ECLI:NL:RBOBR:2023:4309

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
SHE 21/2295, SHE 21/2305 en SHE 21/2309
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor een motorcrossterrein in de Herselse bossen te Lierop

Op 1 september 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaken SHE 21/2295, SHE 21/2305 en SHE 21/2309, waarin de beroepen van eisers, de Stichting Brabantse Milieufederatie (BMF) en Beheersstichting [naam] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Someren van 20 juli 2021 en het herstelbesluit van 30 mei 2023 zijn beoordeeld. De zaak betreft een omgevingsvergunning voor een motorcrossterrein in de Herselse bossen te Lierop. De rechtbank oordeelt dat het college bij de toetsing aan artikel 2.7 van de Wabo kan volstaan met een eigen oordeel over de vraag of op voorhand duidelijk is dat geen natuurvergunning noodzakelijk is. De rechtbank concludeert echter dat de voortoets van het college niet klopt en dat het college onvoldoende heeft onderbouwd waarom wedstrijden tijdens het broedseizoen zijn toegestaan, in afwijking van de quickscan. De rechtbank heeft de StAB ingeschakeld voor de beoordeling van de geluidsbelasting en concludeert dat het herstelbesluit onvoldoende kader biedt om geluidsoverlast te voorkomen. De rechtbank vernietigt het herstelbesluit en het bestreden besluit, en draagt het college op om binnen 20 weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag om een omgevingsvergunning, met inachtneming van de uitspraak en de gegeven aanwijzingen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 21/2295, SHE 21/2305 en SHE 21/2309

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 september 2023 in de zaken tussen

SHE 21/2295:
[naam] en [naam],
, [naam] , [naam] en [naam],
[naam],
en [naam],
en [naam],
[naam],
[naam],
en [naam],
[naam],
en [naam] , [naam],
en [naam],
[naam],
[naam],
[naam],
[naam], eisers,
(gemachtigde: mr. A.C.M. Kusters)
SHE 21/2305:
de Stichting Brabantse Milieufederatie (BMF), uit Tilburg, BMF,
(gemachtigden: mr. A.C.M. Kusters en mw. H.C. Gerringa)
SHE 21/2309:
Beheersstichting [naam]te [vestigingsplaats] , [naam] ,
(gemachtigden: F.A.G.M. Schermer (adviseur Peutz), A.F.G. Maas en
mr. J. Schrijnemaekers en S. Nooijen)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Someren, het college,
(gemachtigden: dhr. mr. H.A.M. Kuijken en E.L.A. Kramer).
[naam] heeft in de zaken SHE 21/2305 en SHE 21/2295 als derde partij aan het geding deelgenomen.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers, BMF en [naam] tegen het besluit van het college van 20 juli 2021 waarbij het aan [naam] een omgevingsvergunning voor de aspecten milieu, flora en fauna en gebiedsbescherming heeft verleend voor het oprichten van een motorcrossterrein aan Kerkenhuis (ongenummerd) in de Herselse bossen te Lierop en het herstelbesluit van 30 mei 2023, waarbij de omgevingsvergunning van 20 juli 2021 is ingetrokken en een nieuwe omgevingsvergunning is verleend.
1.2
In deze zaken is op 3 augustus 2022 een inlichtingencomparitie gehouden. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt. De drie zaken zijn toen gevoegd.
1.3
Eisers hebben een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Dat is door de voorzieningenrechter behandeld op de zitting van 16 februari 2023. Tijdens die zitting hebben partijen afspraken gemaakt, waarna eisers hun verzoek hebben ingetrokken.
1.4
De rechtbank heeft de Stichting Advisering bestuursrechtspraak (StAB) gevraagd om advies uit te brengen. De StAB heeft op 4 mei 2023 verslag uitgebracht. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
1.5
Op 30 mei 2023 heeft het college een herstelbesluit genomen, waarbij het besluit van 20 juli 2021 is ingetrokken en een nieuwe omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten milieu en flora en fauna.
1.6
Bij brief van 9 juni 2023 hebben eisers en BMF hierop gereageerd.
1.7
De rechtbank heeft de beroepen op de zitting van 20 juni 2023 gevoegd behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] en [naam] namens eisers, [naam] namens BMF, de gemachtigde van eisers en BMF, [naam] (van Apollon milieu) namens eisers, de gemachtigden van [naam] en de gemachtigden van het college. Tevens zijn W. de Veth en L. van Heijst namens de StAB gehoord als deskundigen.
