ECLI:NL:RBNHO:2023:918

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
15/108349-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval met geweld en bedreiging in Zaandam

Op 26 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op 1 mei 2022 in Zaandam. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van diefstal met geweld. De tenlastelegging omvatte het slaan van het slachtoffer met een vuurwapengelijkend voorwerp, het vastbinden van het slachtoffer met tie wraps en het bedreigen van het slachtoffer met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 12 januari 2023 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit, terwijl de verdediging zich op het standpunt stelde dat het feit wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen in het vonnis geoordeeld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een vordering tot schadevergoeding van € 11.203,93 had ingediend. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd aan de verdachte, waaronder het meewerken aan reclassering en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/108349-22
Uitspraakdatum: 26 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 januari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
thans gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Visser en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Vogelaar, advocaat te Wormerveer, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 mei 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(merk)kleding en/of (merk)schoenen en/of tassen en/of een Nintendo Switch en/of een iPhone 7 en/of een iPhone 12 en/of een Lenovo Chromebook en/of een Asus laptop, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [benadeelde] meermaals, althans éénmaal, te slaan en/of schoppen en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) door te laden en/of
- die [benadeelde] meermaals, althans éénmaal, met het (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd te slaan en/of
- die [benadeelde], terwijl deze op de grond ligt, meermaals, althans éénmaal, te slaan en/of schoppen en/of
- daarbij op agressieve en/of dreigende toon te roepen: 'Waar is je geld?' en/of
- terwijl die [benadeelde] op de grond ligt, de polsen en/of enkels van die [benadeelde] met tie wraps vast te binden en/of tegelijkertijd een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [benadeelde] te richten;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in
bijlage 1bij dit vonnis zijn vervat.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 1 mei 2022 te Zaandam tezamen en in vereniging met een ander merkkleding, merkschoenen, tassen, een Nintendo Switch, een iPhone 7, een iPhone 12, een Lenovo Chromebook en een Asus laptop die aan [benadeelde] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [benadeelde] meermaals te slaan en schoppen en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp door te laden en
- die [benadeelde] meermaals met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd te slaan en
- die [benadeelde], terwijl deze op de grond ligt, meermaals te slaan en schoppen en
- daarbij op agressieve en/of dreigende toon te roepen: 'Waar is je geld?' en
- terwijl die [benadeelde] op de grond ligt, de polsen en enkels van die [benadeelde] met tie wraps vast te binden en tegelijkertijd een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [benadeelde] te richten;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte met toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarbij dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals die zijn geadviseerd in de rapportage van Reclassering Nederland van 17 december 2022. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden zal bevelen.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit het jeugdstrafrecht toe te passen en een jeugddetentie op te leggen waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het plegen van een woningoverval. De medeverdachte heeft het slachtoffer – een vriend van de medeverdachte die hij bijna dagelijks sprak – in zijn eigen huis op zijn hoofd geslagen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Ook hebben de verdachte en de medeverdachte het slachtoffer, terwijl deze op de grond lag, geschopt en geslagen, met tiewraps zijn polsen en enkels vastgebonden en het op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hem gericht. Vervolgens hebben ze de hele woning van het slachtoffer doorzocht, zijn dure spullen meegenomen en hem laten inloggen in zijn telebankieromgeving om te zien of daar nog wat te halen viel. Door zo te handelen hebben de verdachte en zijn mededader ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en op zijn lichamelijke integriteit. Dat de overval voor hem traumatisch is geweest volgt uit de toelichting op zijn vordering tot schadevergoeding. De rechtbank neemt het de verdachte uitermate kwalijk dat hij, voor eigen gewin, met een ander deze overval heeft gepleegd zonder rekening te houden met de consequenties daarvan voor het slachtoffer. Dit alles in de eigen woning van het slachtoffer, waar deze zich veilig zou moeten voelen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
