In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om geen compensatie toe te kennen voor een door eiseres betaalde transitievergoeding. Eiseres, handelend onder de naam Administratiekantoor [naam], had een transitievergoeding betaald aan haar werkneemster in verband met de beëindiging van het dienstverband. Het UWV weigerde echter compensatie, omdat het dienstverband was beëindigd voordat de termijn van het opzegverbod wegens ziekte was verstreken. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft geweigerd om de gevraagde compensatie toe te kennen. Eiseres deed een beroep op het vertrouwensbeginsel, verwijzend naar een wetsontwerp dat in de maak was voor compensatie van de transitievergoeding bij bedrijfsbeëindiging wegens ziekte. De rechtbank stelt echter vast dat de grondwettelijk voorgeschreven wetgevingsprocedure niet door middel van een beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden doorkruist. Bovendien is er geen bindende toezegging gedaan door de overheid over de compensatie in het geval van eiseres.
De rechtbank concludeert dat de wetgever bewust heeft gekozen om geen compensatieregeling tot stand te brengen voor situaties zoals die van eiseres. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde compensatie. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 4 augustus 2023.