ECLI:NL:RBOBR:2023:3917

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
C/01/385231 / FA RK 22-3784
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van adoptieverzoek van meerderjarige op basis van minderjarigheidsvereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie van een meerderjarige, aangeduid als [X], door de man, die in een relatie is met de moeder van [X]. Het verzoek is ingediend op 29 augustus 2022, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat [X] op dat moment meerderjarig was, wat in strijd is met het vereiste van minderjarigheid voor adoptie volgens het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zeer bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat het minderjarigheidsvereiste terzijde wordt geschoven. De man heeft aangevoerd dat de adoptie noodzakelijk is voor de ontwikkeling en het welzijn van [X], die kampt met ASS-problematiek, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de man niet voldoende heeft aangetoond dat de afwijzing van het verzoek een inbreuk op het recht op familieleven zou opleveren, zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie afgewezen en ook het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [X] afgewezen. Iedere partij draagt zijn eigen proceskosten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/385231 / FA RK 22-3784
Uitspraak : 7 april 2023
Beschikking van de meervoudige kamer betreffende adoptie in de zaak van
[naam man],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna: de man,
advocaat: mr. E.P.J. Appelman.
Het verzoekschrift strekt tot adoptie van de meerderjarige:
[naam X],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna: [X] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna: de moeder,
[naam vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: de vader.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift (met bijlagen) van de man, ingekomen op 29 augustus 2022;
  • het F9-formulier van mr. Appelman van 17 februari 2023.
1.2.
De zaak is door de meervoudige kamer van deze rechtbank mondeling behandeld op 7 maart 2023. Verschenen zijn:
  • de man met mr. Appelman;
  • [X] ;
  • de moeder;
  • de vader.
De vader heeft de mondelinge behandeling vroegtijdig verlaten.
1.4.
Na sluiting van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank stukken ontvangen van de vader. De rechtbank heeft hiervan geen kennisgenomen, omdat deze stukken te laat (namelijk na sluiting van de mondelinge behandeling) zijn ingediend.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
De man verzoekt de rechtbank om:
I. de adoptie van [X] door hem uit te spreken;
II. te verstaan dat de geslachtsnaam van [X] met de adoptie zal komen te luiden: [achternaam man] .
2.2.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij zich verweert tegen de verzoeken van de man.

3.De feiten

3.1.
De moeder en de vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad van medio [maand] 2000 tot medio [maand] 2002. Zij hebben met elkaar samengewoond van [dag en maand] 2001 tot [dag en maand] 2002, zoals volgt uit de ambtshalve door de rechtbank geraadpleegde gegevens uit de Basisregistratie Personen.
3.2.
De vader heeft [X] erkend op [datum] , met toestemming van de moeder. [X] is op [geboortedatum] uit de moeder geboren.
3.3.
De moeder heeft gedurende de minderjarigheid van [X] het eenhoofdig gezag over haar uitgeoefend met ingang van [dag en maand] 2002 op basis van de beschikking van de rechtbank Breda van dezelfde datum.
3.4.
De moeder en de man hebben vanaf [maand] 2019 een relatie en zij leven sindsdien feitelijk samen. Zij zijn op [datum] als partners geregistreerd. Daarna zijn zij op [datum] met elkaar gehuwd.
3.5. [
[X] kampt met ASS-problematiek. Bij twee beschikkingen van de kantonrechter van [dag en maand] 2019 is met ingang van de meerderjarigheid van [X] respectievelijk:
bewind ingesteld over alle goederen die haar (zullen) toebehoren; en
mentorschap over haar ingesteld in de zin van artikel 1:450 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW),
met benoeming van de moeder tot bewindvoerder respectievelijk mentor.
3.6. [
[X] woont sinds [maand] 2021 begeleid in een instelling met 24-uurs professionele zorg. Daarvoor heeft zij steeds bij de moeder gewoond.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1.