het strafblad van de verdachte, zoals blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 juli 2022. Hieruit blijkt dat de verdachte al eerder met justitie in aanraking is geweest.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het over de verdachte uitgebrachte rapport gedateerd 12 oktober 2022 van GZ-psycholoog [psycholoog]. Het psychologisch rapport houdt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Er is bij de betrokkene sprake van een beperkt ontwikkeld gevoelsleven en daarmee ook een beperkte gewetensvorming. De betrokkene is beïnvloedbaar en laat zich gemakkelijk meeslepen in verkeerde situaties. Hij kan daarnaast impulsief handelen, zonder te overzien wat de consequenties van zijn handelen zijn. Zijn oppervlakkige gevoelsleven maakt hem ongevoelig en onverschillig voor de impact van zijn gedrag op de ander. De betrokkene is groot geworden in verschillende werelden waar agressie en geweld – zowel reactief als instrumenteel – regelmatig voorkwamen en eerder regel dan uitzondering waren. Agressie is voor de betrokkene een bekende reactie op voor hem kwetsbare momenten. Hij kent daarnaast ook van nature weinig remming of morele belemmering voor het inzetten van instrumentele agressie. Er wordt geadviseerd om het tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt dit advies over en acht de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Het psychologisch rapport houdt verder in:
Wat betreft de indicaties voor toepassen minderjarigenstrafrecht zijn er aanwijzingen dat de betrokkene beperkt in staat is om de consequenties van zijn gedrag te overzien. De betrokkene maakt een leeftijdsovereenkomstige indruk en is tot op zekere hoogte in staat om voor zichzelf te zorgen, echter heeft hij ook de hulp van anderen nodig om aan de verwachtingen van de maatschappij te kunnen voldoen. Pedagogische sturing en invloed worden nog als wenselijk gezien, de betrokkene laat zich graag aansturen en maakt gebruik van de begeleiding die hem wordt geboden. De betrokkene is beïnvloedbaar en kan impulsief handelen. Hij is gebaat bij een groepsgericht leefklimaat. Er wordt bij de betrokkene geen antisociale attitude gezien en zijn handelen lijkt vooral voort te komen uit een gebrek aan vermogen tot zelfsturing en inschatten van eventuele consequenties. Al met al zijn er voldoende indicaties voor het toepassen van het minderjarigenstrafrecht.
Ook heeft de rechtbank gelet op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportage gedateerd 17 december 2022 van [reclasseringswerker], als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland. Deze rapportage houdt onder meer – zakelijk weergegeven - het volgende in:
Wij achten het van belang dat de betrokkene stabiliteit en structuur krijgt door begeleid wonen en het hebben van dagbesteding. Daarnaast adviseren wij een enkelband voor het verkrijgen van structuur, bescherming van het slachtoffer en het wegblijven bij zijn negatieve sociale netwerk. Wij verwachten met een ambulante behandeling de risico’s te kunnen verminderen met betrekking tot agressieregulatie problematiek, oorzaak-gevolgrelaties, eerst denken dan doen en keuzes maken met betrekking tot zijn sociale netwerk. Wij adviseren het jeugdstrafrecht toe te passen.
De kans op een misdrijf met schade voor personen is groot. Wij adviseren daarom de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht.
Toepassing jeugdstrafrecht
De verdachte was meerderjarig toen hij het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd. In beginsel moet hij daarom volgens het volwassenenstrafrecht worden berecht. De rechtbank kan bij wijze van uitzondering op de hoofdregel op grond van artikel 77c Sr het sanctierecht voor jeugdigen toepassen bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank is - met de officier van justitie, de verdediging en alle rapporteurs - van oordeel dat in dit geval, gelet op de persoonlijkheid van de verdachte, het jeugdstrafrecht toegepast dient te worden. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de over de verdachte opgemaakte psychologische rapportage van 12 oktober 2022 en de reclasseringsrapportage van 17 december 2022, waarin zoals hiervoor is weergegeven op grond van de persoonlijkheid van de verdachte wordt geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Strafmodaliteit en strafmaat
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan, gelet op het bepaalde in artikel 77y Sr, een proeftijd verbinden van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Met het oog op het beperken van het recidiverisico acht de rechtbank het van belang dat de verdachte op zijn pad naar volwassenheid en zelfstandigheid wordt ondersteund en begeleid door Reclassering Nederland, waarbij hij zich dient te houden aan de hierna te noemen bijzondere voorwaarden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is, net als de officier van justitie, van oordeel dat aanleiding bestaat het uit te oefenen toezicht en de bijzondere voorwaarden op grond van artikel 77za Sr dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Er dient ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

7.Vordering benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 11.203,93 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • zwarte Yeezy schoenen (€ 300,00);
  • Moncler jas Salzman zwart puffer jacket (€ 1.000,00);
  • Apple airpods (€ 100,00);
  • trainingspak Stone Island (€ 400,00);
  • Stone Island outwear jas (€ 450,00);
  • Moncler bodywarmer groen (€ 600,00);
  • Nintendo Switch spelcomputer inclusief drie spellen (€ 453,93);
  • Gucci tas (€ 930,00);
  • Balenciaga schoenen speed lace (€ 550,00);
  • Moncler jas Grimpeurs jacket zwart (€ 450,00);
  • Diverse parfums (€ 150,00);
  • Burberry jas (€ 800,00);
  • Zwarte Nike sporttas (€ 20,00).
