ECLI:NL:RBOBR:2023:4289

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
10535112
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde arbeidsovereenkomst bij beëindiging opleiding in leer-arbeidsovereenkomst; rechtsgeldigheid ontbindende voorwaarde; opzegverbod bij ziekte

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster, die een leer-arbeidsovereenkomst had met Kinderdagverblijf de Groene Boomhut B.V., en haar werkgever. De verzoekster, die een BBL-opleiding tot Gespecialiseerd pedagogisch medewerker volgde, werd per 1 april 2023 uitgeschreven van haar opleiding, wat leidde tot de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst. De verzoekster stelde dat haar arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd, omdat zij ziek was en er een opzegverbod gold. De werkgever voerde aan dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd door de vervulling van de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst, die stelde dat de overeenkomst eindigt bij beëindiging van de opleiding.

De rechtbank oordeelde dat de ontbindende voorwaarde rechtsgeldig was en dat de arbeidsovereenkomst op 1 april 2023 van rechtswege was geëindigd. De rechtbank overwoog dat de beëindiging van de opleiding een objectief criterium was en dat de werkgever niet verantwoordelijk was voor de beëindiging van de opleiding. De verzoekster had onvoldoende bewijs geleverd dat de werkgever haar ziekmelding had veroorzaakt. De rechtbank wees de verzoeken van de verzoekster af en veroordeelde haar in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de rechtsgeldigheid van ontbindende voorwaarden in arbeidsovereenkomsten, vooral in het kader van leer-arbeidsovereenkomsten, en de bescherming van werkgevers tegen het in dienst hebben van onbevoegd personeel.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 10535112 / EJ VERZ 23-281
Beschikking van 31 augustus 2023
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in het inleidende verzoek,
tevens verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. A.J.A.M. Veen-Brom,
tegen:
Kinderdagverblijf de Groene Boomhut B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
verweerster in het inleidende verzoek,
tevens verzoekster in het tegenverzoek,
gemachtigde: M. de Groot.
Partijen zullen hierna “ [verzoekster] ” en “De Groene Boomhut” worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift tevens houdende een incidenteel verzoek ex artikel 223 Rv met bijlagen 1 tot en met 4, ter griffie ontvangen op 1 juni 2023;
  • het verweerschrift met zelfstandig tegenverzoek met bijlagen, ter griffie ontvangen op 10 juli 2023;
  • het e-mailbericht van de zijde van [verzoekster] van 1 augustus 2023 met als aanvullende productie een brief van mevrouw [A] van Kinderopvang Kabouters in Eindhoven, de voormalig werkgever van [verzoekster] .
1.2.
Op 10 augustus 2023 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens die behandeling is besproken. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter aangegeven dat vandaag beschikking zal worden gegeven.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 2000, volgde sinds 1 augustus 2021 de opleiding tot Gespecialiseerd pedagogisch medewerker aan het Summa College te Eindhoven.
2.2.
In het kader van stage voor haar opleiding is [verzoekster] op 21 februari 2023 bij De Groene Boomhut in dienst getreden als BBL-leerling Gespecialiseerd pedagogisch medewerker (nivo 4) voor 26 uur per week tegen een salaris van € 1.581,00 bruto per maand. De (leer-) arbeidsovereenkomst is gesloten voor de duur van 1 jaar.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Kinderopvang 2023-2024 (hierna: de cao) van toepassing. In artikel 9.6.1. lid 1 sub d van de cao is, voor zover voor dit geschil van belang, het volgende bepaald:
“De werkgever kan de mbo-student een tijdelijke leer-arbeidsovereenkomst geven voor zolang de opleiding duurt volgens de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). De overeenkomst eindigt op de datum waarop de opleiding eindigt. De overeenkomst eindigt uiterlijk 4 jaar nadat de mbo-student begon aan de opleiding.”
2.4.
In artikel 13 van de arbeidsovereenkomst is, voor zover voor dit geschil van belang, het volgende opgenomen:
“Mocht de opleiding vroegtijdig gestopt worden om welke reden dan ook dan stopt automatisch het
leerarbeidscontract.”
