ECLI:NL:RBOBR:2023:4045

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
22/1884
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor een mestscheider in de agrarische bedrijfsvoering

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 17 augustus 2023, wordt het beroep van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu, specifiek voor het in gebruik nemen van een mestscheider in een veehouderij, beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het gebruik van de mestscheider niet in strijd is met het bestemmingsplan en dat er geen omgevingsvergunning nodig is voor afwijking van het bestemmingsplan. De rechtbank stelt vast dat de mestscheider wordt gebruikt voor reguliere agrarische bedrijfsvoering en dat de vergunninghoudster geen omgevingsvergunning voor de bouw van de mestscheider heeft aangevraagd, omdat deze vergunningvrij is volgens de geldende regelgeving. De rechtbank behandelt ook de beroepsgronden van eisers met betrekking tot de noodzaak van een natuurtoets en geluidsemissies. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag om een natuurvergunning reeds is ingediend en dat er geen significante gevolgen zijn die een natuurtoets vereisen. Wat betreft geluidsemissies concludeert de rechtbank dat de geluidsnormen uit de eerdere omgevingsvergunning nog steeds van toepassing zijn en dat de mestscheider binnen deze normen kan worden ingezet. Uiteindelijk wordt het beroep van eisers ongegrond verklaard, waardoor de verleende omgevingsvergunning in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1884

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 augustus 2023 in de zaak tussen