1.8
In deze uitspraak zet de rechtbank eerst de feiten op een rij. Daarna zal de rechtbank het bestreden besluit en het herstelbesluit duiden en vervolgens behandelt zij de beroepsgronden tegen de besluiten. De beroepen slagen en de rechtbank geeft aanwijzingen voor het herstel van de gebreken. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan deel uit.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
  • In 1972 is motorcrossvereniging [naam] opgericht. Sinds die tijd maakt [naam] (met momenteel ongeveer 60 actieve leden) gebruik van een ongeveer 18 ha groot terrein, deels gelegen in de Herselse bossen. Het betreft een type C-inrichting. Het crossterrein ligt op 2,5 km van het Natura 2000-gebied Strabrechtse Heide & Beuven, met daartussen de snelweg A67. De 1.600 m lange motorcrossbaan heeft volgens het bestemmingsplan Buitengebied Someren (het bestemmingsplan) de bestemming bos.
  • Eisers wonen in de directe omgeving van dit terrein.
  • In het verleden hebben eisers het college meerdere keren verzocht handhavend op te treden tegen de activiteiten van [naam] . Dit heeft geleid tot verschillende procedures bij de rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
  • Bij besluit van 2 juni 2015 heeft het college geoordeeld dat voor de activiteiten geen MER hoeft te worden gemaakt.
  • De ontwerp-omgevingsvergunning heeft met ingang van 4 september 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Hiertegen zijn door eisers en [naam] zienswijzen ingediend. BMF heeft geen zienswijzen ingediend.
  • Op 5 november 2019 heeft het college een gedoogbesluit genomen, in afwachting van een wijziging van het bestemmingsplan. Tot op de dag van de zitting heeft het college niet een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Het college is vooralsnog van plan het motorcrossterrein positief te bestemmen.

Duiding van de besluitvorming van het college

3.1
Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunning op 20 juli 2021 verleend. De vergunning ziet op de activiteiten milieu, flora en fauna en gebiedsbescherming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, en 2.1, eerste lid, onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3.2
Op 22 mei 2023 heeft [naam] de vergunningaanvraag gewijzigd en de aanvraag voor toestemming voor de activiteit “gebiedsbescherming” ingetrokken.
3.3
Op 30 mei 2023 heeft het college een herstelbesluit genomen, waarbij de omgevingsvergunning van 20 juli 2021 is ingetrokken en, na aanpassing van de aanvraag, een nieuwe omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten milieu en flora en fauna. Dit herstelbesluit is gebaseerd op enkele nieuwe, aanvullende onderzoeken van Peutz die zijn verricht na het uitbrengen van het verslag van de StAB, waaronder een akoestisch onderzoek en een onderzoek met betrekking tot gebiedsbescherming. Het college stelt zich in het herstelbesluit op het standpunt dat op voorhand duidelijk is dat geen aanvraag nodig is voor de activiteit gebiedsbescherming (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo in samenhang met artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht, Bor), omdat geen sprake is van een toename van stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Deze gang van zaken en besluitvorming duidt de rechtbank als volgt.
3.4
De rechtbank merkt het herstelbesluit aan als een wijzigingsbesluit in de zin van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beroepen van eisers, BMF en [naam] richten zich automatisch ook tegen het herstelbesluit.
3.5
De rechtbank is van oordeel dat het niet mogelijk is om een aanvraag gedeeltelijk in te trekken die al is ingewilligd. Het is na inwilliging van een aanvraag alleen mogelijk om de dan verleende vergunning in te trekken. Dit heeft in deze procedure verder geen gevolgen, omdat in het herstelbesluit het bestreden besluit is ingetrokken en het college weer moest gaan beslissen op de aanvraag.
3.6
Het bevoegd gezag moet op grond van artikel 2.7 van de Wabo onderzoeken of nog andere vergunningen nodig zijn voor onlosmakelijk verbonden activiteiten. Op basis van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) is het verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Er is dus een natuurvergunning nodig als het project significante gevolgen kan hebben voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied. Deze vergunning kan los worden aangevraagd. In dit geval is dat niet gebeurd. In dat geval haakt de toestemming voor een project bij een Natura 2000-gebied (de activiteit gebiedsbescherming) aan op basis van artikel 2.7 en 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo in samenhang met artikel 2.2aa van het Bor, tenzij op voorhand duidelijk is dat geen vergunning nodig is. In het bestreden besluit heeft het college ten onrechte toestemming verleend voor de activiteit gebiedsbescherming, zonder een daartoe benodigde verklaring van geen bedenkingen te vragen aan het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant (GS). Het bestreden besluit is genomen in strijd met het systeem van de Wabo en de Wnb. In het herstelbesluit stelt het college zich op het standpunt dat géén natuurvergunning noodzakelijk is. Daarom heeft het college wederom geen verklaring van geen bedenkingen aan GS gevraagd. Het college moet in de besluitvorming artikel 2.7 van de Wabo in acht nemen. De rechtbank is van oordeel dat het college bij de toetsing aan artikel 2.7 van de Wabo kan volstaan met een eigen oordeel over de vraag of op voorhand duidelijk is dat geen natuurvergunning noodzakelijk is (ofwel, dat het college zelf een voortoets mag maken). Het college hoeft dus niet een verklaring van geen bedenkingen te vragen aan GS. De rechtbank voelt zich hierin gesteund door de uitspraak van de Afdeling van 15 januari 2020 [2] . De rechtbank stelt vast dat het college in het besluit deze voortoets heeft gemaakt. Daar zijn eisers het niet mee eens en dat zal de rechtbank hierna beoordelen.
