ECLI:NL:RBOBR:2023:4492

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
01/303052-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewelddadige woningoverval met meerdere verdachten

Op 12 september 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een gewelddadige woningoverval. De overval vond plaats op 7 november 2021 in Ommel, gemeente Asten, waarbij het slachtoffer, na een lange werkdag, werd aangevallen door drie gemaskerde personen. Deze personen gebruikten geweld, waaronder pepperspray en een stroomstootwapen, en dreigden met een vuurwapen. Het slachtoffer werd in zijn eigen chalet vastgebonden en zijn woning werd doorzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die bekend heeft één van de daders te zijn, samen met anderen het slachtoffer heeft overvallen met het oogmerk om goederen te stelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan het slachtoffer, die in totaal € 13.520,28 bedraagt, inclusief immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.303052.21
Datum uitspraak: 12 september 2023
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1982] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te: P.I. Sittard.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2022, 13 september 2022, 23 november 2022, 15 februari 2023, 10 mei 2023, 1 augustus 2023 en 29 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 juni 2022.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 29 augustus 2023 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij
op of omstreeks 07 november 2021 te Ommel, gemeente Asten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [adres]
een (tot op heden onbekend) geldbedrag en/of een telefoon (iPhone 12 pro) en/of een zonnebril en/of een of meer horloges, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- pepperspray, althans een (bijtende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende) vloeistof(fen) in het gezicht van die [slachtoffer] te spuiten en/of
- die (op de grond liggende) [slachtoffer] meermalen tegen zijn hoofd en/of zijn lichaam te schoppen en/of slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer] met een stroomstootwapen/taser meermalen een stroomstoot (in de nek en/of de buik, in elk geval het lichaam) te geven en/of
- (vervolgens) de woning van die [slachtoffer] binnen te dringen en/of
- die (op de grond liggende) [slachtoffer] de woning in te sleuren en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] te richten en/of te tonen en/of
- (met kracht) een arm om de nek van die [slachtoffer] te slaan en/of de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of
- (vervolgens) de armen/polsen en/of de benen van die [slachtoffer] (met duct tape en/of een telefoonkabel) aan elkaar vast te binden en/of
- zijn, verdachtes, knie en/of voet op/tegen het hoofd van die (op zijn buik op de grond liggende) [slachtoffer] te drukken en/of gedrukt te houden en/of
- die (op de grond liggende en/of vastgebonden) [slachtoffer] meermalen in zijn gezicht en/of op zijn lichaam te schoppen en/of slaan/stompen en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: “We willen de kluis” en/of “We hebben je broer, zus en vader, dus die kluis komt wel boven water”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: “Er moet nog meer geld zijn en een kluis. Als je dat niet geeft dan steek ik je nu 3 keer in je rug”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 7 november 2021 omstreeks 02:45 uur kwam [slachtoffer] (verder te noemen: het slachtoffer ) aan bij zijn chalet. Hij had de hele avond gewerkt op een groot feest met ongeveer 900 genodigden. Toen hij de sleutel in het slot van zijn chalet stak werd hij – zo blijkt uit de camerabeelden van de beveiligingscamera van het chalet – door drie personen aangevallen. Deze personen droegen hoofd- en gezichtsbescherming en waren derhalve niet herkenbaar. Door deze drie personen werd buiten het chalet geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Vervolgens werd hij door de drie personen het chalet ingetrokken. In het chalet ging het geweld verder. De personen probeerden hem vast te binden met kabelbinders. Toen bleek dat dat niet lukte werd hij met tape en een telefoonkabel gekneveld. Het chalet werd doorzocht. Na ongeveer een half uur verlieten de drie personen het chalet van het slachtoffer. Het slachtoffer was in staat zichzelf te bevrijden en hij wist een collega te alarmeren die de politie belde. De politie startte die nacht direct een sporenonderzoek. Het slachtoffer werd door de politie naar het ziekenhuis gebracht. Verdachte heeft bekend één van de drie personen te zijn geweest.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Verdachte heeft het feit immers bekend en die verklaring vindt steun in overig bewijsmateriaal waaronder het aangetroffen DNA-spoor van verdachte. Dat sprake is geweest van een overval en dat er dus goederen zijn buitgemaakt, volgt eveneens uit de bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van een woningoverval. Er zijn immers geen goederen weggenomen. Volgens verdachte was sprake van een uit de hand gelopen gesprek over een zakelijk conflict. Daarbij is niet met een wapen gedreigd. Mocht door de rechtbank worden vastgesteld dat er wél goederen zijn meegenomen dan valt dit buiten het verband van het opzet omdat verdachte daar geen weet van had. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsoverwegingen.