1. [eiser],
2. [eiser]
3. [eiser]
gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad, het college
(gemachtigden: J.R. Brouwer, mr. M. Box, H. Smit en G. van Sommeren).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghoudster]vergunninghoudster,
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu voor het veranderen en in werking hebben van een veehouderij aan [adres] . [1] Het gaat om een wijziging van de dierbezetting en het in gebruik nemen van een mestscheider.
1.1
Het college heeft de omgevingsvergunning met het bestreden besluit van 6 juli 2022 verleend.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser [naam] , de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van het college, [naam] (namens vergunninghoudster) en de gemachtigde van vergunninghoudster.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college de omgevingsvergunning heeft mogen verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De voor de beoordeling van het beroep van belang zijnde wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
 Vergunninghoudster heeft een rundveehouderij (de inrichting) op het adres [adres] . Op 22 maart 2016 heeft het college een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu verleend voor het uitbreiden van de inrichting. Met die omgevingsvergunning werden maximaal 215 melkkoeien, 140 stuks jongvee en 40 stuks overig rundvee ouder dan 2 jaar toegestaan. De dieren waren verdeeld over 5 stallen. Per stal werd het vergunde huisvestingssysteem aangegeven.
 Op 20 mei 2021 heeft vergunninghoudster bij het college een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor de activiteit milieu, ten behoeve van het wijzigen van de dierbezetting en het in gebruik nemen van een mestscheider. Zoals in de inleiding is aangegeven, heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning met het bestreden besluit van 6 juli 2022 verleend.
 Op grond van de verleende omgevingsvergunning neemt het maximale aantal melk- en kalfkoeien met 50 stuks toe naar 265 stuks en neemt het maximaal toegestane aantal vrouwelijk jongvee tot 2 jaar met 7 stuks toe naar 147 stuks. Het houden van 40 stuks overig rundvee ouder dan 2 jaar wordt beëindigd. De dieren worden verdeeld over 4 stallen, waarbij het huisvestingssysteem in stal 2 wordt gewijzigd.
 De vergunde mestscheider wordt gebruikt om op jaarbasis 5.000 m3 rundveemest te scheiden met een scheider die een capaciteit heeft van 35 m3 ingaande mest per uur. Hiermee wordt per keer circa 100 m3 mest gescheiden in circa 3 uur tijd. De mestscheider wordt circa 50 keer per jaar gebruikt.
5. De rechtbank stelt voorop dat vergunninghoudster geen omgevingsvergunning voor de bouw van de mestscheider en het gebruik van de mestscheider in strijd met het bestemmingsplan heeft aangevraagd. Het college gaat ervan uit dat voor die activiteiten geen omgevingsvergunning nodig is. Volgens het college is het gebruik van de mestscheider niet in strijd met het bestemmingsplan “Buitengebied” (het bestemmingsplan) en is de bouw van de mestscheider vergunningvrij.
Is het in gebruik nemen van de mestscheider in strijd met het bestemmingsplan?6. Eisers voeren aan dat ook een omgevingsvergunning had moeten worden verleend voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan. Het in gebruik nemen van een mestscheider is volgens eisers in strijd met het bestemmingsplan. De grond is krachtens artikel 4.1 van de planregels bestemd voor agrarisch grondgebruik. Artikel 4.4.1, onder b, van de planregels verbiedt het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de uitoefening van nevenactiviteiten, behalve nevenactiviteiten die zijn toegestaan in artikel 4.1. Mestbewerking en -verwerking is volgens artikel 4.1 geen toegestane nevenactiviteit. Op grond van artikel 4.5.1, onder d, onder 7, van de planregels kan met een binnenplanse afwijking toestemming worden verleend voor een ondergeschikte nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Eisers bestrijden het standpunt van het college dat artikel 4.5.1 is komen te vervallen door artikel 8.10 van het bestemmingsplan “Harmonisatie van diverse regelingen (‘laaghangend fruit’)” (het Harmonisatieplan). Het Harmonisatieplan mist een schakelbepaling die bepaalt dat eerdere plannen en de regels in die eerdere plannen buiten toepassing blijven. Daarnaast wijzen eisers erop dat artikel 8 van de regels van het Harmonisatieplan uitsluitend gaat over de
bouwmogelijkheden binnen bestaande agrarische bouwblokken, terwijl de artikelen 4.4.1 en 4.5.1 van de regels van het bestemmingsplan
gebruiksregels bevatten.
6.1