Behandeling beroepsgronden
4.1
Eisers en BMF hebben tijdens de zitting de beroepsgrond dat ten onrechte geen nieuwe terinzagelegging heeft plaatsgevonden van het ontwerp van de omgevingsvergunning na de wijziging van de aanvraag in 2019 en later ten behoeve van het herstelbesluit ingetrokken.
4.2
[naam] heeft aangegeven dat in het herstelbesluit is tegemoetgekomen aan een deel van haar beroepsgronden. In het herstelbesluit is voorschrift 1.9 aangepast (het vaststellen van de wedstrijdkalender). Het aantal trainingsmomenten is duidelijk omschreven (voorschriften 1.4 en 1.8). De onduidelijkheid over het afspuiten van motoren tijdens wedstrijden is weggenomen. De door [naam] gevraagde verduidelijking van de trainingstijden en wedstrijddagen was volgens het college niet aangevraagd en dus niet vergund. Hetzelfde geldt voor het gebruik van de omroepinstallatie. [naam] heeft ter zitting de beroepsgronden tegen het herstelbesluit, voor zover daarin niet aan haar wensen is tegemoetgekomen, ingetrokken.
Gebiedsbescherming
5.1
Eisers en BMF benadrukken dat het motorcrossterrein een nieuwe activiteit is (nadat het nabijgelegen Natura 2000-gebied Strabrechtse Heide & Beuven is aangewezen) met mogelijk significante gevolgen voor dit gebied. Eisers en BMF hebben kritiek op de AERIUS-berekening die ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit en op de nieuwe AERIUS-berekening die ten grondslag is gelegd aan het herstelbesluit. Zij zijn van mening dat de activiteiten wel stikstofdepositie veroorzaken (in ieder geval 0,01 mol/ha/jr) op het Natura 2000-gebied Strabrechtse Heide & Beuven als wordt uitgegaan van de maximaal vergunde situatie.
5.2
Het college stelt zich in het herstelbesluit op het standpunt dat er geen stikstofdepositie optreedt. Het college heeft het bestreden besluit gebaseerd op de notitie van Peutz van 15 mei 2020 en het herstelbesluit op het rapport van Peutz van 12 mei 2023.
5.3
Volgens de notitie van Peutz van 15 mei 2020 veroorzaken de volgende activiteiten relevante NOx-emissies naar de omgeving:
- Rijden van crossmotoren op het circuit;
- Verkeersbewegingen van deelnemers en bezoekers;
- Baanonderhoud.
De activiteiten veroorzaken volgens deze notitie een totale NOx-emissie van 151,8 kg per jaar en dat is als basis gebruikt in de daaraan gekoppelde AERIUS-berekening.
5.4
In het nieuwe rapport van Peutz van 12 mei 2023 is sprake van een lagere NOx-emissie van 96,9 kg per jaar. Dit komt door een verlaging van het aantal motorcrossuren (niet 42,5 maar 30 uren per trainingsdag) en minder trainingsdagen (niet 98 maar 85 dagen per jaar). Desgevraagd heeft de deskundige van [naam] aangegeven dat is gekeken naar het daadwerkelijke gebruik van het circuit. In het nieuwe rapport is ook een andere emissiefactor van 20 g NOx/uur in plaats van 23,5 g NOx/uur gebruikt. Dit is de emissiefactor van een motor met katalysator.
