Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] B.V., gevestigd in [vestigingsplaats] , eiseres
Inleiding
Wat ging aan deze procedure vooraf
Wat vindt het UWV
.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V., en het UWV over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan een werknemer. De werknemer, die voor het laatst als caissière werkte, had zich op 1 april 2020 ziekgemeld en ontving een uitkering op basis van de Wet WIA, waarbij het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid op 80 tot 100% had vastgesteld. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig was uitgevoerd, en dat de vastgestelde beperkingen niet voldoende waren gemotiveerd.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat de werknemer op 30 maart 2022 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank vond dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts B&B voldoende had gemotiveerd dat de beperkingen niet duurzaam waren. De rechtbank volgde de redenering van het UWV dat er een meer dan geringe kans op herstel was, en dat de verzekeringsarts niet verplicht was om aanvullende medische informatie op te vragen bij behandelaars.
De rechtbank concludeerde dat de beslissing van het UWV om een WGA-uitkering toe te kennen en geen IVA-uitkering te verstrekken, juist was. Eiseres kreeg geen gelijk in haar beroep, wat betekende dat zij geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht ontving. De uitspraak werd gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, in aanwezigheid van griffier mr. J.B.C. Hoeksel.