De rechtbank is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de in de bewijsbijlage gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat het slachtoffer steeds consistent heeft verklaard dat er sprake was van een overval waarbij goederen zijn ontvreemd. [1] In het bijzonder kent de rechtbank daarbij betekenis toe aan het feit dat het slachtoffer kort na het gebeuren ten overstaan van de gealarmeerde collega heeft verklaard dat sprake was van een overval. [2] Ook ten overstaan van de ter plaatse gekomen politie heeft hij verklaard dat sprake was van een overval en dat er goederen waren ontvreemd. [3] De aangifte wordt bovendien ondersteund door de camerabeelden en de beschrijving van die beelden. Uit die beelden blijkt geenszins van enige bedoeling om een zakelijk conflict uit te praten. Integendeel. Het slachtoffer werd direct bespoten met pepperspray en door de personen - die handschoenen en gezichtsbedekkende kleding - droegen, overmeesterd. Daarnaast is de gehele woning doorzocht, hetgeen ook past bij een overval zoals door het slachtoffer omschreven. Blijkens de aangifte werd door de overvallers meermaals gevraagd naar ‘de kluis’. Ook dat past bij de bevindingen in het dossier. Er was namelijk een kluis waarin de omzet van het feest die avond werd afgestort. [4] Daarmee is er ook een duidelijk motief voor een overval. De kluis bevond zich echter niet in het chalet van het slachtoffer.
Tot slot blijkt uit de beschrijving van de camerabeelden dat een van de daders de telefoon van het slachtoffer - die tijdens de worsteling buiten het chalet op de grond was gevallen - heeft opgepakt en in zijn broekzak heeft gestopt. Daarnaast heeft de rechtbank ter terechtzitting van 29 augustus 2023 op de camerabeelden waargenomen dat de daders het chalet verlieten met een tas.
Uit het voorgaande in samenhang met de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen volgt genoegzaam dat sprake was van een overval en dat het opzet van verdachte daar ook op was gericht. Hij was immers één van de drie personen die op de camerabeelden is te zien, waarbij de rechtbank hem niet zonder meer volgt in zijn verklaring dat hij persoon 3 was.
De verklaring van verdachte dat sprake was van een uit de hand gelopen gesprek over een zakelijk geschil wordt als ongeloofwaardig ter zijde gesteld.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in voormelde bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
opof omstreeks7 november 2021 te Ommel, gemeente Asten,
tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen, althans alleen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [adres]
een(tot op heden onbekend)geldbedrag en/ofeen telefoon(iPhone 12pro)en/ofeen zonnebril en/of een of meerhorloges, in elk geval enig goed, dat/diegeheel of ten deleaan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- pepperspray, althans een (bijtende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende) vloeistof(fen)in het gezicht van die [slachtoffer] te spuiten en/of- die(op de grond liggende)[slachtoffer] meermalen tegen zijn hoofd en/ofzijn lichaam te schoppen en/of slaan/stompenen/of- die [slachtoffer] met een stroomstootwapen/taser meermalen een stroomstoot(in de nek en/of de buik, in elk geval het lichaam)te geven en/of-(vervolgens)de woning van die [slachtoffer] binnen te dringen en/of- die(op de grond liggende)[slachtoffer] de woning in te sleuren en/of-een vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] te richtenen/of te tonenen/of- (met kracht) een arm om de nek van die [slachtoffer] te slaan en/ofde keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en/of-(vervolgens)de armen/polsen en/ofde benen van die [slachtoffer](met duct tape en/of een telefoonkabel)aan elkaar vast te binden en/of- zijn, verdachtes, knie en/ofvoet op/tegen het hoofd van die(op zijn buik op de grond liggende)[slachtoffer] te drukkenen/of gedrukt te houdenen/of- die(op de grond liggendeen/of vastgebonden)[slachtoffer] meermalen in zijn gezicht en/of op zijn lichaam te schoppenen/of slaan/stompenen/of- tegen die [slachtoffer] te zeggen: “We willen de kluis” en/of“We hebben je broer, zus en vader, dus die kluis komt wel boven water”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekkingen/of- tegen die [slachtoffer] te zeggen: “Er moet nog meer geld zijn en een kluis. Als je dat niet geeft dan steek ik je nu 3 keer in je rug”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht in strafverlagende zin rekening te houden met:
  • het gegeven dat verdachte het tenlastegelegde heeft bekend en daarmee verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen;
  • verdachte niet de initiator is geweest van hetgeen is tenlastegelegd;
  • dat verdachte weliswaar vaker voor strafbare feiten is veroordeeld, maar dat dat lang geleden is;
  • de inhoud van het reclasseringsrapport.