5.5
Volgens de rechtbank hebben eisers en BMF terecht aangevoerd dat moet worden gekeken naar het vergunde gebruik van het circuit en niet naar het feitelijke of verwachte gebruik. Als [naam] denkt dat er niet volledig gebruik zal worden gemaakt van de vergunning, had het op haar weg gelegen de aanvraag daarop aan te passen. Door uit te gaan van het feitelijke gebruik worden de gevolgen van het mogelijk volledig benutten van de vergunning in de toekomst niet beoordeeld en is onbekend wat deze gevolgen betekenen voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied. In het nieuwe rapport wordt ook gerekend met een lager aantal bezoekers tijdens evenementen. Eisers en BMF voeren terecht aan dat niet inzichtelijk is waarom dit is gebeurd en wat de gewijzigde inzichten zijn. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in het herstelbesluit geen beperkingen worden gesteld aan het aantal bezoekers. De rechtbank is verder van oordeel dat het gebruik van motoren met katalysator niet vanzelfsprekend is. Desgevraagd kon [naam] niet aangeven of de crossmotoren van haar leden allemaal een katalysator hebben. Om dit te borgen had het college [naam] het herstelbesluit moeten verplichten om uitsluitend motoren met katalysator te gebruiken en dat is niet gebeurd. De rechtbank is alleen al op grond van de bovenstaande punten van oordeel dat het college het nieuwe rapport van Peutz niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan het herstelbesluit. Anders dan het college is de rechtbank van oordeel dat dit geen kwestie is van handhaving. Het uitgangspunt is en blijft dat een toestemming voor de activiteit gebiedsbescherming noodzakelijk is als significante gevolgen voor omliggende Natura 2000-gebieden niet op voorhand kunnen worden uitgesloten. Daarbij komt dat het bevoegd gezag met betrekking tot de activiteit gebiedsbescherming, het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (GS) niet bevoegd is om toe te zien op de naleving van artikel 2.1, eerste lid, onder e, en 2.3 van de Wabo inzake de handhaving van het herstelbesluit en dus ook niet zomaar inzage kan verlangen in alle verplichte registraties, waaronder de registratie van trainingsuren. De overige kritiek van eisers en BMF op het nieuwe rapport van Peutz behoeft geen verdere bespreking. Op basis van dit nieuwe rapport heeft het college niet op voorhand kunnen uitsluiten dat geen significante gevolgen optreden en had het college [naam] in de gelegenheid moeten stellen om alsnog de activiteit gebiedsbescherming (artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo, in samenhang met artikel 2.2aa van het Bor) aan te vragen. Het herstelbesluit is genomen in strijd met artikel 2.7 van de Wabo.
Gevolgen van het motorcrossterrein voor beschermde soorten
6.1
Eisers en BMF hebben kritiek op het uitgevoerde ecologisch onderzoek. Dat is volgens hen onvolledig en bevat onjuistheden. Er is uitgegaan van de bestaande, niet legale situatie maar die ligt wel in het Natuur Netwerk Brabant. Uitgangssituatie had de situatie zonder de crossactiviteiten moeten zijn. Zij vrezen voor de gevolgen van het gebruik van het terrein voor beschermde soorten en planten.
6.2
In het herstelbesluit heeft het college toegestaan dat er twee wedstrijden per kalenderjaar in het broedseizoen mogen plaatsvinden. Het college zoekt hierbij aansluiting bij de uitspraak van de Afdeling van 31 maart 2010 [3] , waarin in een jarenlange bestaande situatie geen verbod op crossen tijdens het broedseizoen hoefde te worden opgenomen. In voorschrift 1.10 van het herstelbesluit heeft het college bepaald dat de wedstrijden op maximaal twee dagen per kalenderjaar in het broedseizoen mogen plaats hebben.
6.3
[naam] sluit zich hierbij aan en benadrukt dat sprake is van gewenning. Liever had zij geen enkele beperking gezien voor het plannen van wedstrijden.
6.4
In de Quickscan Wet natuurbescherming van 9 september 2020 (Quickscan) wordt geconcludeerd dat geen bezwaren worden voorzien met betrekking tot soorten(groepen), mits evenementen plaatsvinden buiten het broedseizoen, dat loopt van 15 maart t/m 15 juli. Voor de trainingen die 2x per week jaarrond plaatsvinden zal een gewenningseffect zijn opgetreden. Dat geldt niet voor de (incidentele) wedstrijddagen. Wanneer deze plaats zouden vinden binnen de kwetsbare periode dan zouden deze een verstorend effect kunnen hebben op eventueel aanwezige verblijfplaatsen.
6.5
Eisers en BMF en het college verschillen van mening over de vraag of sprake is van een nieuwe activiteit of bestaande activiteit in de zin van artikel 3.15 van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. Dit lijkt meer betrekking te hebben op de planologische toestemming voor het motorcrossterrein en is volgens de rechtbank niet relevant voor de rechtmatigheid van het bestreden besluit of het herstelbesluit.