Ten eerste moet de rechtbank beoordelen of de man ontvankelijk is in zijn verzoek. Op grond van artikel 1:227, eerste lid, BW kan de rechtbank de adoptie uitspreken op verzoek van twee personen samen of op verzoek van één persoon alleen. Op basis van het tweede lid van dit artikel kan de adoptant die echtgenoot of geregistreerd partner van de ouder is alleen een adoptieverzoek doen, als hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd. De rechtbank acht de man ontvankelijk in zijn verzoek en legt hierna uit waarom.
4.2.
De man en de moeder hebben onweersproken verklaard dat zij zijn sinds [maand] 2019 buren van elkaar in aangrenzende woningen zijn, dat zij vanaf dat moment een relatie met elkaar hebben en dat zij toen samen met [X] als een gezin zijn gaan samenleven. Dit volgt ook uit de schriftelijke verklaringen die de man heeft ingebracht van zijn moeder en van de ouders van de moeder en komt overeen met de uitlatingen van [X] tijdens de mondelinge behandeling. De man heeft verder verklaard dat de moeder en hij vrijwel meteen nadat zij elkaar hebben leren kennen dagelijks afwisselend in elkaars woning verbleven en overnachtten. Hoewel uit de door de rechtbank ambtshalve geraadpleegde gegevens uit de Basisregistratie Personen een andere startdatum van samenleving volgt, heeft de man hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat de moeder en hij feitelijk in [maand] 2019 met elkaar zijn gaan samenwonen. Vervolgens zijn de moeder en de man op [datum] een geregistreerd partnerschap aangegaan, op welke datum zij ook op hetzelfde adres zijn ingeschreven. Daarna zijn zij op [datum] met elkaar gehuwd. Het adoptieverzoek is ingediend op 29 augustus 2022. Dit is ruim drie jaar na de start van de feitelijke samenleving. Dit betekent dat de man kan worden ontvangen in zijn verzoek en dat de rechtbank hierna toekomt aan een inhoudelijke beoordeling daarvan.
Inhoudelijke beoordeling
4.3.
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of aan de voorwaarden is voldaan om de adoptie van [X] door de man uit te kunnen spreken. Deze voorwaarden zijn genoemd in artikel 1:227 en 1:228 BW.
4.4.
Eén van de voorwaarden is dat het kind op de dag van de indiening van het verzoekschrift minderjarig is. Dit is vereist op basis van artikel 1:228, eerste lid, aanhef en onder a BW. Vast staat dat aan dit minderjarigheidsvereiste niet is voldaan, nu [X] op de dag dat het verzoek werd ingediend twintig jaar en dus meerderjarig was. Deze bepaling is van dwingend recht, zodat stiefouderadoptie in dit geval in beginsel is uitgesloten.
4.5.
De man stelt dat het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228, eerste lid, aanhef en onder a BW wegens bijzondere omstandigheden terzijde moet worden geschoven. Volgens de man leidt onverkorte toepassing van de voorwaarde van minderjarigheid tot een onaanvaardbare doorkruising van het recht op familieleven van de man, de moeder en/of [X] , zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Alles afwegende, volgt de rechtbank de man hier niet in. Dat betekent dat de rechtbank niet van zodanig bijzondere omstandigheden is gebleken dat afwijzing van het adoptieverzoek een inbreuk oplevert op de door artikel 8 EVRM gegarandeerde rechten. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat adoptie ingrijpt in het afstammingsrecht, in het bijzonder waar zij familierechtelijke betrekkingen tot stand brengt tussen de adoptiefouder en zijn bloed- en aanverwanten enerzijds en het adoptiefkind en zijn eventueel toekomstige echtgenoot en nakomelingen anderzijds. Daarnaast worden de familierechtelijke banden met de bestaande familieleden beëindigd. Verder geldt dat betrokkenen bij het ontstaan van de hiervoor bedoelde familierechtelijke betrekkingen ook tijdens de meerderjarigheid nog belang kunnen hebben. De wet voorziet echter niet in een (andere) manier waarop die familiebanden na de bereikte meerderjarigheid nog zouden kunnen ontstaan.