Verzocht is het advies van de reclassering te volgen in die zin dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden verminderen de kans op toekomstige recidive hetgeen niet alleen in het belang is van verdachte maar ook in het belang van de samenleving.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan - kort gezegd - een gewelddadige roofoverval op de woning (chalet) van het slachtoffer in de nachtelijke uren. De verdachten hebben hem opgewacht en hebben hem, toen hij thuis aankwam, aangevallen. Het slachtoffer is bespoten met pepperspray, getaserd en verschillende keren geslagen en geschopt. Hij is vervolgens door de overvallers het chalet ingesleurd waar zijn armen en benen zijn vastgebonden en waarna de gewelddadigheden zich hebben voortgezet. De daders hebben het chalet doorzocht en zijn uiteindelijk met verschillende waardevolle spullen weer vertrokken. Het slachtoffer heeft zich uiteindelijk zelf weten te bevrijden en heeft hulp gezocht bij een in de buurt wonende collega die hem aanvankelijk, vanwege de door het geweld ontstane verwondingen en zwellingen in het aangezicht, niet herkende.
Verdachte heeft aldus blijk gegeven geen respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, zijn gezondheid, veiligheid en eigendom. Een woning behoort een veilige omgeving te zijn. Het is zeer beangstigend om midden in de nacht bij en in de woning te worden overvallen met geweld en dreiging met geweld. Slachtoffers van zo’n overval krijgen veelal te maken met psychische gevolgen die nog geruime tijd na het voorval hun leven zullen beïnvloeden. Dat dit ook in het onderhavige geval is geweest blijkt wel uit de door het slachtoffer ter terechtzitting voorgedragen verklaring. De overval, die ongeveer een half uur heeft geduurd, is zeer beangstigend geweest voor hem. Hij was letterlijk aan het wachten op het moment dat hij een mes in zijn rug zou krijgen, zo gaf hij ter zitting aan. Ook vreesde hij dat hij zou worden ontvoerd. De impact van de overval op zijn leven is groot geweest en nog altijd kampt hij met de psychische gevolgen ervan. Hij slaapt slecht en is nog steeds bang als hij ‘s avonds laat thuiskomt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet met een andere straf worden volstaan dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het in de LOVS gestelde oriëntatiepunt voor een woningoverval is een gevangenisstraf voor de duur van drie tot vijf jaren, afhankelijk van onder meer de mate van het gebruikte geweld. Gelet op de aard van het bewezen verklaarde geweld is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige overval qua ernst aan de bovenkant van de in het oriëntatiepunt genoemde bandbreedte zit. Als vertrekpunt gaat de rechtbank daarom uit van een gevangenisstraf van viereneenhalf jaar.
Strafverzwarend voor de verdachte is vervolgens niet alleen dat er sprake was van medeplegen en dat de woningoverval in de nachtelijke uren plaatsvond, maar ook het gegeven dat het slachtoffer letsel, bestaande uit een gezwollen en bebloed aangezicht, heeft opgelopen. Daarnaast heeft de rechtbank in mindere mate ten nadele van verdachte acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 7 augustus 2023 waaruit volgt dat verdachte eerder, weliswaar lang geleden, voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Dit brengt de rechtbank ertoe een hogere straf op te leggen dan het voormelde vertrekpunt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in strafverlagende zin rekening te houden met de omstandigheden die door de raadsman zijn aangevoerd. Verdachte heeft weliswaar bekend, maar op onderdelen heeft de rechtbank zijn verklaring als ongeloofwaardig terzijde gesteld. Van een proceshouding waar in strafverlagende zin rekening mee gehouden zou kunnen worden is derhalve geen plaats. Ook blijkt uit niets, anders dan uit de verklaring van verdachte zelf, dat verdachte geen initiërende rol zou hebben gehad. De rechtbank heeft bewezenverklaard dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd en ziet geen enkele aanleiding om verdachte anders te bestraffen dan zijn mededaders.
