ECLI:NL:RBOBR:2023:4453

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
22/2064
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van compensatie in het kader van de toeslagenaffaire en de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 8 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen beoordeeld. Eiser had een compensatie van € 35.800,- toegekend gekregen in het kader van de Compensatieregeling CAF 11, maar betwistte de berekening en de transparantie van deze compensatie. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die stelt dat de berekening onvoldoende inzichtelijk is en dat hij geen integrale oplossing voor de toeslagenaffaire krijgt aangeboden. De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst voldoende heeft gemotiveerd waarom de compensatie is vastgesteld zoals deze is, en dat de procedure rondom de compensatie in lijn is met de wetgeving. De rechtbank wijst erop dat eiser de mogelijkheid heeft om aanvullende compensatie aan te vragen bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS) als hij meent dat de compensatie niet toereikend is. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit in stand blijft en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/2064

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Burghout).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 18 augustus 2022 (het bestreden besluit). In dat besluit heeft verweerder de bezwaren tegen het besluit van 11 augustus 2021 (het primaire besluit) ongegrond verklaard en is hij bij dat besluit gebleven. Bij het bestreden besluit heeft verweerder bepaald dat eiser een bedrag van € 35.800,- aan compensatie toegekend krijgt op grond van de Compensatieregeling CAF 11 gelet op eisers verzoek tot herbeoordeling van de aan hem toegekende kinderopvangtoeslag over de jaren 2005 tot en met 2015.
2. De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder het bestreden besluit terecht heeft genomen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden (argumenten) van eiser.
Feiten en omstandigheden
4. Eiser heeft over de jaren 2005 tot en met 2015 kinderopvangtoeslag aangevraagd en gekregen, ten behoeve van de kinderopvang voor zijn twee kinderen; geboren op [geboortedag] 2000 en [geboortedag] 2003. In het procesdossier zijn alle aanvragen, voorschotbeschikkingen, herziene voorschotbeschikkingen en definitieve berekeningen over de genoemde periode opgenomen. Eiser heeft over diverse jaren kinderopvangtoeslag moeten terugbetalen (2007, 2011 tot en met 2015).
5. Eiser heeft op 17 maart 2020 een verzoek tot inzage in zijn persoonlijk dossier gedaan bij verweerder. Verweerder heeft dit verzoek tevens opgevat als een aanvraag tot herbeoordeling van de toegekende kinderopvangtoeslag.
6. Bij besluit van 24 februari 2021 heeft verweerder aan eiser een bedrag van € 30.000,- aan compensatie toegekend. Tegen dit besluit heeft eiser geen bezwaar gemaakt.
7. Bij brief van 10 juni 2021 (vooraankondiging) heeft verweerder aangekondigd dat eiser een compensatiebedrag toegekend krijgt van € 35.117,-. Omdat eiser al een bedrag van € 30.000,- is toegekend , ontvangt hij nog € 5.117,-, aldus die brief.
8. Bij besluit van 11 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een definitief compensatiebedrag toegekend van € 35.800,-. Eiser ontvangt volgens de brief van 11 augustus nog € 683,-.
9. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In het kader van dit bezwaar heeft op 6 juli 2022 een hoorzitting plaatsgevonden bij de bezwaarschriftenadviescommissie (de BAC). De BAC heeft op 3 augustus 2022 haar advies uitgebracht.
Bestreden besluit
10. Bij het bestreden besluit heeft verweerder voor de motivering van dat besluit verwezen naar het advies van de BAC. In dit advies is – kort gezegd – weergegeven dat het primaire besluit niet voldoende is gemotiveerd. In de fase van bezwaar vindt de BAC dat wel voldoende is ingegaan op de motivering van de berekening van het compensatiebedrag en is uitleg gegeven over het feitelijk betalingsverkeer tussen verweerder en eiser. Ook is daarin gedetailleerd uiteen gezet waarom er wel of niet compensatie is toegekend voor elk van de jaren 2005 tot en met 2015. Hiermee acht de BAC het gebrek in de motivering hersteld. Tenslotte wijst de BAC erop dat een zogenoemde integrale oplossing niet kan worden bereikt binnen de bestaande regelgeving. De BAC adviseert verweerder om te onderzoeken of deelname van eiser aan een pilot met bemiddeling mogelijk is. In het bestreden besluit is gemotiveerd dat er momenteel geen plaats is voor nieuwe deelnemers maar dat eiser – voor het geval er plaats is – contact kan opnemen met verweerder.