2.5.
[verzoekster] heeft zich op 24 februari 2023 bij De Groene Boomhut ziekgemeld.
2.6.
Op 4 april 2023 heeft mevrouw [B] van het Summa College [verzoekster] het volgende e-malbericht gestuurd:
“Hallo [verzoekster] ,
Zoals pasgeleden besproken tijdens onze online afspraak, word je uitgeschreven bij de opleiding tot
PW op het Summa College. De uitschrijfdatum is 01-04-2023. Heel veel succes toegewenst in de
toekomst en wellicht tot ziens hier bij het Summa College!
Met vriendelijke groet,
[B]
Zorgcoördinator Welzijn”
2.7.
mevrouw [C] en mevrouw [D] , bestuurders van De Groene Boomhut, hebben [verzoekster] op 4 april 2023 de volgende e-mailberichten gestuurd:
“Beste [verzoekster] ,
Wat vervelend dat wij elkaar persoonlijk niet meer hebben gesproken.
Wij hebben met school contact gehad en ze hebben je per 1 april 2023 uitgeschreven.
Dit betekend dat je helaas je contract ook per 1 april 2023 zal beëindigen. In je contract wat je hebt ondertekend staat dat als de opleiding stopt om welke reden dan ook dan stopt automatisch het leerarbeidscontract.
Omdat je ziek bent zou je dit kunnen aangeven bij UWV zodat zei dit verder kunnen oppakken. Voor vragen daarover kan je beste UWV bellen.
We hopen oprecht dat het snel wat beter met je gaat en dat je uiteindelijk je opleiding af kan maken.
Wij zullen verder nu alles afwikkelen rondom je contract.
Veel sterkte.
Met vriendelijke groeten,
[C] en [D]
Kinderdagverblijf de Groene Boomhut”
“Beste [verzoekster] ,
Hierbij geven wij aan dat je leer/arbeidscontract per 1 april 2023 zal worden beëindigd.
Er zal een financiële afwikkeling komen en deze krijg je komende maand uitbetaald.
Mochten er vragen zijn dan horen wij het graag.
Met vriendelijke groeten,
[C] en [D]
Kinderdagverblijf de Groene Boomhut”
2.8.
Het UWV heeft de aanvraag van [verzoekster] voor een ziektewetuitkering op 19 april 2023 geweigerd omdat zij van oordeel is dat het dienstverband nog niet is geëindigd en de arbeidsovereenkomst nog doorloopt tot 20 februari 2024. Op 12 mei 2023 heeft [verzoekster] een bezwaarschrift ingediend tegen deze beslissing. Dit bezwaar is afgewezen.

3.De verzoeken en verweren

3.1.1.
[verzoekster] verzoekt dat bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
in het incident
I. De Groene Boomhut, bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van het geding, wordt veroordeeld aan haar te betalen het (voltijds) salaris van € 2.188,00 bruto per maand, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 1 april 2023 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd en [verzoekster] in staat te stellen de bedongen arbeid te verrichten als haar gezondheid dat toelaat en tijdens de ziekte van [verzoekster] , de re-integratieverplichtingen te vervullen, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat De Groene Boomhut in gebreke blijft;
in de hoofdzaak
primair
II. het ontslag wordt vernietigd omdat ten onrechte een beroep is gedaan op de ontbindende voorwaarde, dan wel voor recht wordt verklaard dat de arbeidsovereenkomst tussen De Groene Boomhut en [verzoekster] niet met ingang van 1 april 2023 van rechtswege is geëindigd;
III. De Groene Boomhut wordt veroordeeld om binnen vijf dagen na datum van de beschikking, het loon van € 1.581,00 bruto per maand te betalen, althans een bedrag in goede justitie te bepalen, vanaf 1 april 2023 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig beëindigd zal zijn, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten, de maximale wettelijke rente van 50% (ex artikel 7:625 BW) en de wettelijke rente, onder overlegging van deugdelijke
specificaties onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat De Groene Boomhut hiermee in gebreke blijft;
IV. De Groene Boomhut wordt veroordeeld om binnen vijf dagen na de datum van de beschikking de niet-genoten vakantiedagen uit te betalen, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging en de wettelijke rente, onder overlegging van deugdelijke specificaties onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat zij hiermee in gebreke blijft;
V. De Groene Boomhut wordt veroordeeld om [verzoekster] in staat te stellen de bedongen arbeid te verrichten als haar gezondheid dat toelaat en tijdens de ziekte van [verzoekster] , de re-integratieverplichtingen te vervullen, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat De Groene Boomhut in gebreke blijft;
VI. De Groene Boomhut wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.1.2.
[verzoekster] legt het volgende aan haar verzoek ten grondslag.
Vanaf de eerste stagedag kreeg zij te veel verantwoordelijkheid en druk opgelegd die niet passend is bij de inhoud van de BBL-opleiding. Na haar ziekmelding op 24 februari 2023 is zij tegen haar wens uitgeschreven van de opleiding aangezien het Summa College haar ziekte niet te verenigen vond met de opleiding. Vervolgens heeft De Groene Boomhut zich op het standpunt gesteld dat de ontbindende voorwaarde van artikel 13 van de arbeidsovereenkomst is ingetreden en dat het dienstverband per 1 april 2023 is beëindigd.
3.1.3.
Hetgeen in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst is opgenomen is geen rechtsgeldige ontbindende voorwaarde en de arbeidsovereenkomst is dan ook niet geëindigd door het intreden van deze ontbindende voorwaarde. Volgens vaste rechtspraak kan een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst slechts bij uitzondering worden aanvaard indien aan strenge eisen wordt voldaan. In dit geval wordt niet aan deze vereisten voldaan. De ontbindende voorwaarde is niet te verenigen met het wettelijk ontslagstelsel. [verzoekster] is namelijk ziek en geniet daarom ontslagbescherming. Het is dan ook niet toegestaan om haar te ontslaan wegens ziekte en dat is wel gebeurd.
3.1.4.
Aangezien de ontbindende voorwaarde niet rechtsgeldig is overeengekomen c.q. niet van toepassing is, komt De Groene Boomhut geen beroep op de ontbindende voorwaarde toe en heeft [verzoekster] belang bij de verzochte verklaring voor recht.
3.1.5.
Met haar e-mailbericht van 4 april 2023 heeft De Groene Boomhut de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht per 1 april 2032 opgezegd maar deze opzegging is niet rechtsgeldig. De arbeidsovereenkomst is ook niet op een andere rechtsgeldige wijze beëindigd.
3.1.6.
Ongeacht of er sprake is van een ongeldige ontbindende voorwaarde, de ontbindende voorwaarde niet van toepassing is of de opzegging vernietigd wordt, in alle gevallen duurt de arbeidsovereenkomst voort, zodat [verzoekster] aanspraak maakt op haar salaris en alle emolumenten die haar op grond van de arbeidsovereenkomst en de cao toekomen. Zij heeft als zieke werknemer recht op loon. Zij heeft zich, voor zover haar gezondheid dat toeliet, beschikbaar gehouden voor werk en voor re-integratie en zich gehouden aan de voorschriften die gelden tijdens ziekte. Volgens de cao heeft [verzoekster] de eerste zes maanden recht op 100% van het loon en als zij activiteiten ontplooit om te re-integreren heeft zij na zes maanden recht op 95% van het loon.
3.2.1.
De Groene Boomhut heeft het volgende aan haar verweer ten grondslag gelegd.