De gestelde immateriële schade bedraagt € 5.000,- euro.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de
benadeelde partij volledig dient te worden toegewezen met toepassing van hoofdelijke
aansprakelijkheid en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding in zijn geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van de gestelde materiële schade heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de weggenomen goederen toebehoorden aan de benadeelde, nu de bonnen van de goederen op naam staan van [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3]. Dat [betrokkene 1] en [betrokkene 3] een brief hebben geschreven dat zij de ouders zijn van het slachtoffer en dat zij voornoemde goederen aan het slachtoffer hebben gegeven doet hier volgens de raadsvrouw niet aan af. Ten aanzien van de gestelde immateriële schade heeft de raadsvrouw bepleit dat niet kan worden vastgesteld of sprake is van een rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde en de psychische klachten bij het slachtoffer, nu het slachtoffer reeds voor de pleegdatum last had van psychische klachten.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat de omvang van de geleden schade door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en, in het licht van de concrete en gedetailleerde onderbouwing, door de verdediging onvoldoende gemotiveerd is betwist. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding acht de rechtbank het gelet op wat de benadeelde is overkomen zeer aannemelijk dat hij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank komt vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 5000,00 billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 47, 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
18 maanden.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
6 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich meldt zich bij Reclassering Nederland op de Wibautstraat 12 te Amsterdam of op een nader te bepalen plaats en plek door de reclassering. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat zich behandelen door het FACT jeugd bij Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verblijft in Eigen Kracht! Jeugd en gezin of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • meewerkt – indien noodzakelijk – aan ambulante begeleiding. Dit kan zijn in de vorm van een IFA coach of praktische begeleiding via het justitieel team (JUST) van Amsta of een soortgelijke zorginstelling;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met de medeverdachte [medeverdachte] en het slachtoffer [benadeelde], zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt;
  • zich gedurende het toezicht niet in Hoofddorp bevindt (zie de afbeelding in
  • gedurende het toezicht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van twaalf uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat twee uur. In de weekenden heeft de verdachte een aaneengesloten blok van vier uur per dag vrij te besteden. De verdachte werkt gedurende zes maanden vanaf de start van het toezicht mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het mogelijke verblijfadres zal op één van de locaties van Eigen Kracht! zijn. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen. De aansluiting van het elektronische monitoringmiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden in de justitiële jeugdinrichting.
  • meewerkt aan het vinden en behouden van passende dagbesteding. Dit kan zijn in de vorm van een opleiding of werk. Ook als dit inhoudt meewerken met het WPI of het meewerken aan een resocialisatie traject voor jongeren die (tijdelijk) niet naar school gaan of geen werk hebben;
  • inzicht geeft in zijn financiële situatie en indien nodig meewerkt aan het treffen van
betalingsregelingen en het aflossen van zijn schulden. Ook als dit betekent meewerken met een schuldhulpverlener;
- openheid en inzicht geeft in zijn sociale netwerk.
Stelt dat de verdachte is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde]geleden schade tot een bedrag van € 11.203,93, bestaande uit € 6.203,93 als vergoeding voor de materiële en € 5.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 11.203,93, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Boonstra, voorzitter,
mr. M.C.J. Lommen en mr. N. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M. Altena,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 januari 2023