6.6
De rechtbank is verder van oordeel dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom wedstrijden in het broedseizoen worden toegestaan in afwijking van de Quickscan. De verwijzing naar de door het college genoemde uitspraak van de Afdeling is daarvoor onvoldoende, want dat betreft het onthouden van goedkeuring aan de vaststelling van een bestemmingsplan dat een motorcrossterrein in de groene Hoofdstructuur positief bestemde. Het besluit van GS om goedkeuring te onthouden werd door de Afdeling vernietigd omdat onvoldoende was gemotiveerd dat het gebruik van het terrein binnen de planperiode zou zijn beëindigd. De omstandigheid dat in het verleden vaker wedstrijden tijdens het broedseizoen hebben plaatsgevonden is ook onvoldoende. Deze omstandigheid wil niet zeggen dat de conclusie in de Quickscan onjuist is en vormt geen rechtvaardiging om een in het verleden gemaakte fout (verstoring van beschermde soorten) te herhalen. De rechtbank is van oordeel dat het college onvoldoende heeft onderbouwd waarom wedstrijden tijdens het broedseizoen toch worden toegelaten.
6.7
De rechtbank is tot slot van oordeel dat eisers en BMF de overige bevindingen in de Quickscan onvoldoende hebben bestreden. Zij hebben alleen aangevoerd dat van gewenning aan de trainingen geen sprake kan zijn en dat is onvoldoende. De vraag of een positieve bestemming van het motorcrossterrein strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied, zal moeten worden beantwoord in een eventuele bestemmingsplanprocedure.
Geluidsoverlast
7.1
Eisers en BMF hebben meerdere gronden aangevoerd over geluidsoverlast. Zij hebben kritiek op de rapportages die ten grondslag hebben gelegen aan het bestreden besluit.
Het valt hen op dat precies voldaan lijkt te worden aan de grenswaarde voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidsniveaus tijdens de trainingsdagen. Zij vinden dat in het bestreden besluit onvoldoende is geborgd dat geen geluidsoverlast zal optreden. Bovendien wordt verwezen naar metingen en berekeningen van de milieudienst uit 2012 en dat onderzoek is gedateerd. Zij hebben ook kritiek op het geluidsmodel waarmee de geluidsbelasting is berekend en aangegeven dat hiermee onvoldoende rekening wordt gehouden met snelheidsverschillen en hoogteverschillen. Ook de afwijking van het gemeentelijk geluidbeleid met een verwijzing naar het evenementenbeleid vinden eisers en BMF onvoldoende gemotiveerd. Zij vrezen ook dat het brongeluid van motoren niet goed wordt onderzocht.
7.2
Het college heeft de geluidsbelasting van de motorcrossactiviteiten in de representatieve bedrijfssituatie (RBS) en incidentele bedrijfssituaties (IBS) getoetst aan het gemeentelijk beleid: De Nota Geluidbeleid 2021 (Geluidbeleid). Het meten en berekenen van de geluidsniveaus en het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, uitgave 1999. Het omgevingsgeluid is afgeleid uit het “Akoestisch onderzoek referentieniveau motorcrossterrein Kerkenhuis Lierop” van de SRE Milieudienst van 12 oktober 2012. Aan het bestreden besluit heeft het college het rapport van Peutz van 8 juni 2015, aangevuld op 14 september 2020, ten grondslag gelegd. In de aanvulling is het gebruik van de “lus” op het voorterrein die in strijd is met het bestemmingsplan en niet is beschermd door het overgangsrecht uit de berekeningen gelaten.
7.3
De rechtbank heeft de StAB gevraagd of de inrichting – technisch gezien – kan voldoen aan de gestelde geluidvoorschriften, rekening houdend met de rapportages van Peutz en de kritiek van eisers en BMF. De StAB concludeert in haar advies van 4 mei 2023 dat technisch gezien de inrichting kan voldoen aan de voorschriften uit de verleende omgevingsvergunning. In het rapport van Peutz is het aantal crossuren op een gebruikelijke wijze vastgesteld. De StAB acht aannemelijk dat in de RBS tijdens trainingen aan het aantal van maximaal 42,5 uur wordt voldaan. Het rekenmodel van Peutz voor zowel de trainings- als de wedstrijdsituatie leidt niet tot onderschatting van de optredende geluidniveaus. Volgens de StAB gaat Peutz uit van de juiste bronvermogens van crossmotoren. Wel plaatst de StAB een aantal kanttekeningen:
  • het omgevingsgeluid is in 2012 niet vastgesteld in overeenstemming met de eisen uit de IL-HR-15-01 (de richtlijnen voor karakterisering en meting van omgevingsgeluid van het ministerie). De StAB acht het aannemelijk dat het omgevingsgeluid bij een correcte meting en berekening lager zal zijn dan 46 dB(A). De StAB stelt echter ook vast dat de grenswaarde op [adres] niet lager hoeft te zijn dan 45 dB(A) op basis van het gemeentelijke geluidbeleid.
