Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 september 2023 in de zaken tussen
, [naam] , [naam] en [naam],
[naam],
en [naam],
en [naam],
[naam],
[naam],
en [naam],
[naam],
en [naam] , [naam],
en [naam],
[naam],
[naam],
[naam],
[naam], eisers,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
- In 1972 is motorcrossvereniging [naam] opgericht. Sinds die tijd maakt [naam] (met momenteel ongeveer 60 actieve leden) gebruik van een ongeveer 18 ha groot terrein, deels gelegen in de Herselse bossen. Het betreft een type C-inrichting. Het crossterrein ligt op 2,5 km van het Natura 2000-gebied Strabrechtse Heide & Beuven, met daartussen de snelweg A67. De 1.600 m lange motorcrossbaan heeft volgens het bestemmingsplan Buitengebied Someren (het bestemmingsplan) de bestemming bos.
- Eisers wonen in de directe omgeving van dit terrein.
- In het verleden hebben eisers het college meerdere keren verzocht handhavend op te treden tegen de activiteiten van [naam] . Dit heeft geleid tot verschillende procedures bij de rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
- Bij besluit van 2 juni 2015 heeft het college geoordeeld dat voor de activiteiten geen MER hoeft te worden gemaakt.
- De ontwerp-omgevingsvergunning heeft met ingang van 4 september 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Hiertegen zijn door eisers en [naam] zienswijzen ingediend. BMF heeft geen zienswijzen ingediend.
- Op 5 november 2019 heeft het college een gedoogbesluit genomen, in afwachting van een wijziging van het bestemmingsplan. Tot op de dag van de zitting heeft het college niet een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Het college is vooralsnog van plan het motorcrossterrein positief te bestemmen.
Duiding van de besluitvorming van het college
- Rijden van crossmotoren op het circuit;
- Verkeersbewegingen van deelnemers en bezoekers;
- Baanonderhoud.
- het omgevingsgeluid is in 2012 niet vastgesteld in overeenstemming met de eisen uit de IL-HR-15-01 (de richtlijnen voor karakterisering en meting van omgevingsgeluid van het ministerie). De StAB acht het aannemelijk dat het omgevingsgeluid bij een correcte meting en berekening lager zal zijn dan 46 dB(A). De StAB stelt echter ook vast dat de grenswaarde op [adres] niet lager hoeft te zijn dan 45 dB(A) op basis van het gemeentelijke geluidbeleid.
- De StAB heeft er ook op gewezen dat de interne controlemethode van [naam] om tijdens trainingen te bepalen of motoren aan de gestelde geluidseisen voldoen niet aansluit bij de in het reglement van de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging voorgeschreven “dynamische meetmethode”. Met deze controlemetingen kan dan ook niet worden aangetoond dat tijdens de RBS aan de uitgangspunten van het rapport van Peutz wordt voldaan.
De rechtbank heeft de StAB gevraagd te reageren op de bevindingen van Peutz met betrekking tot de vaststelling van het omgevingsgeluid bij de woning [adres] . De StAB heeft tijdens de zitting aangegeven van de (rustige) overige wegen in de omgeving geen relevante bijdrage te verwachten aan het omgevingsgeluid. De StAB trekt de korting bij snelwegen niet in twijfel en leidt uit de indicatieve meting niet af dat het omgevingsgeluid anders zou moeten worden beoordeeld. Kort samengevat denkt de StAB niet dat het omgevingsgeluid bij de woning [adres] hoger is dan 45 dB.
De rechtbank acht, onder verwijzing naar het StAB-advies en de mededelingen van de StAB ter zitting, de motivering van het college om af te wijken van het gemeentelijke geluidbeleid onvoldoende onderbouwd. De rechtbank kan niet uitsluiten dat het omgevingsgeluid ter plaatse van de woning [adres] , 45 dB bedraagt (of lager). Ter zitting heeft het college nog aangevoerd dat de overschrijding maar 1 dB bedraagt en dat het verschil nauwelijks hoorbaar zal zijn. [naam] heeft aangegeven dat het terrein er al langere tijd ligt. Eisers en BMF merken volgens de rechtbank terecht op dat dit wel erg gemakkelijk is. Dit neemt echter niet weg dat de rechtbank het voorstelbaar acht dat gelet op de lange aanwezigheid van het motorcrossterrein en overige omstandigheden, de afwijking van het gemeentelijke geluidbeleid kan worden gemotiveerd. Dat zal dan wel moeten gebeuren in een nieuw besluit.
Conclusie en gevolgen
- Het college dient [naam] eerst in de gelegenheid te stellen de aanvraag aan te passen of te wijzigen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het college veel beroepsgronden van [naam] die strekken tot correctie van de verleende vergunning heeft gepasseerd met de opmerking dat het project zo niet is aangevraagd. Hierbij kan [naam] ook het aantal gewenste trainingsuren duidelijk aangeven.
- Als het college ervoor kiest om - ter voorkoming van een toename van stikstofdepositie - het project te beperken door middel van een maximum aantal trainingsuren, zal dat aantal moeten worden geborgd door middel van een duidelijk handhaafbaar voorschrift in de nieuwe omgevingsvergunning.
- Het college dient op basis van een nieuwe quickscan na te gaan of één of meer wedstrijden binnen het broedseizoen toelaatbaar zijn.
- Het college dient nader te motiveren of en (zo ja waarom) het afwijkt van het gemeentelijk beleid met betrekking tot het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de RBS op woning [adres] .
- Het college dient een voorschrift te stellen met een goede informatieverplichting van [naam] voor omwonenden (over wedstrijden etc.).
- Het college dient een voorschrift te stellen met een minimum aantal broncontroles van motoren.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het besluit van 30 mei 2023 en het besluit van 20 juli 2021;
- draagt het college op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen 20 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van deze uitspraak en de daarin gegeven aanwijzingen;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 181,00 aan eisers en € 360,00 aan BMF en aan [naam] moet vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers en BMF tot een bedrag van
- veroordeelt het college in de proceskosten van [naam] tot een bedrag van
Informatie over hoger beroep
Bijlage
2. Het eerste lid geldt ook indien het bezwaar is gemaakt of het beroep is ingesteld nadat het bestuursorgaan het bestreden besluit heeft ingetrokken, gewijzigd of vervangen.
3. Het bestuursorgaan stelt het nieuwe besluit onverwijld ter beschikking aan het orgaan waarbij het beroep aanhangig is.
4. Indien een ander orgaan een bezwaar- of beroepschrift tegen het nieuwe besluit ontvangt, zendt het dit met toepassing van artikel 6:15, eerste en tweede lid, door.
5. De bestuursrechter kan het beroep tegen het nieuwe besluit echter verwijzen naar een ander orgaan, indien behandeling door dit orgaan gewenst is.
6. Intrekking of vervanging van het bestreden besluit staat niet in de weg aan vernietiging van dat besluit indien de indiener van het bezwaar- of beroepschrift daarbij belang heeft.