RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
uitspraak van de meervoudige kamer van 27 september 2023 in de zaak tussen
[eiser] , eiser en [eiseres] , eiseres, uit [woonplaats] , tezamen eisers
(gemachtigde: mr. R.C. van der Weele),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond,het college
(gemachtigde: mr. I van Driel).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de intrekking en terugvordering van hun bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.In een besluit van 30 juni 2022 heeft het college het recht op een bijstandsuitkering met ingang van 8 maart 2017 ingetrokken en het te veel ontvangen bedrag aan bijstand over de periode van 8 maart 2017 tot en met 31 december 2021 tot een bedrag van € 92.645,54 teruggevorderd.
1.2.Met het bestreden besluit van 16 januari 2023 op het bezwaar van eisers is het college grotendeels bij dat besluit gebleven. Alleen over de periode van 1 februari 2021 tot en met 30 september 2021 wordt afgezien van intrekking en terugvordering.
1.3.Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.Eisers hebben op 22 juni 2023, door de rechtbank ontvangen op 28 juni 2023, nog nadere stukken ingediend.
1.5.De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college. Eiseres is niet verschenen.
Totstandkoming van het besluit
2. Eisers ontvingen sinds 22 augustus 2008 een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden.
3. Het college heeft onderzoek gedaan naar het recht op bijstand van eisers nadat het college een melding had ontvangen dat eisers aan huis een handel zouden hebben in namaak horloges die op 13 januari 2022 door de politie zou zijn opgerold. Het college heeft het uitkeringsdossier, Suwinet en internet geraadpleegd en van Marktplaats gegevens gevorderd. Vervolgens zijn eisers uitgenodigd voor een gesprek op 30 maart 2022. Het college heeft eisers gevraagd gegevens mee te nemen naar het gesprek. Het gaat om bankafschriften, het verslag van binnentreden van de woning op 13 januari 2022 en een sluitende boekhouding/administratie van alle Marktplaats transacties van 2013 tot en met heden. Eisers zijn op het gesprek verschenen en hebben een deel van de door het college gevraagde gegevens meegenomen maar geen boekhouding/administratie van de Marktplaats transacties.
3.1.Eiser heeft tijdens het gesprek verklaard dat hij geen boekhouding/administratie heeft meegenomen, omdat hij geen inkomsten heeft gehad vanuit Marktplaats. De Marktplaatsadvertenties waren van zijn broer, die een handel in horloges heeft. Eiser heeft zelf incidenteel vanuit zijn eigen collectie horloges verkocht. Verder heeft eiser verklaard dat hij bezig was met het opzetten van een eigen online shop in de vorm van een website met de naam chrone24outlet.nl. Eiser wilde de spullen gaan verkopen via Amazon.com en bol.com. Daarvoor had hij de spullen die bij de huiszoeking zijn gevonden in huis. Het gaat onder meer om horloges, tondeuses, geldtelmachine, brillen, airpods, vitrinekast, schoenen, armbanden, postpakketten, autodeurklinken, verpakkingsmateriaal, fillers, administratie en reparatie sets. Deze spullen voor de verkoop in de webshop zou eiser hebben gekregen van een vriend, [een vriend] genaamd. Na verkoop zou hij 20% van de verkoopprijs krijgen en [een vriend] de rest betalen. [een vriend] woont in Birmingham. Eiser heeft een document met de titel ‘commercial invoice’ ingediend dat moet aantonen dat de spullen van [een vriend] afkomstig zijn. Het college heeft deze commercial invoice onderzocht en geconcludeerd dat het document niet echt is. Het college heeft geconstateerd dat het op de invoice opgegeven telefoonnummer van [een vriend] te Birmingham een netnummer heeft dat niet overeenkomt met het netnummer van Birmingham.
3.2.Het college heeft vervolgens bij een boekwinkel met PostNL-punt informatie opgevraagd over een pinbetaling van € 111,95 op 7 december 2021. De boekhandel heeft bevestigd dat er op 7 december 2021 een pinbetaling is gedaan van € 111,95. Het betreffen twee opvolgende transacties van respectievelijk € 49,- en € 62,95, waarbij het in beide gevallen gaat om een ‘transactie product verzekerd pakket’.