  • De StAB heeft er ook op gewezen dat de interne controlemethode van [naam] om tijdens trainingen te bepalen of motoren aan de gestelde geluidseisen voldoen niet aansluit bij de in het reglement van de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging voorgeschreven “dynamische meetmethode”. Met deze controlemetingen kan dan ook niet worden aangetoond dat tijdens de RBS aan de uitgangspunten van het rapport van Peutz wordt voldaan.
7.4
Het college heeft het rapport van de StAB betrokken bij het herstelbesluit en heeft bij dit besluit daarnaast een nieuw geluidrapport van Peutz van 16 mei 2023 betrokken. In dit aanvullende rapport heeft Peutz enkele bedenkingen bij de kanttekeningen van de StAB met betrekking tot de vaststelling van het omgevingsgeluid. Peutz acht het aannemelijk dat het huidige referentieniveau ter hoogte van [adres] 46 dB(A) zal bedragen, omdat het geluid van overige wegen niet is betrokken bij het onderzoek en omdat de korting bij snelwegen in twijfel wordt getrokken, alsmede op basis van een indicatieve meting. Door het verschuiven van de startlijn met 80 meter in noordelijke richting kan wel worden voldaan aan de grenswaarde voor het maximale geluidniveau bij wedstrijden bij alle woningen. Het college heeft verder in voorschrift 9.4 van het herstelbesluit bepaald dat bij trainingen maximaal 5 rijders tegelijkertijd gebruik mogen maken van het starthek, waardoor ook bij trainingen kan worden voldaan aan de grenswaarde voor het maximale geluidniveau bij de woning [adres] .
7.5
In voorschriften 9.2 en 9.3 van het herstelbesluit worden grenswaarden gesteld bij specifieke woningen, waaronder de woning [adres] voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidsniveau in de RBS. De rechtbank stelt vast dat deze grenswaarden zijn gesteld in overeenstemming met het gemeentelijke geluidbeleid met uitzondering van de woning [adres] . Daar wordt een grenswaarde gesteld die 1 dB hoger is dan de waarde in het gemeentelijke geluidbeleid. Het college wijkt op één beoordelingspunt dus af van het gemeentelijke geluidbeleid. Het college motiveert deze afwijking met de stelling dat het omgevingsgeluid hoger is (namelijk 46 dB).
De rechtbank heeft de StAB gevraagd te reageren op de bevindingen van Peutz met betrekking tot de vaststelling van het omgevingsgeluid bij de woning [adres] . De StAB heeft tijdens de zitting aangegeven van de (rustige) overige wegen in de omgeving geen relevante bijdrage te verwachten aan het omgevingsgeluid. De StAB trekt de korting bij snelwegen niet in twijfel en leidt uit de indicatieve meting niet af dat het omgevingsgeluid anders zou moeten worden beoordeeld. Kort samengevat denkt de StAB niet dat het omgevingsgeluid bij de woning [adres] hoger is dan 45 dB.
De rechtbank acht, onder verwijzing naar het StAB-advies en de mededelingen van de StAB ter zitting, de motivering van het college om af te wijken van het gemeentelijke geluidbeleid onvoldoende onderbouwd. De rechtbank kan niet uitsluiten dat het omgevingsgeluid ter plaatse van de woning [adres] , 45 dB bedraagt (of lager). Ter zitting heeft het college nog aangevoerd dat de overschrijding maar 1 dB bedraagt en dat het verschil nauwelijks hoorbaar zal zijn. [naam] heeft aangegeven dat het terrein er al langere tijd ligt. Eisers en BMF merken volgens de rechtbank terecht op dat dit wel erg gemakkelijk is. Dit neemt echter niet weg dat de rechtbank het voorstelbaar acht dat gelet op de lange aanwezigheid van het motorcrossterrein en overige omstandigheden, de afwijking van het gemeentelijke geluidbeleid kan worden gemotiveerd. Dat zal dan wel moeten gebeuren in een nieuw besluit.
7.6
De rechtbank is verder van oordeel, onder verwijzing naar het advies van de StAB, dat het college in het herstelbesluit de (hoogte van de) overige grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau in de RBS voldoende heeft onderbouwd en in redelijkheid deze grenswaarden heeft kunnen stellen. De rechtbank gaat er hierbij van uit dat de startplek inderdaad in het laatste onderzoek van Peutz juist is gemodelleerd. De rechtbank neemt hierbij verder in aanmerking dat in voorschrift 9.4 van het herstelbesluit in de RBS beperkingen zijn gesteld aan de hoeveelheid rijders die tijdens trainingen tegelijkertijd gebruik mogen maken van het starthek (maximaal 5 rijders). Door dit voorschrift wordt in belangrijke mate tegemoet gekomen aan eisers en BMF, hetgeen zij ter zitting ook hebben bevestigd.
