In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een onderneming die zich bezighoudt met arbeidsbemiddeling en praktijkbemiddeling, en Dentzorg B.V., een tandartsenpraktijk. [eiser] vorderde betaling van een bedrag van € 3.635,15 van Dentzorg, dat voortkwam uit een bemiddelingsovereenkomst. De kern van het geschil was dat [eiser] volgens Dentzorg in strijd heeft gehandeld met het verbod op het dienen van twee heren, omdat zij ook een bemiddelingsovereenkomst had gesloten met een potentiële overnamekandidaat van Dentzorg. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 januari 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van tweezijdige bemiddeling, wat in strijd is met artikel 7:417 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel stelt dat een bemiddelaar slechts als lasthebber van beide partijen mag optreden als er geen strijd tussen de belangen van beide partijen is. De kantonrechter oordeelde dat de belangen van Dentzorg en de overnamekandidaat niet verenigbaar waren, waardoor [eiser] geen recht op loon had. De vorderingen van [eiser] zijn afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten van Dentzorg.