Ingevolge het bestemmingsplan “Buitengebied” rusten op het perceel de bestemming Agrarisch met waarden, de dubbelbestemming Waarde – Archeologie I en de functieaanduiding intensieve veehouderij. De bestemmingsomschrijving in artikel 4.1, aanhef en onder b, onder 1, van de planregels bepaalt dat de voor “Agrarisch met waarden” aangewezen gronden zijn bestemd voor grondgebonden en niet grondgebonden agrarische bedrijven, met dien verstande dat een intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij”.
6.2
Ten tijde van het bestreden besluit was het Harmonisatieplan in werking getreden. Het Harmonisatieplan kent geen bestemmingen toe, maar bevat wel planregels die voor het hele grondgebied van de gemeente Meierijstad gelden. Het Harmonisatieplan voorziet niet in een zogeheten schakelbepaling waarin is bepaald dat de voorheen geldende bestemmingsplannen (deels) blijven gelden. Uit deze omstandigheid vloeit echter niet zonder meer voort dat het bestemmingsplan “Buitengebied” geen gelding meer heeft. [2] Er bestaat immers geen wettelijke bepaling waaruit volgt dat enkel door het in werking treden van een bestemmingsplan de werking aan een eerder bestemmingsplan voor het plangebied wordt ontnomen. Dat wil echter ook niet zeggen dat het bestemmingsplan “Buitengebied” onverkort is blijven gelden.
6.3
Het Harmonisatieplan bevat geen verbeelding en kent geen bestemmingen toe aan het plangebied. De rechtbank leidt daaruit af dat de ingevolge het bestemmingsplan “Buitengebied” op het perceel rustende bestemming is blijven gelden. Het Harmonisatieplan bevat wel regels over agrarische bedrijfsmatige activiteiten. Uit de tekst van het Harmonisatieplan kan niet worden afgeleid wat de verhouding is tussen de regels van het Harmonisatieplan en de regels van het bestemmingsplan “Buitengebied”. Nu dit niet duidelijk is, mag naar de toelichting op het Harmonisatieplan worden gekeken om inzicht te krijgen in de bedoeling van de planwetgever. [3]
6.4
Uit de paragrafen 3.1 en 3.3 van de toelichting blijkt dat het Harmonisatieplan tot doel heeft om voor de bestemmingsplannen van de gemeente Meierijstad uniforme regelingen te treffen voor een aantal onderwerpen. Het is een zogenoemd paraplubestemmingsplan. Dat houdt in dat meerdere bestemmingsplannen tegelijkertijd worden herzien op één of meer specifieke onderdelen. De bestemmingsplannen blijven voor alle overige onderdelen van kracht en alleen de bepalingen met betrekking tot een specifiek onderwerp worden partieel herzien of toegevoegd. Het Harmonisatieplan bevat onder meer een uniforme regeling over agrarische bedrijfsmatige activiteiten. [4]
6.5
Het voorgaande betekent dat het Harmonisatieplan het bestemmingsplan “Buitengebied” uitsluitend vervangt voor de onderwerpen die in het Harmonisatieplan zijn geregeld. Artikel 8 van het Harmonisatieplan bevat onder meer regels voor het gebruik van agrarische bebouwing voor nevenfuncties. Die regels treden in de plaats van de regels voor het gebruik van agrarische bebouwing voor nevenfuncties in het bestemmingsplan “Buitengebied”. De stelling van eisers dat artikel 8 alleen betrekking heeft op bouwmogelijkheden binnen bestaande agrarische bouwblokken, doet hieraan niet af. Volgens de aanhef van artikel 8 ziet dit artikel uitsluitend op de bouwmogelijkheden binnen agrarische bouwblokken en voorziet het niet in een wijziging of verruiming van de vestigingsmogelijkheden van het type agrarische bedrijf. De onderdelen 8.1, aanhef en onder c, 8.4, 8.6 en 8.10 bevatten echter gedetailleerde gebruiksregels. Gelet daarop kan de planwetgever in redelijkheid niet hebben bedoeld dat artikel 8 geen betrekking heeft op gebruik.
6.6
Op grond van artikel 8.10, onder a, van de regels van het Harmonisatieplan is een toename van de gebruiksoppervlakte voor mestbewerking verboden. Op grond van artikel 8.10, onder b, aanhef en onder a, geldt dit verbod niet voor de bewerking van ter plaatse geproduceerde mest binnen een bouwvlak voor een veehouderij. Dit artikelonderdeel bepaalt verder dat de bewerking van ter plaatse geproduceerde mest deel uitmaakt van de agrarische bedrijfsvoering. Met de beoogde mestscheider wordt alleen mest van eigen koeien verwerkt. Het gaat dus om de bewerking van ter plaatse geproduceerde mest. Gelet op artikel 8.10, onder b, aanhef en onder a, maakt dit gebruik deel uit van de agrarische bedrijfsvoering. Het in gebruik nemen van de mestscheider is dan ook niet in strijd met de bestemming “Agrarisch met waarden”. Er is dus geen omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan nodig voor het gebruik van de mestscheider.