In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 14 september 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend die door het UWV op 24 februari 2021 was afgewezen. Het UWV handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit op 6 oktober 2021. De rechtbank behandelt de zaak na een zitting op 24 januari 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet aanwezig waren. De rechtbank heropende het onderzoek op 26 januari 2023 en stelde schriftelijke vragen aan het UWV, die op 15 maart 2023 werden beantwoord. Eiseres reageerde hierop op 19 april 2023. Uiteindelijk werd het onderzoek op 7 juli 2023 gesloten.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres met ingang van 9 maart 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de aangenomen beperkingen van eiseres adequaat zijn. Eiseres had aangevoerd dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen en dat zij niet in staat was om regulier werk te verrichten. De rechtbank oordeelt echter dat het UWV de functies die eiseres zou kunnen vervullen correct heeft beoordeeld en dat de arbeidsongeschiktheid op 0% is vastgesteld. De rechtbank wijst erop dat de eerdere WSW-indicatie van zeven jaar geleden geen doorslaggevende betekenis heeft voor de huidige beoordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen WIA-uitkering ontvangt en geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.