Uit het reclasseringsrapport van 28 juli 2023 volgt dat verdachte problemen kent op nagenoeg alle leefgebieden en onder meer kampt met een alcohol- en softdrugsverslaving. Door de reclassering is geadviseerd om, indien de ernst van het feit het toelaat, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waaraan bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Onder meer een ambulante behandeling voor de verslaving van verdachte wordt noodzakelijk geacht. Aangezien de rechtbank een gevangenisstraf zal opleggen van meer dan twee jaren is echter een voorwaardelijk strafdeel niet aan de orde. Een eventuele behandeling en andere interventies kunnen in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling worden ingezet. Op die wijze wordt aan het strafdoel van speciale preventie (het voorkomen dat een verdachte opnieuw de fout in gaat) tegemoetgekomen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Die straf is passend en geboden.
Deze straf is lager dan de door de officier van justitie geëiste straf omdat de rechtbank uitgaat van een ander vertrekpunt en weging van de strafverhogende omstandigheden. Met de straf die de rechtbank zal opleggen wordt de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking gebracht. Hiermee sluit de rechtbank ook aan bij straffen die zijn opgelegd in andere zaken waarbij sprake is van vergelijkbare situaties. De rechtbank doelt daarbij op de mate van het geweld dat is toegepast, de omstandigheden waaronder dat heeft plaatsgevonden en de gevolgen die daarmee veroorzaakt zijn voor het slachtoffer.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

De vordering van de benadeelde partij.

De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en heeft een bedrag gevorderd van in totaal € 19.520,28. Dit bedrag bestaat uit € 10.520,28 aan materiële schade ter zake weggenomen eigendommen en € 9.000,- aan immateriële schade. Daarnaast is de wettelijke rente en de hoofdelijkheid gevorderd en is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal en hoofdelijk dient te worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Primair is - in verband met de door de verdediging bepleite vrijspraak - verzocht de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Als subsidiair standpunt is het volgende aangevoerd.
Immateriële schade
De raadsman heeft zich, ter zake de gevorderde kosten in verband met geleden immateriële schade, op het standpunt gesteld dat deze post onvoldoende is onderbouwd en – zo begrijpt de rechtbank – in zoverre niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De ter onderbouwing overgelegde uitspraken passen volgens de raadsman immers onvoldoende bij de onderhavige zaak. Ter illustratie van dat ingenomen standpunt heeft de raadsman enkele uitspraken bijgevoegd waarin de rechtbank tot toewijzing van een lager schade bedrag is gekomen.
Materiële schade
Voorts dient de vordering te worden afgewezen c.q. niet ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van opgevoerde eigendommen die niet zijn genoemd in de - de rechtbank begrijpt: initiële - aangifte. Niet kan worden vastgesteld dat deze goederen daadwerkelijk zijn weggenomen, aldus de verdediging.
Ter zake het als schadepost opgevoerde geldbedrag is niet onderbouwd hoeveel geld daadwerkelijk is weggenomen, terwijl de tenlastelegging vermeldt dat het gaat om een onbekend geldbedrag. Tevens is onvoldoende onderbouwd dat er een tweede zonnebril is weggenomen nu dat pas bijna twee jaren na het tenlastegelegde wordt gevorderd.
De verzochte vergoeding voor de horloges dient te worden afgewezen. Er is immers sprake van verboden goederen. Een vergoeding ter zake geleden schade van dergelijke goederen kan niet worden toegewezen.
Beoordeling.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de vordering betrokken hetgeen door de procesdeelnemers naar voren is gebracht.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij letsel heeft opgelopen door het handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft daarom op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek recht op immateriële schadevergoeding.
Bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade heeft de rechtbank alle feiten en omstandigheden betrokken en acht geslagen op bedragen die in soortgelijke zaken zijn toegewezen. [5] De rechtbank zal - gelet op het vorenstaande en naar redelijkheid en billijkheid - een bedrag toewijzen van € 5.000,-. Voor het overige zal de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Materiële schade
-
Post iPhone (€ 865,60)
De rechtbank zal de vordering op dit punt toewijzen zoals gevorderd. Dit deel van de vordering is niet weersproken.