Standpunt eiser
11. Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit. Hij kan niet controleren en beoordelen of de onderbouwing van de compensatie en de berekening juist is. Het tot stand komen van compensatie aan de ouders blijft onduidelijk. De uiteindelijk aangeleverde documenten zijn onbegrijpelijk en in een aantal gevallen onleesbaar. Ook de toelichting op de berekening is onvoldoende controleerbaar. Eiser wil niet zijn akkoord geven op een van de onderdelen van de compensatie, maar wil een integrale oplossing voor de hersteloperatie.
Beoordeling rechtbank
Korte inleiding op de hersteloperatie toeslagen
12. Vanwege de zogenoemde toeslagenaffaire heeft de Staat verschillende herstelregelingen in het leven geroepen om burgers te compenseren voor fouten die zijn gemaakt bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. Het herstelproces wordt uitgevoerd door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT). De compensatie en tegemoetkoming worden door verweerder toegekend.
13. De herstelregelingen waren ten tijde van het bestreden besluit – voor zover hier van belang – opgenomen in de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (opzet/grove schuld (O/GS)-tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De compensatieregeling van artikel 49b Awir is uitgewerkt in het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (de Compensatieregeling). Op grond van deze regelingen kon aan gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire bij wie sprake was van een behandeling op basis van institutionele vooringenomenheid of bij wie de hardheid van het wettelijke systeem tot onbillijkheden van overwegende aard leidde, compensatie of tegemoetkoming geboden worden voor onterecht misgelopen kinderopvangtoeslag, voor materiële en immateriële schade, en voor bijkomende kosten.
14. In aanvulling daarop is ook het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (de Catshuisregeling) tot stand gekomen. Gedupeerde ouders konden op grond van de Catshuisregeling snel een forfaitair bedrag van € 30.000,- ontvangen vooruitlopend op een verdere beoordeling.
15. Sinds eind 2022 zijn deze regelingen opgenomen in de nieuwe Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Deze wet biedt met terugwerkende kracht vanaf 26 januari 2021 een wettelijke grondslag voor besluiten die op grondslag van voornoemde herstelregelingen zijn genomen.
16. De procedure bij deze herstelregelingen is dat een gedupeerde ouder zich eerst meldt bij de UHT. Na de aanmelding doet de UHT de eerste (lichte) toets. In de eerste toets wordt beoordeeld of iemand recht heeft op de € 30.000,- van de Catshuisregeling die nu is neergelegd in artikel 2.7 van de Wht. Daarbij wordt bekeken of iemand aan de voorwaarden voor kinderopvangtoeslag voldoet en of diegene ooit onterecht kinderopvangtoeslag moest terugbetalen of dat de kinderopvangtoeslag onterecht is stopgezet.
17. Na deze eerste toets kan in de integrale beoordeling worden bekeken of iemand recht heeft op een vergoeding op basis van de compensatieregeling. Een toegekende vergoeding op basis van de Catshuisregeling hoeft daarbij in ieder geval niet te worden terugbetaald. Als ouders vinden dat hun schade met de uitkomst van de integrale beoordeling niet volledig is vergoed, dan kunnen zij nog een verzoek om aanvullende compensatie doen bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS).
18. Vanaf het moment dat een ouder zich meldt bij de UHT kan deze ouder, afhankelijk van het traject waarin de ouder zich bevindt, te maken krijgen met verschillende commissies. Het gaat dan om de Commissie van onafhankelijke deskundigen CAF en vergelijkbare zaken/toeslagen (Commissie van Wijzen), de bezwaarschriftenadviescommissie ter behandeling van bezwaren tegen een besluit op een aanvraag om compensatie (BAC) en de CWS voor beoordeling van verzoeken om aanvullende schadevergoeding voor werkelijke schade. Dit zijn telkens onafhankelijke commissies, die ieder in een afzonderlijk traject advies uitbrengen aan de UHT.
