eiseres op 23 oktober 2021 op overtuigende wijze was vastgesteld door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid te twijfelen en dat eiseres in staat was om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering door het UWV terecht was. Eiseres kreeg geen gelijk en de door haar gemaakte proceskosten werden niet vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.