-
Post sierraden en aansteker [merknaam 1] (resp. € 880,26 en € 478,79)
In de aangifte van 7 november 2021, die kort na het tenlastegelegde is opgenomen, is geen melding gemaakt van deze goederen. Dat kan aangever echter niet worden tegengeworpen. Zijn woning was immers doorzocht en overhoop gehaald. Bovendien was aangever gewond en is hij naar het ziekenhuis gebracht. Dat hem nog niet duidelijk was welke goederen waren weggenomen, is niet verwonderlijk. De politie heeft in de aangifte opgemerkt later een lijst te maken van de goederen die aangever mist. [6] Die lijst is opgenomen in de bijlage goederen die op 23 juli 2023 is opgemaakt. Dat die lijst op een laat tijdstip is opgemaakt, brengt niet mee dat onvoldoende is onderbouwd dat die goederen ook zijn weggenomen. Dit onderdeel is gelet op de aangifte in samenhang met de bijlage goederen voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering op dit onderdeel toewijzen zoals gevorderd.
-
Post zonnebrillen [merknaam 2] (€ 4.180,- en € 1.115,63)
In de initiële aangifte van 7 november 2021 heeft aangever melding gemaakt van de diefstal van een zonnebril van [merknaam 2] . Op de bijlage goederen is nog een tweede [merknaam 2] zonnebril vermeld. Gelet op wat de rechtbank hiervoor onder de post sierraden en aansteker heeft overwogen, zal de rechtbank de vordering op dit onderdeel toewijzen zoals gevorderd.
-
Post geldbedrag (€ 1.000,-)
Uit de aangifte volgt dat er een geldbedrag is weggenomen. Reeds onderweg naar het ziekenhuis heeft aangever verklaard dat hij ongeveer € 1.000 contant geld in huis had. [7] Eenzelfde bedrag is ook vermeld in de goederenbijlage. De rechtbank zal de vordering op dit onderdeel daarom toewijzen zoals gevorderd.
-
Post horloges (€ 2.000,-)
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van deze post van de vordering. Thans is – mede gelet op de betwisting – onvoldoende onderbouwd wat de waarde van deze horloges is. Aangever heeft immers verklaard dat deze horloges nep waren [8] en dat sommige horloges kapot waren. [9] Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het bewezenverklaarde toewijzen tot het bedrag van € 13.520,28 vermeerderd met de wettelijke rente. Dat bedrag bestaat uit € 8.520,28 ter zake geleden materiële schade en
€ 5.000,- ter zake geleden immateriële schade.
Voor zover de benadeelde partij op onderdelen van de vordering niet-ontvankelijk is verklaard, kunnen deze onderdelen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het bewezenverklaarde samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door een van de mededaders is betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Beslag.

Ter terechtzitting heeft de officier van justitie geen beslissing gevorderd ten aanzien van de in beslaggenomen hennep (goednummers 1920204, 1920478 en 1920485) en de boksbeugel (goednummer 1920167) omdat verdachte ter terechtzitting van 29 augustus 2023 afstand heeft gedaan van deze goederen. De rechtbank zal dan ook geen beslissing nemen over het beslag.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f en 312 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Bewezenverklaring
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of die diefstal gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straffen en maatregel
Legt ten aanzien van het bewezenverklaarde feit op de volgende straf:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 jarenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Legt ten aanzien van het bewezen verklaarde feit op de volgende maatregel:
- de schadevergoedingsmaatregel. Legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 13.520,28 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 102 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit € 8.520,28 aan materiële schadevergoeding en € 5.000,- immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering benadeelde partij
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk en hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 13.520,28 euro.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit € 8.520,28 materiële schadevergoeding en
€ 5.000,- immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. A.E. de Kryger en mr. A. Bril, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.J.B. van Weegen, griffier,
en is uitgesproken op 12 september 2023.

Voetnoten

1.Proces-verbaal aangifte, p. 34-35 en het verhoor van aangever bij de rechter-commissaris van 5 juli 2022, p. 4.
2.Het verhoor van [betrokkene] bij de rechter-commissaris van 5 juli 2022, p. 1.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 23 en proces-verbaal van bevindingen, p. 27.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 43 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 119.
5.Zie bijvoorbeeld Rechtbank Noord-Holland van 26 januari 2023 (ECLI:NL:RBNHO:2023:918).
6.Proces-verbaal aangifte, p. 34.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27 en de bijlage goederen waarop vermeld is ‘namaakhorloges’.
9.Proces-verbaal aangifte, p. 35.