In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van een werkloosheidsuitkering door het UWV. Eiseres, werkzaam als studieadviseur, heeft een nieuwe functie aanvaard met minder uren en salaris, waarna zij een uitkering aanvroeg. Het UWV weigerde de uitkering, stellende dat eiseres verwijtbaar werkloos was geworden omdat zij passende arbeid niet had behouden. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft geweigerd de uitkering, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door omstandigheden in haar oude functie niet kon blijven werken. Eiseres had een conflict met haar leidinggevende, maar de rechtbank concludeert dat er geen zodanige situatie was dat voortzetting van haar oude functie niet van haar kon worden gevergd. De rechtbank wijst erop dat eiseres zelf heeft gekozen voor een andere functie en dat er geen bewijs is dat zij onder druk is gezet om deze keuze te maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de uitkering en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt.