ECLI:NL:RBOBR:2023:4207

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
22/2721
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering en de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V., en het UWV over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan een werknemer. De werknemer, die voor het laatst als caissière werkte, had zich op 1 april 2020 ziekgemeld en ontving een uitkering op basis van de Wet WIA, waarbij het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid op 80 tot 100% had vastgesteld. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig was uitgevoerd, en dat de vastgestelde beperkingen niet voldoende waren gemotiveerd.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat de werknemer op 30 maart 2022 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank vond dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts B&B voldoende had gemotiveerd dat de beperkingen niet duurzaam waren. De rechtbank volgde de redenering van het UWV dat er een meer dan geringe kans op herstel was, en dat de verzekeringsarts niet verplicht was om aanvullende medische informatie op te vragen bij behandelaars.

De rechtbank concludeerde dat de beslissing van het UWV om een WGA-uitkering toe te kennen en geen IVA-uitkering te verstrekken, juist was. Eiseres kreeg geen gelijk in haar beroep, wat betekende dat zij geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht ontving. De uitspraak werd gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, in aanwezigheid van griffier mr. J.B.C. Hoeksel.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/2721

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd in [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.A. van der Steen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: M. Wardenburg).

Inleiding

Het UWV heeft mevrouw [naam] , werknemer van eiseres (werknemer), een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 80 tot 100%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 30 september 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en daarbij een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
De werknemer heeft verklaard niet als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Werknemer heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van eiseres van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat eiseres alsnog kennisneemt van de medische situatie van werknemer.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Werknemer heeft voor het laatst gewerkt als caissière bij eiseres voor gemiddeld 16,55 uur per week. Op 1 april 2020 heeft werknemer zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Werknemer heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat werknemer op 30 maart 2022 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is en heeft daarom aan werknemer een WGA [1] -loongerelateerde uitkering toegekend naar de mate van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 16 september 2022. De medische belastbaarheid van werknemer is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 maart 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige van 15 maart 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij vindt dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onvoldoende zorgvuldig is uitgevoerd omdat de beschouwing met daarin de weging van de bevindingen en de verklarende onderliggende stoornis(sen) ontbreekt. Er is geen inzicht verschaft in de oordeelsvorming en de keuze van de beperkingen. Er had informatie opgevraagd moeten worden bij de behandelaar. De verzekeringsarts B&B heeft werknemer niet op een spreekuur onderzocht en alleen dossieronderzoek verricht. Zij stelt dat daarmee de bestreden beslissing onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd.
7. Ten aanzien van de vaststelling van de beperkingen stelt eiseres dat de verzekeringsarts B&B niet inhoudelijk is ingegaan op het rapport van medisch adviseur Wolff-van der Ven (hierna: de medisch adviseur) van 20 juli 2022. De medisch adviseur vindt dat de vastgestelde ziekte en beperkingen niet (voldoende) zijn geobjectiveerd. Zij heeft ook aangegeven dat de aangenomen urenbeperking niet overeenkomstig de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid is gemotiveerd. Evenmin is de verzekeringsarts B&B ingegaan op de opmerking ten aanzien van de aangenomen beperking op item 1.8.1 (afleiding door anderen door auditieve prikkels).
8. Eiseres vindt verder dat de verzekeringsarts ongefundeerd heeft aangegeven dat de kans op verbetering redelijk tot goed is. De verzekeringsarts B&B heeft enkel wat informatie en cijfers gegeven over het ziekteverloop in zijn algemeenheid, en dat het op dit moment niet mogelijk is om een gefundeerde uitspraak te doen over de prognose. Volgens eiseres volgt uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat in zo’n geval de volledige arbeidsongeschiktheid als duurzaam moet worden aangemerkt. Werknemer zou daarom vanaf 30 maart 2022 in aanmerking moeten komen voor een IVA [2] -uitkering.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat werknemer volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is en daarom een WGA-loongerelateerde uitkering heeft toegekend naar de mate van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van werknemer op 30 maart 2022 en de vraag welke (duurzame) beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat werknemer op 30 maart 2022 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek van werknemer zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. De medische aspecten zijn beoordeeld door een primaire arts, die werknemer psychisch en lichamelijk heeft onderzocht en (uitgebreide) informatie van de bedrijfsarts heeft ingewonnen, waarin veel medische informatie wordt benoemd. Omdat geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen, is geen reden gezien om het onderzoek te herhalen door de verzekeringsarts B&B. De rechtbank kan dit volgen, zeker gelet op het feit dat sprake is van een nieuw ziektebeeld. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling en ziet geen reden om aan te nemen dat er aspecten van de medische situatie van werknemer zijn gemist.
12. De rechtbank volgt eiseres niet dat de verzekeringsarts B&B medische informatie had moeten opvragen bij de behandelaren. De rechtbank stelt voorop dat een verzekeringsarts in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel. Daarnaast komt het medische beeld uitgebreid naar voren in het medisch onderzoeksverslag van de primaire arts (onder andere op basis van de informatie van de bedrijfsarts en van de werknemer). Met de verzekeringsarts B&B ziet de rechtbank niet in wat schriftelijke informatie van (voormalige) behandelaars zou toevoegen, wederom met name gelet op het nieuwe ziektebeeld.
De beoordeling van de belastbaarheid
13. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van werknemer op 30 maart 2022 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B ziet geen reden om te twijfelen aan de opgestelde FML. Deze komt in grote lijnen overeen met de door de bedrijfsarts opgestelde belastbaarheid, waaraan eiseres indertijd nooit getwijfeld heeft. Volgens de verzekeringsarts B&B was werknemer zelf redelijk op de hoogte van de bij haar gevonden afwijkingen. De beperkingen en de urenbeperking zijn juist vastgesteld volgens de verzekeringsarts B&B. In het nadere rapport van 10 januari 2023 heeft de verzekeringsarts B&B aangegeven geen argumenten te zien voor verdere aanpassing van de FML op de datum in geding. Dat geldt zowel voor de urenbeperking als de afleiding door auditieve prikkels. De rechtbank kan die toelichting volgen.
14. Ter discussie staat verder de vraag of de beperkingen van werknemer duurzaam van aard zijn. Volgens vaste rechtspraak gaat het bij de vraag of de beperkingen duurzaam zijn om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. Dit brengt met zich mee dat de inschatting van de (verzekerings-)arts (B&B) van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij werknemer aan de orde zijn. [3]
15. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd dat de aangegeven beperkingen in de FML niet duurzaam zijn. Zij heeft toegelicht dat niet bekend is wat de prognose van dit nieuwe ziektebeeld is. Hoe het op de langere termijn zal gaan met de groep mensen met deze klachten is niet bekend. Kortom, het is niet mogelijk om op dit moment een gefundeerde uitspraak te doen over de prognose. Met verwijzing naar het stappenplan van het UWV komt de verzekeringsarts B&B tot de conclusie dat er een meer dan geringe kans op herstel is. Zij merkt hierbij wel op dat het stappenplan bedoeld is voor bekende aandoeningen waarvoor een wel of niet bekende behandeling kan worden ingezet. De rechtbank kan deze motivering volgen. De rechtbank weegt daarbij mee dat het stappenplan slechts een hulpmiddel is bij de beoordeling van de vraag of sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. Het niet zetten van alle achtereenvolgende stappen maakt niet dat sprake is van een onzorgvuldig tot stand gekomen of onvoldoende gemotiveerd besluit. Ook zonder het expliciet volgen van alle stappen kan het UWV tot een zorgvuldige en afdoende gemotiveerde besluitvorming komen, zeker gelet op het feit dat sprake is van een nieuw ziektebeeld.
16. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen over de vaststelling van de beperkingen van werknemer op 30 maart 2022 in de FML van 15 maart 2022.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht besloten om werknemer per 30 maart 2022 een WGA-loongerelateerde uitkering toe te kennen en geen IVA-uitkering, omdat zij per die datum wel volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
18. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 24 augustus 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WGA = Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
2.IVA = Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896 en 19 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1415.