4.7.
De rechtbank overweegt verder dat volgens vaste rechtspraak over artikel 8, lid 1, EVRM geen ongeclausuleerd recht op adoptie kan worden ontleend. Dat adoptie slechts mogelijk is indien wordt voldaan aan de door de nationale wet daaraan gestelde eisen, levert dus op zichzelf bezien geen ongeoorloofde inbreuk op een door artikel 8, lid 1, EVRM beschermd recht op. Aan artikel 8 EVRM kan onder omstandigheden wel het recht op bescherming van het gezinsleven worden ontleend tussen een kind en zijn stiefouder. Dat betekent dat een weigering een adoptie toe te staan in uitzonderlijke situaties wel een inbreuk kan opleveren op de door artikel 8 EVRM gegarandeerde rechten. In dat geval moet sprake zijn van zeer bijzondere omstandigheden die een terzijdestelling van voormelde dwingendrechtelijke (nationale) bepaling rechtvaardigen.
4.8.
De rechtbank zal eerst toetsen of er wel sprake is van een door artikel 8 EVRM beschermd
family lifetussen de man en [X] . Gebleken is dat de man, de moeder en [X] sinds [maand] 2019 een gezin met elkaar vormen. De man heeft gesteld dat hij sinds [maand] 2019 als een vader zorgt voor [X] , wat de moeder en [X] hebben beaamd. Dit volgt ook uit de schriftelijke verklaringen die de man heeft overgelegd van zijn moeder en van de ouders van de moeder. De man, de moeder en [X] hebben met elkaar samengeleefd, totdat [X] in [maand] 2021 begeleid is gaan wonen in een instelling met 24-uurs zorg. Daar ontvangt [X] professionele zorg voor haar ASS-problematiek. Alle praktische zaken voor [X] worden door de man en de moeder (ook haar bewindvoerder en mentor) geregeld. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [X] dagelijks telefonisch contact met hem heeft en in de weekenden geregeld thuis komt. De helft van het jaar hebben [X] en de man een maandelijks uitje samen. Ook nu [X] meerderjarig is en niet meer bij de moeder en de man woont, kan zij dus rekenen op de zorg en steun van de man. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van een door artikel 8 EVRM beschermd
family lifetussen de man en [X] . De man en [X] hebben verder toegelicht dat het voor hen belangrijk is dat de hechte band die zij onderling voelen en als een vader-dochterrelatie ervaren, juridisch wordt bevestigd door een familierechtelijke betrekking. De warme band tussen hen heeft de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling ook opgemerkt. De rechtbank begrijpt de gevoelens en belangen van de man en [X] op dit punt. De wens van de man en [X] om hun band juridisch te bevestigen is echter niet voldoende om de bepaling van artikel 1:228, eerste lid onder a, BW, welke bepaling van openbare orde is, terzijde te schuiven. Het is niet zo uitzonderlijk dat een kind en zijn stiefouder een goede en hechte band met elkaar hebben. Ook het ontbreken van contact en een band tussen [X] en de vader acht de rechtbank niet zo bijzonder dat dit een afwijking van de wettelijke bepaling rechtvaardigt.
4.9.
De man heeft als zeer bijzondere omstandigheden verder aangevoerd dat [X] kampt met ASS-problematiek en op het ontwikkelingsniveau van een zesjarige functioneert. [X] heeft volgens hem belang bij rust en zekerheid, die de adoptie haar kan brengen. De man betoogt dat [X] hierdoor namelijk het vertrouwen zal krijgen dat de man zijn vaderrol voor haar zal blijven vervullen en dat de vader juist geen rol meer van betekenis in haar leven zal hebben.