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is de bouw van de mestscheider vergunningvrij?7. Eisers voeren aan dat de bouw van de mestscheider en de betonplaat niet vergunningvrij is wat de activiteit “bouwen” betreft. Volgens eisers is sprake van afwijking van het bestemmingsplan. Daarom is niet artikel 3, maar artikel 2 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) van toepassing. Daar voldoet de bouw niet aan. Voor zover er geen sprake zou zijn van strijd met het bestemmingsplan, beroept het college zich ten onrechte op artikel 3, zesde lid, van bijlage II bij het Bor. Het zou dan moeten gaan om een bouwwerk in achtererfgebied ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering. Daar kan volgens eisers geen sprake van zijn, aangezien sprake is van een nevenactiviteit die niet gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/ of het houden, fokken of veredelen van dieren.
7.1
De rechtbank stelt voorop dat artikel 2 van bijlage II bij het Bor geen toepassing behoeft, omdat de mestscheider binnen het bestemmingsplan past.
7.2
Op grond van artikel 2.3, eerste lid, van het Bor is geen omgevingsvergunning voor bouwen vereist voor de categorieën van gevallen in artikel 3, in samenhang met artikel 5 van bijlage II. Op grond van artikel 3, zesde lid, aanhef en onder b, van bijlage II is een omgevingsvergunning voor bouwen niet vereist, indien de activiteit betrekking heeft op een bouwwerk, geen gebouw zijnde, in achtererfgebied ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering, voor zover het betreft een ander bouwwerk niet hoger dan 2 meter.
7.3 Tussen partijen is in geschil of de mestscheider zal worden gebruikt ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. Artikel 1 van bijlage II bij het Bor geeft geen omschrijving van het begrip “agrarische bedrijfsvoering”. Dit betekent dat het spraakgebruik bepalend is.
De mestscheider wordt alleen gebruikt om drijfmest van de eigen koeien te scheiden. De dikke fractie wordt direct in de ligboxen gestrooid. De dunne fractie wordt opgeslagen in de mestkelders en in het mestseizoen uitgereden op de eigen gronden van vergunninghoudster. Gelet hierop zal de mestscheider naar het oordeel van de rechtbank worden gebruikt ten behoeve van de reguliere agrarische bedrijfsvoering door vergunninghoudster.
De beroepsgrond slaagt niet.
Had een natuurtoets moeten plaatsvinden?
8. Eisers voeren aan dat sprake is van een project met mogelijk significante gevolgen en dat daarom een natuurtoets moet plaatsvinden. Het college zegt in de reactie op de zienswijzen weliswaar dat inmiddels een aanvraag om een natuurvergunning is ingediend, maar voegt die aanvraag niet bij. Deze is nog niet gepubliceerd en het is eisers niet duidelijk of een aanvraag is ingediend en of die aanvraag betrekking heeft op dit project. Alleen in dat geval kan een omgevingsvergunning worden verleend zonder aangehaakte natuurtoets.
8.1
De rechtbank stelt vast dat vergunninghoudster op 28 april 2022 een natuurvergunning heeft aangevraagd. Bij brief van 16 september 2022 heeft het college de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. Onder deze stukken bevindt zich ook de aanvraag om een natuurvergunning. De rechtbank heeft de stukken op 27 september 2022 doorgezonden aan eisers. Eisers beschikten tijdens de zitting dus al enige tijd over de betrokken aanvraag.
8.2
Eisers hebben de aanvraag tijdens de zitting doorgelezen. Vervolgens hebben zij aangevoerd dat de mestbewerking niet in de natuurvergunningaanvraag is opgenomen. Ook klopt de locatie van het jongvee volgens eisers niet, omdat het jongvee volgens de natuurvergunningaanvraag in stal 1 staat terwijl het jongvee op grond van de omgevingsvergunning in iglo’s staat.
8.3
De rechtbank volgt eisers ook hierin niet. De aanvraag om een natuurvergunning heeft betrekking op dezelfde aantallen dieren en dezelfde huisvestingssystemen als genoemd in de aanvraag om een omgevingsvergunning. De mestscheider is blijkens het verhandelde ter zitting niet opgenomen in de aanvraag, omdat het om een elektrische mestscheider gaat die zelf geen emissies oplevert. In de tabel op bladzijde 4 van de natuurvergunningaanvraag is inderdaad vermeld dat jongvee in stal 1 verblijft, terwijl het jongvee volgens de aanvraag om een omgevingsvergunning in iglo’s tegen stal 1 aan verblijft. De desbetreffende iglo’s tegen stal 1 zijn wel weergegeven op de tekening bij de aanvraag om een natuurvergunning. Vergunninghoudster stelt dat het niet mogelijk was om de iglo’s zonder vermelding van een stal in de tabel op te nemen. Wat daar ook van zij, de rechtbank ziet in de enkele vermelding van jongvee in stal 1 in plaats van jongvee in iglo’s tegen stal 1 aan, onvoldoende aanleiding voor de conclusie dat het project waarop de natuurvergunningaanvraag ziet, niet overeenkomt met de in deze procedure aan de orde zijnde activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning op grond van de Wabo is gevraagd. Gelet op de ligging van de betrokken Natura 2000-gebieden gaat het om een zeer gering verschil in locatie. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt immers op 18 kilometer afstand van het project.