7.7
Tijdens de incidentele bedrijfssituatie (de wedstrijden) zijn de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau fors hoger. De rechtbank is van oordeel dat dit toelaatbaar is, gelet op het zeer incidentele karakter van de wedstrijden. De rechtbank is wel van oordeel dat in dit kader van [naam] mag worden gevergd dat zij omwonenden tijdig (zo mogelijk bij de vaststelling van de wedstrijdkalender) op de hoogte stelt van de data waarop de wedstrijden worden gehouden. Dit gebeurt op dit moment al en omwonenden kunnen dan anticiperen op geluidsoverlast. Het is onvoldoende dat omwonenden door middel van de publicatie van een (tevens noodzakelijke) evenementenvergunning op de hoogte geraken van de data van de wedstrijden, omdat evenementenvergunningen vaak pas kort van tevoren worden verleend. Aan omwonenden zou tegemoet kunnen worden gekomen door in voorschrift 1.9 op te nemen dat ook zij in februari op de hoogte worden gesteld van de data van wedstrijden.
7.8
Eisers en BMF hebben geklaagd over de registratie van het aantal trainingsuren. De rechtbank is van oordeel dat in voorschriften 5.1 en 5.2 van het herstelbesluit voldoende duidelijk is omschreven wat [naam] moet doen. Door middel van deze registratie kan het college het aantal trainingsuren vaststellen en controleren of wordt voldaan aan de uitgangspunten van het akoestisch onderzoek van Peutz. Eisers en BMF hebben desgevraagd op de zitting ook geen kritiek geleverd op de door [naam] aangeleverde voorbeelden van registratie van trainingsuren.
7.9
In voorschrift 5.7 van het herstelbesluit is voorgeschreven om alle geluidmetingen, voor en tijdens wedstrijden, welke zijn bedoeld ter controle van de geluidproductie van crossmotoren, te registreren (datum en tijd van de meting, type voertuig, klasse, meetmethode en het gemeten geluidniveau). In het herstelbesluit is niet voorgeschreven wanneer en op welke wijze het brongeluid van crossmotoren moet worden bepaald. Eisers en BMF hebben daar wel met zoveel woorden om gevraagd. Desgevraagd heeft [naam] aangegeven dat motoren bij trainingen met een afwijkend (hoog) geluidniveau worden gemeten volgens de FIM-methode. Het college is van mening dat [naam] de vrijheid moet hebben om te bepalen volgens welke methode wordt gecontroleerd, als maar wordt gecontroleerd. De rechtbank is van oordeel dat het inderdaad aan [naam] is om te bepalen hoe wordt gecontroleerd. De rechtbank is wel van oordeel dat het op de weg van het college ligt om een minimum aantal controlemetingen voor te schrijven. In het herstelbesluit is wel een registratieverplichting opgenomen maar geen verplichting tot het verrichten van controlemetingen zelf. Als er helemaal geen metingen worden verricht, kan ook geen overtreding van de registratievoorschriften worden vastgesteld. Daarom biedt het herstelbesluit nu een onvoldoende kader om geluidsoverlast te voorkomen.

Conclusie en gevolgen

8.1
Het beroep van eisers en BMF tegen het herstelbesluit is gegrond en het herstelbesluit zal worden vernietigd. Het herstelbesluit is genomen in strijd met artikel 2.7 van de Wabo en de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb vanwege een onvoldoende onderbouwing en onvoldoende motivering.
8.2
Door de vernietiging van het herstelbesluit vervalt ook de intrekking van het bestreden besluit. Dat herleeft dan weer. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Het beroep van [naam] tegen het bestreden besluit is ook gegrond, omdat het herstelbesluit aanpassingen bevat van het bestreden besluit.
8.3
Hoe moet het nu verder? De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen elkaar dicht zijn genaderd en is ook van oordeel dat een omgevingsvergunning de beste manier is om het conflict tussen partijen te beëindigen. Hierin kunnen duidelijke regels worden gesteld zodat [naam] weet waar zij aan toe is en de overlast voor omwonenden tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt. Het herstelbesluit was een stap in de goede richting maar moet op enkele punten worden aangepast. De omvang van het gebruik van het terrein kan zodanig worden aangepast dat een toename van stikstofdepositie op het nabij- gelegen Natura 2000-gebied als gevolg van het project op voorhand is uitgesloten en geen natuurvergunning (of verklaring van geen bedenkingen) nodig is. Die aanpassing van de omvang van het gebruik kan bijvoorbeeld door vermindering van het aantal toegestane trainingsuren tot het feitelijke gebruik van 85 dagen x 30 trainingsuren dat in de notitie van Peutz is aangegeven. De rechtbank is wel van oordeel dat [naam] hier zelf een beslissing over moet nemen en de aanvraag zo nodig zou moeten aanpassen. Het gaat de rechtbank daarom te ver om zelf in de zaak te voorzien.