Het bepaalde in artikel 9.6.1. lid 1 sub d van de cao was voor partijen zodanig van belang dat er voor is gekozen om deze ontbindende voorwaarde uitdrukkelijk in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst op te nemen. Deze ontbindende voorwaarde is door partijen rechtsgeldig overeenkomen. Het uitgangspunt is namelijk het beginsel van contractsvrijheid tenzij sprake is van situaties zoals bedoeld in artikel 3:40 BW en dat is niet aan de orde. Evenmin is er aanleiding voor de toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Deze dient terughoudend te worden toegepast en zeker bij dwingend recht, zoals in dit geval de algemeen verbindend verklaarde cao. De inhoud van de overeenkomst kan enkel door de redelijkheid en billijkheid worden beperkt als dit tot een onaanvaardbare uitkomst zou leiden en daar is in dit geval geen sprake van.
3.2.2.
Voorts is van belang dat het werken met kinderen een zeer verantwoordelijke taak is en ouders er op mogen vertrouwen dat hun kinderen worden toevertrouwd aan een gekwalificeerde professional die voldoet aan de hoge standaarden en kwalificatie-eisen van de beroepsgroep. Alleen voor student-medewerkers geldt dat zij nog niet hoeven te voldoen aan deze kwalificatie-eisen maar dan alleen voor de periode dat zij een gekwalificeerde opleiding volgen. Wanneer de beroepsopleiding – om welke reden dan ook – voortijdig beëindigd wordt is de medewerker niet meer bevoegd om te werken als pedagogisch medewerker in de kinderopvang en een andere passende vacature binnen De Groene Boomhut is er niet. De Groene Boomhut is een kleinschalig kinderdagverblijf en heeft enkel groepsleidsters in dienst.
3.2.3.
Het maatschappelijk belang rechtvaardigt de in de cao opgenomen ontbindende voorwaarde die tevens met wederzijds goedvinden in de arbeidsovereenkomst is opgenomen. De Groene Boomhut verwijst in dit kader naar de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 6 januari 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:90. De ontbindende voorwaarde vormt de kern van de overeenkomst en zonder het bepaalde in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst zou De Groene Boomhut nimmer tot het sluiten van de leer-werkovereenkomst zijn overgegaan. Het is voor De Groene Boomhut onaanvaardbaar met ongekwalificeerd en onbevoegd personeel te moeten werken.
3.2.4.
Op 4 april 2023 heeft het Summa College De Groene Boomhut per e-mail bericht dat zij een online afspraak heeft gehad met [verzoekster] en dat zij kennelijk in goed overleg hebben besloten de opleiding van [verzoekster] per 1 april 2023 te beëindigen. Op grond van artikel 13 van de arbeidsovereenkomst is de leer-arbeidsovereenkomst daarmee van rechtswege op 1 april 2023 geëindigd en is geen sprake van een opzegging.
3.2.5.
De Groene Boomhut betwist dat er op 21 en 22 februari 2023 sprake was van een overdaad aan drukte en verantwoordelijkheden voor [verzoekster] . Ze heeft die dagen onder de begeleiding van een praktijkopleider, boven-formatief en op een rustige groep stage gelopen. [verzoekster] heeft op geen enkele manier laten blijken dat De Groene Boomhut op enige wijze aanleiding zou hebben gegeven tot haar ziektebeeld. De Groene Boomhut heeft het loon van [verzoekster] doorbetaald tot 1 april 2023.
het tegenverzoek
3.3.1.
Aan haar verweer heeft De Groene Boomhut de volgende tegenverzoeken verbonden. Zij verzoekt om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair voor recht te verklaren dat de leer-arbeidsovereenkomst door de vervulling van de ontbindende voorwaarde per 1 april 2023 van rechtswege is geëindigd;
II. subsidiair, indien de kantonrechter van oordeel is dat de ontbindende voorwaarde niet rechtsgeldig is overeengekomen dan wel niet van toepassing is, de leer-arbeidsovereenkomst te vernietigen op grond van dwaling.
3.3.2.