4.10.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man onvoldoende duidelijk gemaakt wat de implicaties zijn van de persoonlijke problematiek en het ontwikkelingsniveau van [X] en wat die concreet betekenen voor het voorliggende adoptieverzoek. Ook heeft hij onvoldoende concreet onderbouwd op welke wijze en in welke mate de familierechtelijke betrekking tussen [X] en de vader belastend is voor haar en waarom het verbreken daarvan noodzakelijk is. De man heeft aangevoerd dat hij als adoptiefouder een wezenlijke bijdrage kan leveren aan de verdere groei en ontwikkeling van [X] , gelet op haar persoonlijke problematiek. De rechtbank twijfelt niet aan de positieve invloed die de man op [X] uitoefent. Echter, niet is gesteld of gebleken dat de ontwikkeling van [X] zal stagneren als de adoptie door de man niet wordt uitgesproken. Dat volgt ook niet uit het verslag van de persoonlijk begeleider van [X] die de man heeft overgelegd. Daaruit volgt evenmin dat het voor de ontwikkeling van [X] noodzakelijk is dat haar familierechtelijke betrekking met de vader wordt verbroken. De rechtbank heeft de wens van [X] om haar familieband met de vader door te knippen goed gehoord. De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling ook de emotie gezien die de confrontatie met de vader bij [X] teweegbracht. Hoe naar deze gevoelens voor haar ook zijn, deze vormen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende reden om de familierechtelijke betrekkingen tussen [X] en de vader door te snijden.
4.11.
De man heeft in zijn verzoekschrift nog gewezen op rechtspraak waarin een geslaagd beroep is gedaan op artikel 8 EVRM, waardoor de adoptie van meerderjarigen is toegestaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de man nog een andere uitspraak aangehaald. De rechtbank begrijpt dat is gedoeld op de beschikking van deze rechtbank van 19 oktober 2020 (ECLI:NL:RBOBR:2020:5564). De rechtbank is van oordeel dat de door de man genoemde rechtspraak er ook niet toe leidt dat zijn beroep op artikel 8 EVRM slaagt. Ten eerste was in alle aangehaalde zaken sprake van een jarenlange en onafgebroken verzorging en opvoeding door de verzoeker van het kind tijdens zijn minderjarigheid. [X] was echter al ruim zeventien jaar oud toen de moeder en de man met elkaar gingen samenwonen en de man een vaderrol voor [X] is gaan vervullen. Ten tweede is de adoptiewens van de vader en [X] pas ontstaan rondom het bereiken van de meerderjarige leeftijd door [X] , nu de man pas in [maand] 2019 in haar leven is gekomen. Weliswaar wenst [X] sinds haar zestiende jaar haar geslachtsnaam te wijzigen, aanvankelijk in die van de moeder en later in die van de man, de wens om door de man te worden geadopteerd is pas tegen haar meerderjarigheid ontstaan. Ten derde waren in de door de man genoemde zaken zeer bijzondere omstandigheden aanwezig, waarvan de rechtbank in deze zaak - zoals hiervoor overwogen - onvoldoende is gebleken.
4.12.
Hoe begrijpelijk de adoptiewens van de man en [X] ook is, de gestelde omstandigheden maken naar het oordeel van de rechtbank niet dat het uitblijven van adoptie een ongeoorloofde inbreuk op hun familie- en gezinsleven oplevert. De rechtbank zal daarom het verzoek van de man tot adoptie van [X] afwijzen.
4.13.
Nu het verzoek tot adoptie zal worden afgewezen, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het verzoek van de man tot wijziging van de geslachtsnaam van [X] . De rechtbank zal dit verzoek dan ook afwijzen.
Proceskosten
4.14.
De rechtbank zal bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten zal dragen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen gemaakte proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A. Vieira als voorzitter, mr. L.J. Geerits en mr. G. Aarts, als leden van de meervoudige kamer, allen rechters, tevens kinderrechters en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 7 april 2023.
Conc: VM(OB
Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.