19. In de Wht zijn, aanvullend op de compensatieregelingen voor gedupeerde ouders, ook voorzieningen opgenomen omtrent kwijtschelding van bestuursrechtelijke schulden, overname van private schulden plus tegemoetkoming aan kinderen.
Beoordeling van compensatie aan eiser
20. Het bestreden besluit is gebaseerd op artikel 49b van de Awir en de Compensatieregeling. Deze compensatieregeling is inmiddels vervallen. Vanwege het overgangsrecht (artikel 8.6 van de Wht), is de Wht het geldende kader rondom deze compensatie. Dat vormt dan ook het kader op grond waarvan de rechtbank de juistheid van de compensatie controleert.
21. In afdeling 2.1 van de Wht zijn regels opgenomen rond de compensatie en tegemoetkomingen gedupeerde aanvrager kinderopvangtoeslag. In artikel 2.2 van de Wht is bepaald uit welke componenten compensatie zou kunnen bestaan. Dit was voorheen geregeld in 3.1 van de Compensatieregeling.
22. Eiser heeft in zijn beroepsgronden niet zozeer uitgelegd waarom de compensatie ontoereikend is maar aangegeven dat de compensatie niet voldoende controleerbaar is.
De rechtbank ziet zich daarom gesteld voor de vraag of verweerder voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waaruit de compensatie in het geval van eiser uit bestaat.
23. Verweerder heeft ter motivering van zijn bestreden besluit gewezen op het advies van de BAC. In het advies van de BAC wordt gewezen op stukken die door verweerder zijn ingebracht in de bezwaarfase en de BAC meent dat daaruit volgt dat de berekening voldoende gemotiveerd is. Bedoeld is de ‘Schriftelijke reactie’ van verweerder van 11 mei 2022. In deze Schriftelijke reactie heeft verweerder per toeslagjaar uitgelegd waarom compensatie wordt geboden. In 6.2 van dit stuk is uitgelegd waar de compensatie uit bestaat. Dit is een nadere duiding van het overzicht met betrekking tot de compensatieonderdelen, dat ook in het dossier zit. Het overzicht is weliswaar vrij technisch, schematisch en summier, maar in het dossier zit ook een toelichting op de rubrieken uit dat overzicht. Deze rubrieken vinden hun grondslag in artikel 2.2, onder a tot en met g, van de Wht.
24. Hiermee is de compensatie onderbouwd en toegelicht. Wat betreft de hoofdmoot van de compensatie – de teruggevorderde kinderopvangtoeslag als gevolg van constitutionele vooringenomenheid (artikel 2.2, onder a, van de Wht) vermeerderd met rente en eventueel verminderd met de elementen genoemd in artikel 2.3, eerste lid onderdelen a en b van de Wht – geldt dat eiser de juistheid van de in het overzicht opgenomen bedragen niet betwist, zodat ervan wordt uitgegaan dat dit overzicht de thans geldende feitelijke situatie weergeeft van de bedragen die in het verleden ook daadwerkelijk de basis van de totale terugvordering van eiser heeft gevormd (het verschil tussen e en f) en de compensatie die thans is toegekend. De overige aan eiser toegekende bedragen volgen uit een ten dele forfaitair systeem. Zo wordt onder meer € 500,- per jaar immateriële schade toegekend volgens artikel 2.3, vierde lid, van de Wht. De materiële schadevergoeding is een percentage – groot 25 procent – van de compensatie bedoeld in artikel 2.2, onder a, van de Wht. Eiser heeft niet gezegd dat hij vindt dat de via een forfaitair systeem vastgestelde bedragen ontoereikend zijn. Daarom laat de rechtbank zich daar verder niet over uit.
25. De rechtbank kan de compensatieberekening volgen en overweegt dat de berekening in lijn is met het bepaalde in de wet.
26. Verder is van belang dat eiser, als hij meent dat hij meer schade heeft, nog een aanvraag kan doen voor compensatie bij de CWS. Dit staat ook vermeld op pagina 2 van het primaire besluit. In die procedure kan worden beoordeeld of de forfaitair vastgestelde compensatie die volgt uit het bestreden besluit, toereikend is of dat in werkelijkheid grotere schade is geleden. Tenslotte is van belang dat eventueel ook de civiele weg openstaat als eiser vindt dat er onvoldoende schade is uitgekeerd voor zijn geleden schade.