Met betrekking tot het subsidiaire verzoek heeft De Groene Boomhut het volgende aanvullend aangevoerd. De precieze reden om de opleiding te beëindigen is De Groene Boomhut niet bekend en dit kwam voor haar als een onaangename verassing. Het had op de weg van [verzoekster] gelegen om De Groene Boomhut onverwijld op de hoogte te stellen van omstandigheden die het voltooien van haar opleiding in gevaar zouden kunnen brengen. Gelet op de zeer korte periode tussen het ondertekenen van de leer-arbeidsovereenkomst en de ziekmelding enerzijds en anderzijds de beëindiging van de opleiding, is het zeer waarschijnlijk dat al bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst omstandigheden aanwezig waren die later hebben geleid tot de beëindiging van de opleiding. Uit de contacten die De Groene Boomhut met het UWV, het Summa College en de eerdere werkgevers van [verzoekster] heeft gehad, zijn signalen naar voren gekomen die daarop wijzen. Indien De Groene Boomhut kennis zou hebben gehad van omstandigheden die het voltooien van haar opleiding in gevaar zouden kunnen brengen, zou zij niet of niet onder dezelfde voorwaarden zijn overgegaan tot het sluiten van een leer-arbeidsovereenkomst met [verzoekster] . Gezien artikel 13 van de arbeidsovereenkomst wist of had [verzoekster] behoren te weten dat De Groene Boomhut er alles aan gelegen was dat zij haar opleiding zonder belemmeringen zou volbrengen. [verzoekster] had De Groene Boomhut dan ook moeten inlichten over de omstandigheden die haar in de weg zouden staan bij het onbelemmerd voltooien van haar opleiding én die toen al bij haar bekend waren. Dit geldt temeer omdat het, in verband met de privacy van [verzoekster] , voor De Groene Boomhut onmogelijk is om dit door eigen onderzoek te achterhalen. Voor [verzoekster] gold in dezen dan ook een spreekplicht.
3.4.
[verzoekster] heeft verweer gevoerd tegen het tegenverzoek van De Groene Boomhut dat, voor zover van belang, hierna ter sprake zal komen.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de arbeidsovereenkomst op 1 april 2023 van rechtswege is geëindigd. Dit komt in feite neer op de vraag of de ontbindende voorwaarde in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is c.q. of De Groene Boomhut zich rechtsgeldig op deze ontbindende voorwaarde kan beroepen.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voor een geslaagd beroep op een ontbindende voorwaarde vereist dat a) de vervulling ervan niet door de werkgever in de hand is gewerkt en b) niet teveel verbonden is aan c.q. afhankelijk is van de subjectieve waardering door de werkgever en c) dat het beroep op de voorwaarde in het concrete geval redelijkerwijs verenigbaar is met het gesloten stelsel van het ontslagrecht en de daarin tot uitdrukking komende bescherming van de werknemer. Bij dit laatste vereiste dient rekening te worden gehouden met de aard, de inhoud en de context van de voorwaarde.
4.3.
Aan deze vereisten is in dit geval voldaan. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.4.
De vervulling van de ontbindende voorwaarde betreft het beëindigen van de opleiding. Dit is een objectief criterium dat in geen enkel opzicht verbonden is aan de subjectieve waardering van De Groene Boomhut. Het is immers aan de student om te bepalen of hij/zij voortijdig met de opleiding stopt, dan wel aan het Summa College om te bepalen wanneer een student wordt uitgeschreven. Niet gebleken is, dat De Groene Boomhut op enigerlei wijze heeft bijgedragen aan het beëindigen van de opleiding. Voor zover [verzoekster] met haar stelling dat zij de eerste twee stagedagen te veel verantwoordelijkheid en druk opgelegd heeft gekregen (wat overigens door De Groene Boomhut is betwist) heeft willen betogen dat zij door toedoen van De Groene Boomhut ziek is geworden en als gevolg daarvan is uitgeschreven, geldt dat [verzoekster] haar stellingen niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd.
4.5.
Verder moet worden beoordeeld of de ontbindende voorwaarde redelijkerwijs verenigbaar is met het gesloten stelsel van ontslagrecht. [verzoekster] meent van niet, aangezien de ontbindende voorwaarde in dit geval het opzegverbod bij ziekte (artikel 7:670 lid 1 BW) doorkruist. De kantonrechter volgt dit standpunt niet.
