Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 februari 2023 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (het college)
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- Eiseres was gevestigd aan [adres] (de locatie) en had daar een intensieve veehouderij. Ten tijde van de vaststelling van de VrNB was op de locatie het bestemmingsplan “Gemert-Bakel Buitengebied 2010” van toepassing. Op de locatie lag een bouwkavel. Het bestemmingsplan bood de mogelijkheid om ongeveer 3.000 m2 aan bedrijfsgebouwen (stallen) bij te bouwen.
- De VR 2014 is in het voorjaar van 2014 vastgesteld en in werking getreden. In artikel 6.3 en 7.3 van de VR 2014 is bepaald dat een bestemmingsplan kan voorzien in een toename van de bebouwingsoppervlakte van een bestaande veehouderij als maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij en is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten lager is dan het aangegeven percentage en is voldaan aan de andere gestelde voorwaarden. Op grond van artikel 34 van de VR 2014 is tot het tijdstip dat een bestemmingsplan in overeenstemming is met artikel 6.3, tweede lid, en artikel 7.3, tweede lid, een toename van de bestaande bebouwing voor de uitoefening van een veehouderij alleen toegestaan als maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij en is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten lager is dan het aangegeven percentage en is voldaan aan de andere gestelde voorwaarden.
- De VrNB is vastgesteld en in werking getreden medio 2017. In artikel 26 van de VrNB is bepaald dat een bestemmingsplan in een stalderingsgebied bepaalt dat de uitbreiding van een hokdierhouderij alleen is toegestaan als een (stalderings)bewijs is overgelegd dat in het stalderingsgebied een bestaand (deel van een) hokdierverblijf is gesaneerd en de oppervlakte van de sanering 110% bedraagt van de oppervlakte die is gemoeid met de uitbreiding van het nieuwe hokdierverblijf. In artikel 35, derde lid, van de VrNB is tot het tijdstip dat een bestemmingsplan in overeenstemming is met artikel 26 de uitbreiding van een hokdierhouderij verboden, tenzij is voldaan aan de stalderingsregeling in artikel 26 van de VrNB.
- Op 5 maart 2018, aangepast bij brief van 16 april 2018, heeft eiseres bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gemert-Bakel (B&W) een verzoek om tegemoetkoming in planschade ingediend. Zij stelt daarin schade te lijden door de artikelen 34 van de VR 2014 en 35, derde lid, van de VrNB en verzoekt om een tegemoetkoming van € 300.000,-. Eiseres stelt schade te lijden door inkomstenderving en waardevermindering van haar perceel en zij vreest kosten te moeten maken in verband met het verkrijgen van stalderingsbewijzen.
- B&W heeft het verzoek doorgezonden aan het college omdat er nog geen bestemmingsplan was vastgesteld en in werking getreden in overeenstemming met de artikelen 6.3, tweede lid, en 7.3, tweede lid, van de VR 2014 en artikel 26 van de VrNB.
- Het college heeft het bureau Stichting Advisering Onroerende Zaken (SAOZ) ingeschakeld. SAOZ heeft op 17 juni 2020 geadviseerd en aangegeven dat eiseres geen schade als gevolg van de artikelen 6.3, tweede lid, en 7.3, tweede lid, van de VR 2014 heeft geleden. SAOZ heeft berekend dat, om tot een maximale invulling van het bouwblok te komen, stalderingsmeters moeten worden gekocht met een waarde van ongeveer € 100.000,-. Volgens SAOZ is geen sprake van waardevermindering van het perceel.
- Het bestemmingsplan “Gemert-Bakel Buitengebied 2017” is vastgesteld op 5 juli 2018. Hiertegen is destijds door onder meer het college beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is bij uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 15 februari 2019
Deze bepalingen komen er op neer dat de toename van bestaande bebouwing voor de uitoefening van een veehouderij niet is toegestaan als- de achtergrondconcentratie voor geur in het buitengebied hoger is dan 20% en maatregelen van de aanvrager de eigen bijdrage aan die achtergrondconcentratie niet kunnen compenseren,- de achtergrondconcentratie voor fijn stof vermeerderd met de bijdrage van de aanvrager hoger is dan 31,2 µg/m3.