27. Eiser heeft verder aangevoerd dat hij graag een integrale oplossing wil voor de hele toeslagenaffaire. Nu worden separate besluiten genomen maar hij weet niet of op de andere terreinen genoeg herstel wordt aangeboden.
28. De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond zo dat eiser het niet redelijk en in strijd met het evenredigheidsbeginsel vindt dat ouders die de dupe zijn geworden van falen van de overheid door de systematiek van de wetgeving niet meteen duidelijkheid wordt geboden maar in diverse stappen waardoor zij lange tijd in onzekerheid verkeren. De rechtbank zal deze beroepsgrond beoordelen in het licht van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:772).
28. Deze beroepsgrond slaagt ook niet. Daarvoor is het volgende van belang. De compensatie voor de geleden schade van de toeslagenaffaire vindt plaats langs verschillende wegen en losse beslismomenten. De UHT is een complexe operatie, en de compensatie bestaat uit meerdere onderdelen. Dit is uitdrukkelijk door de wet geregeld. Sommige onderdelen van de UHT verlopen op aanvraag, zoals de overname van privaatrechtelijke schulden (artikel 4.1 Wht), en andere ambtshalve, zoals de kwijtschelding van een bestuursrechtelijke geldschuld (artikel 3.1 Wht). De compensatie of kwijtschelding loopt bovendien langs verschillende loketten of organen omdat die het beste zicht op de relatie van de compensatie of de schuld met de toeslagenaffaire. Kwijtschelding van een bestuursrechtelijke geldschuld gebeurt, indien dat aan de orde is, bijvoorbeeld ook door andere organen, zoals het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Sociale verzekeringsbank (Svb) of het college van burgemeester en wethouders van de gemeente die het aangaat (artikel 3.6-artikel 3.8 Wht). De wetgever voor zijn keuze van belang heeft geacht dat de operatie om toeslagouders te compenseren omvangrijk en complex is zodat de integrale regeling die eiser voorstaat, het onwenselijke gevolg kan hebben dat veel gedupeerde ouders nog langer moeten wachten op financiële compensatie of vergoeding van de schade, terwijl, gezien de grote financiële problematiek snelle compensatie is geboden. Uit dit systeem volgt dat niet op één moment finale duidelijkheid kan worden geboden, wat natuurlijk nadelig kan uitpakken voor gedupeerde ouders. De wetgever heeft de nadelige effecten voor gedupeerde ouders uitdrukkelijk onder ogen gezien, en heeft desondanks bewust gekozen voor een stapsgewijze compensatie om de uitvoering van de operatie beheersbaar te houden. De wetgever heeft bij deze keuze de Catshuisregeling betrokken, waarbij in een vroeg stadium eerst via de toekenning van een forfaitair bedrag van € 30.000,- compensatie wordt geboden, alvorens tot compensatie van overige bedragen wordt overgegaan (vergelijk de memorie van toelichting bij de Wht: Kamerstukken II 2021/22, 36151 nr. 3, p. 20). Nu de wetgever de nadelige effecten van stapsgewijze toekenning van compensatie uitdrukkelijk onder ogen heeft gezien en met de Catshuisregeling daarin deels heeft voorzien, komt de rechtbank tot het oordeel dat het systeem dat in de Wht is neergelegd om stapsgewijs compensatie toe te kennen, niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
30. Overigens begrijpt de rechtbank dat het niet prettig is dat het vooralsnog ongewis blijft wat de totale omvang van de compensatie zal gaan zijn. Niettemin kan de rechtbank binnen dit beschreven wettelijke systeem verweerder niet dwingen om op de overige onderdelen gelijktijdig besluiten te nemen.

Conclusie en gevolgen

31. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft, net als het bedrag van € 35.800,- dat verweerder daarbij aan eiser als compensatie heeft toegekend. Als gevolg van deze uitspraak ontvangt eiser dus niet en groter bedrag.
31. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of om te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moet terugbetalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Huijben, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.W. Venderbos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 september 2023.
de griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.