ECLI:NL:RBOBR:2023:4174

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
22/901
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V., en het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering aan werknemer. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV, dat werknemer op 10 september 2021 voor 59,77% arbeidsongeschikt heeft verklaard. Eiseres is van mening dat het UWV niet zorgvuldig heeft gehandeld en dat de medische en arbeidskundige beoordeling onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische situatie van werknemer op zorgvuldige wijze heeft onderzocht en dat de verzekeringsarts B&B alle relevante informatie heeft meegewogen in zijn beoordeling. Eiseres heeft ook een rapport van haar eigen verzekeringsarts overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat de conclusies van het UWV standhouden. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft besloten om de WIA-uitkering toe te kennen en verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/901

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd in [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. Weijmans),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: A. Hogeveen).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
[naam], uit [woonplaats] , derde partij (hierna: werknemer).

Inleiding

Het UWV heeft aan werknemer een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 59,77%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 2 maart 2022.
Werknemer heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Werknemer heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn werkgever (eiseres). De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van eiseres van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat eiseres alsnog kennisneemt van de medische situatie van werknemer.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Werknemer heeft voor het laatst gewerkt als bedrijfspiloot bij eiseres voor gemiddeld 40 uur per week. Op 13 september 2019 heeft werknemer zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Werknemer heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat werknemer op 10 september 2021 voor 59,77% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WIA-uitkering met ingang van 10 september 2021 toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 27 januari 2022. De medische belastbaarheid van werknemer is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 augustus 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 25 februari 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat het primaire besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. De voorbereiding en de onderbouwing van het primaire besluit zijn onvoldoende. Zowel het primaire besluit als het bestreden besluit voldoen niet aan de vereisten van artikel 4 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit). Er ligt geen deugdelijk onderzoek en zeker geen deugdelijke motivering ten grondslag aan het besluit. Ook heeft het UWV niet voldaan aan de zwaardere motiveringsplicht bij belastende besluiten. Bovendien spreekt de verzekeringsarts B&B zichzelf tegen in zijn rapport.
7. Eiseres meent verder dat het UWV ten onrechte van te veel beperkingen is uitgegaan voor werknemer. Eiseres vermoedt dat er sprake is van een lager arbeidsongeschiktheidspercentage. Volgens eiseres vloeide de arbeidsongeschiktheid van werknemer voor een groot deel voort uit een situatie op de werkvloer (situatieve arbeidsongeschiktheid). Tussen eiseres en werknemer is een arbeidsconflict ontstaan dat – ondanks alle inspanningen van partijen – niet is opgelost. Volgens eiseres lijkt het erop dat het UWV geen rekening heeft gehouden met deze situatieve arbeidsongeschiktheid. Eiseres wijst op het arbeidsongeschiktheidscriterium dat volgt uit de MAOC-richtlijn [1] . Volgens eiseres heeft het UWV onvoldoende gekeken of werknemer door rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolgen van ziekte of gebreken niet in staat om te werken, in de zin van voormelde richtlijn. Er zijn ten onrechte (te veel) beperkingen opgenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren en werktijden in de FML. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt een rapport van een door haar ingeschakelde verzekeringsarts (verzekeringsarts Verzijden) overgelegd.

Wat vindt werknemer

8. Werknemer heeft een verzekeringsgeneeskundig advies van Lechner Consult (verzekeringsarts Sheikkariem) overgelegd. Sheikkariem acht de door het UWV vastgestelde belastbaarheid per datum in geding vanuit verzekeringsgeneeskundig oogpunt navolgbaar en zorgvuldig op basis van de onderliggende medische aandoeningen. Werknemer is het eens met Sheikkariem.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat werknemer voor 59,77% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van werknemer op 10 september 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat werknemer op 10 september 2021 voor 59,77% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Daarnaast heeft de verzekeringsarts B&B werknemer gezien op een spreekuur. Hij heeft de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt dan ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van werknemer heeft gemist.
12. Eiseres voert aan dat het primaire besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Zowel het primaire besluit als het betreden besluit voldoen niet aan de vereisten van artikel 4 van het Schattingsbesluit, omdat er zonder nadere onderbouwing van een veel grotere mate van arbeidsongeschiktheid wordt uitgegaan dan waar de bedrijfsarts steeds van uit is gegaan. Daarnaast voert eiseres aan dat het besluit niet in stand kan blijven omdat het UWV niet heeft voldaan aan de zwaardere motiveringsplicht bij belastende besluiten die volgt uit uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 juni 2014 en 22 april 2015. [2] Bovendien geeft eiseres aan dat de verzekeringsarts B&B zichzelf tegenspreekt.
13. De rechtbank merkt allereerst op dat onderhavige procedure ziet op het bestreden besluit en niet op het primaire besluit. De rechtbank zal daarom niet ingaan op de stelling van eiseres dat het primaire besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 4 van het Schattingsbesluit. De rechtbank kan eiseres niet volgen in haar standpunt dat de verzekeringsarts B&B zonder nadere onderbouwing van een veel grotere mate van arbeidsongeschiktheid uitgaat dan waar de bedrijfsarts steeds van uit is gegaan. Uit het rapport van de verzekeringsarts B&B van 27 januari 2022 blijkt dat hij het rapport van de bedrijfsarts heeft meegewogen in zijn beoordeling en erop heeft gereageerd. Aangezien de rechtbank van oordeel is dat de verzekeringsarts B&B de beperkingen voldoende uitgebreid heeft gemotiveerd, en zijn oordeel ten grondslag ligt aan het bestreden besluit, kan de rechtbank niet meegaan in de stelling van eiseres dat het UWV niet heeft voldaan aan de zwaardere motiveringsplicht bij belastende besluiten. De rechtbank kan eiseres ook niet volgen in haar standpunt dat de verzekeringsarts B&B zichzelf tegenspreekt. In het rapport van 29 november 2022 heeft hij verhelderd wat hij bedoelde met de passage waarvan eiseres stelt dat hij zichzelf daarin tegenspreekt.
De beoordeling van de belastbaarheid
14. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van werknemer op 10 september 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
15. Eiseres voert aan dat er ten onrechte (te veel) beperkingen in de FML zijn opgenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren en werktijden. Volgens eiseres vloeide de arbeidsongeschiktheid van werknemer voor een groot deel voort uit een situatie op de werkvloer (situatieve arbeidsongeschiktheid). Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt het rapport van verzekeringsarts Verzijden overgelegd.
16. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport van 29 november 2022 op deze beroepsgronden gereageerd. Hij stelt dat in de verzekeringsgeneeskundige context voor wat betreft het vaststellen van de mate van arbeidsongeschiktheid een arbeidsconflict en situationele arbeidsongeschiktheid geen rol spelen, maar wel wat betreft de klachten die hieruit voortvloeien en ziekmakend zijn en aldus voor de medische grondslag als ‘oorzaak van ziekte’. Ten aanzien van het rapport van Verzijden stelt de verzekeringsarts B&B dat dit van acht maanden na de datum in geding is. Het is een duidelijk actueel onderzoek en de bevindingen worden door Verzijden zonder meer teruggeplaatst naar de datum in geding. Daarnaast geeft de verzekeringsarts B&B aan het niet eens te zijn met wat Verzijden vermeldt bij de medische grondslag. Wat betreft de motivering voor de beperkingen in de FML verwijst de verzekeringsarts B&B naar zijn rapport van 27 januari 2022.
17. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat werknemer op 10 september 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
18. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij werknemer zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht besloten om werknemer per 10 september 2021 een WIA-uitkering toe te kennen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 59,77%.
20. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 augustus 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Medisch arbeidsongeschiktheidscriterium Richtlijn.