8.4
Nu voor het project een afzonderlijke natuurvergunning is aangevraagd, bestond er geen reden meer om in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning een natuurtoets te verrichten. Er is dan ook geen sprake van strijd met artikel 2.27 van de Wabo.
De beroepsgrond slaagt niet.
Geluid
9. Eisers voeren aan dat sprake kan zijn van toename van de geluidsemissie. Het standpunt van het college, dat het gezien de afstanden tot geluidsgevoelige objecten aannemelijk is dat aan de geluidsnormen wordt voldaan, is te kort door de bocht. Eiser [naam] woont op korte afstand van het bedrijf van vergunninghoudster en ervaart geluidsoverlast van de ventilatoren en de kuilvoermachine. Het college had volgens eisers akoestisch onderzoek moeten verrichten. Voor het geluid van de kuilvoermachine zou een straffactor vanwege tonaal geluid in rekening moeten worden gebracht. Het college had middelvoorschriften aan de vergunning moeten toevoegen, die het gebruik van de kuilvoermachine en de mestscheider beperken tot de dagperiode vanaf 9.00 uur en het maaien tot de dagperiode vanaf 7.00 uur.
9.1
Volgens het college is het niet nodig om akoestisch onderzoek te verrichten en bestaat er geen aanleiding om middelvoorschriften op te nemen in de omgevingsvergunning. De aangevraagde situatie is voor wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, maximale geluidsniveaus en indirecte hinder milieuhygiënisch aanvaardbaar en de wijzigingen passen binnen de geldende geluidsvoorschriften uit de omgevingsvergunning van 22 maart 2016. De wijziging van dieraantallen in de stallen is akoestisch niet relevant. Het geluid van de stallen is afkomstig van de ventilatoren. Dat geluid wordt niet beïnvloed door een kleine wijziging in de dieraantallen. De wijziging van de dieraantallen in de stallen heeft ook geen gevolgen voor andere geluidbronnen, zoals het gebruik van de kuilvoermachine en het maaien. Het maaien vindt plaats buiten het bouwvlak/de inrichtingsgrens en wordt om die reden niet getoetst aan de geluidgrenswaarden. De mestscheider zal circa 50 keer per jaar worden ingezet gedurende circa drie uur in de dagperiode. Gelet op de afstand tot woningen en de beperkte inzet is deze mestscheider inpasbaar binnen de geluidsvoorschriften van de geldende omgevingsvergunning. Het college heeft dit toegelicht met behulp van een indicatieve berekening.
9.2
De rechtbank stelt voorop dat de geluidsvoorschriften van de omgevingsvergunning van 22 maart 2016 nog altijd gelden. Dit zijn met name geluidsnormen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en voor het maximale geluidsniveau, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting.
9.3
De rechtbank acht aannemelijk dat aan de in die omgevingsvergunning opgenomen geluidnormen voor geluid vanuit de inrichting kan worden voldaan. Het college stelt terecht dat de wijziging van de dieraantallen geen gevolgen zal hebben voor de geluidbelasting bij de woning van eiser [naam] . De vergunde wijzigingen van de dieraantallen hebben ook geen gevolgen voor het gebruik van de kuilvoermachine en het maaien. Het gebruik van de mestscheider kan wel tot een grotere geluidbelasting leiden. De afstand van de mestscheider tot de woning van eiser [naam] bedraagt ongeveer 290 meter. Stal 1 ligt tussen de mestscheider en de woning van eiser. Die stal heeft een zekere afschermende werking. De mestscheider zal circa 50 keer per jaar worden ingezet gedurende circa 3 uur in de dagperiode. Gelet op deze afschermende werking, de afstand tot de woning van eiser [naam] en andere woningen en de beperkte inzet, heeft het college deze mestscheider naar het oordeel van de rechtbank inpasbaar mogen achten binnen de geluidsvoorschriften van de geldende omgevingsvergunning. Dit wordt bevestigd door de indicatieve berekening die het college heeft overgelegd.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft.
10.1
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, hebben eisers geen recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Hutten, voorzitter, en mr. D.J. de Lange en mr. H.M.J.G. Neelis, leden, in aanwezigheid van mr. M.J.A.B. Elsman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE
Bestemmingsplan Buitengebied