3.3.Naar aanleiding van deze onderzoeksresultaten zijn eisers wederom uitgenodigd voor een gesprek op 7 juni 2022. Eiser heeft tijdens dit gesprek onder meer verklaard dat de commercial invoice die hij aan het college heeft verstrekt de factuur van [een vriend] was. Eiser zal de geleverde spullen moeten betalen aan [een vriend] . Eiser weet ook niet of hij de spullen nog terug krijgt van de politie. Eiser gaf aan dat hij niet wist dat hij de voorraad horloges moest melden, omdat deze spullen niet van hem waren. Over de op de bankafschriften aangetroffen betalingen aan DHL/DPD/UPS heeft eiser opgemerkt dat hij spullen heeft verstuurd voor zijn vader en moeder en een paar keer een horloge uit zijn eigen collectie. Ook heeft hij spullen, zoals kleding, telefoonhoesjes en een VR-bril, teruggestuurd. Over de pinbetaling van € 111,95 op 7 december 2021 bij de boekwinkel heeft eiser verklaard dat hij misschien een gereedschapskist had verstuurd.
3.4.Het college heeft op basis van de onderzoeksresultaten en de gesprekken met eisers geconcludeerd dat in de te beoordelen periode sprake is geweest van structurele verkopen (handel) van nieuwe luxe (namaak) merkproducten door middel van Marktplaatsadvertenties. De Marktplaatsadvertenties zijn te herleiden tot eiser en deze advertenties hadden titels als: ‘Nieuw in de doos’, ‘Nieuw in doos, 1 jaar garantie’, ‘Nieuw in folie en doos’, ‘Nieuw in folie en doos, 2 jaar garantie’, ‘Verschillende modellen, nieuw’ en ‘Nieuw en origineel’. De advertenties hebben daarmee een bedrijfsmatig karakter en kunnen niet beschouwd worden als advertenties van privégoederen. Het college stelt dat het bedrijfsmatige karakter versterkt wordt door de pakketten die eisers via DPD, UPS, DHL en PostNL hebben verzonden. Het college acht het niet geloofwaardig dat in deze zendingen spullen zaten van eisers vader, moeder of oom. Zeker niet in samenhang met alle andere bevindingen uit de Marktplaatsadvertenties en de voorraad van 600 horloges, ongeveer 100 tondeuses, 10 zonnebrillen, 20 airpods en de geldtelmachine die in de woning van eisers zijn aangetroffen. Het college stelt zich op het standpunt dat eisers de inkomsten uit de Marktplaatsadvertenties vanaf 8 maart 2017 hadden moeten doorgeven. Vanaf die datum start de handel met een advertentie voor meisjeshorloges.
4. Bij besluit van 30 juni 2022 is het recht van eisers op een bijstandsuitkering ingetrokken met ingang van 8 maart 2017. Het te veel betaalde bedrag aan bijstand over de periode van 8 maart 2017 tot en met 31 december 2021 ter hoogte van € 92.645,54 wordt van eisers teruggevorderd. Ook de op 8 en 24 februari 2022 verstrekte voorschotten van in totaal € 1.050,- worden van eisers teruggevorderd.
5. Bij het besluit op bezwaar van 16 januari 2023 is het college grotendeels bij dat besluit gebleven. Het besluit van 30 juni 2022 wordt alleen herroepen voor zover het de intrekking en terugvordering over de periode van 1 februari 2021 tot en met 30 september 2021 betreft. In die periode zijn er geen advertenties op Marktplaats geplaatst. Dat is volgens het college een dermate lange aaneengesloten periode dat op grond van de huidige onderzoeksgegevens niet aannemelijk is dat eisers verkoopactiviteiten op Marktplaats hebben verricht waaruit inkomsten zijn gegenereerd. De verklaring van de broer van eiser dat hij degene was die handel dreef wordt niet ondersteund door controleerbare en verifieerbare gegevens en geeft het college daarom geen aanleiding voor een ander standpunt. Eisers hebben de Marktplaatshandel in strijd met de op hen rustende inlichtingenverplichting niet gemeld. Door de schending van de inlichtingenverplichting was het recht op bijstand van eisers over de te beoordelen periode niet vast te stellen, waardoor het college verplicht was de bijstand van eisers over die periode in te trekken en de kosten van bijstand over die periode terug te vorderen. Het college is verder van mening dat het niet mogelijk was om het recht op bijstand schattenderwijs vast te stellen, zelfs niet op basis van de verkoopprijzen omdat per advertentie meerdere aantallen werden aangeboden en het precieze aantal onduidelijk is. Er werden regelmatig meerdere producten zoals telefoontoestellen van verschillende types per advertentie aangeboden, met daarbij in veel gevallen slechts een globale beschrijving van het aangeboden product.