8.4
De rechtbank geeft het college de opdracht een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van [naam] . De rechtbank geeft hierbij een aantal aanwijzingen:
  • Het college dient [naam] eerst in de gelegenheid te stellen de aanvraag aan te passen of te wijzigen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het college veel beroepsgronden van [naam] die strekken tot correctie van de verleende vergunning heeft gepasseerd met de opmerking dat het project zo niet is aangevraagd. Hierbij kan [naam] ook het aantal gewenste trainingsuren duidelijk aangeven.
  • Als het college ervoor kiest om - ter voorkoming van een toename van stikstofdepositie - het project te beperken door middel van een maximum aantal trainingsuren, zal dat aantal moeten worden geborgd door middel van een duidelijk handhaafbaar voorschrift in de nieuwe omgevingsvergunning.
  • Het college dient op basis van een nieuwe quickscan na te gaan of één of meer wedstrijden binnen het broedseizoen toelaatbaar zijn.
  • Het college dient nader te motiveren of en (zo ja waarom) het afwijkt van het gemeentelijk beleid met betrekking tot het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de RBS op woning [adres] .
  • Het college dient een voorschrift te stellen met een goede informatieverplichting van [naam] voor omwonenden (over wedstrijden etc.).
  • Het college dient een voorschrift te stellen met een minimum aantal broncontroles van motoren.
De rechtbank acht het aangewezen dat het college snel een nieuw besluit neemt en bepaalt de termijn hiervoor op 20 weken.
8.5
Omdat de beroepen gegrond zijn, moet het college het griffierecht aan eisers en BMF en aan [naam] vergoeden en krijgen eisers, BMF en [naam] ook een vergoeding van de proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt voor wat betreft eisers en BMF € 2.511,00, omdat de gemachtigde van eisers en BMF een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen (2 punten), de inlichtingencomparitie heeft bijgewoond en heeft gereageerd op het StAB-advies en het herstelbesluit (2 x ½ punt). De rechtbank beschouwt de zaken SHE 21/2295 en SHE 21/2305 als samenhangende zaken. Eisers en BMF hebben ook gevraagd om vergoeding van kosten die door de door hun ingeschakelde deskundigen (van dB advies en Apollon milieu) hebben gemaakt, ten bedrage van in totaal € 2.414,38. De rechtbank zal bepalen dat het college deze kosten moet vergoeden. De hoogte van deze kosten acht de rechtbank niet onredelijk.
De vergoeding voor [naam] bedraagt € 1.255,50 (het bijwonen van de inlichtingencomparitie en het bijwonen van de zitting, 1 ½ punt).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het besluit van 30 mei 2023 en het besluit van 20 juli 2021;
  • draagt het college op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen 20 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van deze uitspraak en de daarin gegeven aanwijzingen;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 181,00 aan eisers en € 360,00 aan BMF en aan [naam] moet vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers en BMF tot een bedrag van
  • veroordeelt het college in de proceskosten van [naam] tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. D.J. Hutten en mr. R.H.W. Frins, leden, in aanwezigheid van mr. M.P.C. Moers-Anssems, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:19
1. Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
2. Het eerste lid geldt ook indien het bezwaar is gemaakt of het beroep is ingesteld nadat het bestuursorgaan het bestreden besluit heeft ingetrokken, gewijzigd of vervangen.
3. Het bestuursorgaan stelt het nieuwe besluit onverwijld ter beschikking aan het orgaan waarbij het beroep aanhangig is.
4. Indien een ander orgaan een bezwaar- of beroepschrift tegen het nieuwe besluit ontvangt, zendt het dit met toepassing van artikel 6:15, eerste en tweede lid, door.
5. De bestuursrechter kan het beroep tegen het nieuwe besluit echter verwijzen naar een ander orgaan, indien behandeling door dit orgaan gewenst is.
6. Intrekking of vervanging van het bestreden besluit staat niet in de weg aan vernietiging van dat besluit indien de indiener van het bezwaar- of beroepschrift daarbij belang heeft.
Wet natuurbescherming
Artikel 2.7, tweede lid
Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.