Artikel 1 Begrippen

1.89
nevenactiviteit
het ontplooien van activiteiten bij een agrarisch bedrijf, die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;
1.1
agrarische bedrijfsvoering
de bedrijfsmatige gang van zaken binnen een agrarisch bedrijf.

Artikel 4. Agrarisch met waarden

4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarisch grondgebruik;
grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven, met dien verstande dat:
1. een intensieve veehouderij, uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
(…)
(…).
4.4
Specifieke gebruiksregels
4.4.1
Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
het gebruiken of laten gebruiken van meer dan één bouwlaag van een gebouw voor het houden van dieren;
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van nevenactiviteiten, behoudens het bepaalde in lid 4.1;
het gebruiken of laten gebruiken van gronden buiten een bouwvlak ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen;
het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur'.
4.5
Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1
Ondergeschikte nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1, sub b voor het toestaan van ondergeschikte nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
(…).
Bestemmingsplan Harmonisatie van diverse regelingen (‘laaghangend fruit’)

Artikel 1 Begrippen

Artikel 1.39 definieert nevenfunctie/nevenactiviteit als volgt:
activiteit uitgeoefend in aanvulling op en ondergeschikt aan de hoofdfunctie zoals recreatieve functies, agrarisch verwante functies, agrarisch technische functies, statische binnenopslag en verbrede landbouw, niet zijnde een aan huis gebonden beroep of bedrijf.
Artikel 1.8 definieert agrarisch-technisch hulpbedrijf als volgt:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.
Artikel 1.9 definieert agrarisch-verwant bedrijf als volgt:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn pensionstalling, dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs en proefbedrijven.

Artikel 8 Regels over agrarische bedrijfsmatige activiteiten

Dit artikel ziet uitsluitend toe op de bouwmogelijkheden binnen bestaande agrarische bouwvlakken en voorziet in geen enkele wijze in een wijziging of verruiming van de vestigingsmogelijkheden van het type agrarische bedrijf.
8.1
Verbod met uitzonderingen voor uitbreiding van mestbewerking
a. een toename van de gebruiksoppervlakte voor mestbewerking is verboden;
b. uitgezonderd van het bepaalde onder a. zijn:
1. mestbewerking van ter plaatse geproduceerde mest binnen een bouwvlak voor een veehouderij. De bewerking van ter plaatse geproduceerde mest maakt deel uit van de agrarische bedrijfsvoering;
2. mestbewerking van elders geproduceerde mest, indien er sprake is van mestvergisting van samenwerkende melkrundveehouders tot een maximale capaciteit van 25.000 ton/jaar. Hierbij gelden de voorwaarden dat:
• de locatie goed is ontsloten;
• de op- , overslag en verwerking van producten niet in de openlucht plaatsvindt;
• in de gevallen waarbij er een verdere bewerking van de mest plaatsvindt, moet worden voldaan aan het vereiste dat ten minste 50% van het volume van de mest wordt omgezet in loosbaar water teneinde vrachtbewegingen te beperken en de ontwikkeling inpasbaar is in de omgeving.
Besluit omgevingsrecht
Artikel 3, aanhef en onder 6, onder a, van bijlage II bij het Bor luidt als volgt:
Een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet is niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op een bouwwerk, geen gebouw zijnde, in achtererfgebied ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering, voor zover het betreft:
a. een silo, of
b. een ander bouwwerk niet hoger dan 2 m.

Voetnoten

1.Het betreft een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, sub 2 en 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2554.
3.Zie bijv. de uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:607.
4.Het zesde onderwerp in paragraaf 3.3 van de toelichting.