Vast staat dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is gesloten in het kader van een leer-werktraject c.q. stage voor de opleiding Gespecialiseerd pedagogisch medewerker. De Groene Boomhut heeft aangevoerd dat zij is gebonden aan de regelgeving van de GGD inhoudende dat enkel gediplomeerd personeel of een student die een beroepsopleiding volgt de functie van leidster kan vervullen en zij strafbaar is indien zij onbevoegd personeel in dienst heeft. [verzoekster] heeft dit niet betwist. Gelet op het bijzondere karakter van deze (leer-)arbeidsovereenkomst is het evident dat de arbeidsovereenkomst dient te eindigen als de opleiding wordt gestopt, nu dit de kern van de arbeidsovereenkomst raakt. De bedongen arbeid kan immers niet meer worden verricht. Niet voor niets is een nagenoeg identieke bepaling vastgelegd in de algemeen verbindend verklaarde cao.
In feite is door de uitschrijving van [verzoekster] bij de opleiding de arbeidsovereenkomst inhoudsloos geworden. De eventuele ziekte van [verzoekster] maakt dit niet anders. De arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd, omdat de ontbindende voorwaarde is vervuld dat de opleiding (door het Summa College) is geëindigd. Ook als ziekte van [verzoekster] een rol zou hebben gespeeld bij het besluit van het Summa College om de opleiding te beëindigen, kan dat De Groene Boomhut niet worden tegengeworpen en staat de ziekte niet in de weg aan het van rechtswege eindigen van het dienstverband.
4.6.
De conclusie is dan ook dat de ontbindende voorwaarde rechtsgeldig is en De Groene Boomhut een geldig beroep kan doen op deze voorwaarde omdat deze door de uitschrijving van [verzoekster] op 1 april 2023 in vervulling is gegaan. Het feit dat [verzoekster] , naar eigen zeggen, tegen haar wil is uitgeschreven van de opleiding doet hier niet aan af. Gelet op de bewoordingen in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst (‘Mocht de opleiding vroegtijdig gestopt worden
om welke reden dan ook’)is immers bedoeld geen onderscheid te maken in de oorzaken die ten grondslag kunnen liggen aan het (besluit tot) stoppen met de opleiding.
4.7.
De slotsom is dat de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 13 van die overeenkomst van rechtswege is geëindigd op 1 april 2023. Omdat sprake is van een einde van rechtswege, zal het verzoek van [verzoekster] tot vernietiging van de opzegging worden afgewezen. Er is immers geen sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er ook geen grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW. De Groene Boomhut heeft het loon en de niet-genoten vakantiedagen tot het einde van de arbeidsovereenkomst voldaan, zodat ook de overige verzoeken van [verzoekster] worden afgewezen.
4.8.
[verzoekster] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
met betrekking tot het tegenverzoek
4.9.
Uit hetgeen hierboven is overwogen volgt, dat het primaire tegenverzoek van De Groene Boomhut kan worden toegewezen. Dat betekent dat aan beoordeling van het subsidiaire tegenverzoek niet wordt toegekomen.
4.10.
[verzoekster] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
in het incident
4.11.
Omdat in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven over de verzoeken van [verzoekster] in de hoofdzaak, is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding.
4.12.
Evenmin is er reden een beslissing te nemen over de verzochte proceskosten in het incident nu deze kosten, gezien de zeer beperkte extra werkzaamheden aan de zijde van De Groene Boomhut, worden geacht nihil te zijn.

5.De beslissing

in het inleidende verzoek
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
veroordeelt [verzoekster] tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van De Groene Boomhut tot en met vandaag worden vastgesteld op € 529,00 voor salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad;
met betrekking tot het tegenverzoek
5.4.
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen door de vervulling van de ontbindende voorwaarde uit artikel 13 van de arbeidsovereenkomst per 1 april 2023 van rechtswege is geëindigd;
5.5.
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van het geding, aan de zijde van De Groene Boomhut tot vandaag vastgesteld op nihil;
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter en op donderdag 31 augustus 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.