ECLI:NL:RBOBR:2023:3850

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
22/829
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering werkloosheidsuitkering wegens verwijtbare werkloosheid na functiewisseling

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van een werkloosheidsuitkering door het UWV. Eiseres, werkzaam als studieadviseur, heeft een nieuwe functie aanvaard met minder uren en salaris, waarna zij een uitkering aanvroeg. Het UWV weigerde de uitkering, stellende dat eiseres verwijtbaar werkloos was geworden omdat zij passende arbeid niet had behouden. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft geweigerd de uitkering, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door omstandigheden in haar oude functie niet kon blijven werken. Eiseres had een conflict met haar leidinggevende, maar de rechtbank concludeert dat er geen zodanige situatie was dat voortzetting van haar oude functie niet van haar kon worden gevergd. De rechtbank wijst erop dat eiseres zelf heeft gekozen voor een andere functie en dat er geen bewijs is dat zij onder druk is gezet om deze keuze te maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de uitkering en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/829

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B. Broks)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV)
(gemachtigde: A.G. Lavrijsen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam]
(gemachtigde: mr. L.C.E. Straathof).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
1.1.
Eiseres werkte als studieadviseur bij de faculteit Wiskunde en Informatica van de [naam] . Met ingang van 9 augustus 2021 heeft zij een nieuwe functie als studieadviseur bij de afdeling Student Facilities. Zij heeft vervolgens een werkloosheidsuitkering aangevraagd, omdat zij in deze nieuwe functie minder uren is gaan werken en zij minder salaris krijgt.
1.2.
Het UWV heeft de aanvraag met het besluit van 1 september 2021 afgewezen, omdat eiseres verwijtbaar werkloos is geworden (het primaire besluit). Met het besluit van 22 februari 2022 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard (het bestreden besluit). In deze beroepszaak beoordeelt de rechtbank of dit terecht is.
1.3.
Eisers heeft beroep ingesteld en het UWV heeft een verweerschrift ingediend. De [naam] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres met haar gemachtigde, de gemachtigde van het UWV en de gemachtigde van de [naam] , vergezeld door [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd de werkloosheidsuitkering met ingang van 9 augustus 2021 aan eiseres uit te betalen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
Het oordeel van de rechtbank in deze zaak is dat het beroep van eiseres ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2.
In het bestreden besluit heeft het UWV de motivering gewijzigd. Volgens het UWV gaat het om de situatie waarin eiseres niet heeft voorkomen dat zij werkloos is of blijft, doordat zij door eigen toedoen passende arbeid niet heeft behouden. Die situatie is omschreven in artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, sub 3⁰, van de WW. [1] Uit artikel 24, zevende lid, aanhef en onder b, van de WW volgt dat in deze situatie moet worden beoordeeld of eiseres verwijtbaar werkloos is geworden, omdat de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van eiseres zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van haar kon worden gevergd. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV zich op het standpunt mocht stellen dat in haar oude functie niet een situatie was ontstaan, waardoor van eiseres redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat zij die functie nog zou kunnen voortzetten.
2.3.
Eiseres betoogt in dit kader dat een conflictsituatie in haar oude functie was ontstaan, waardoor zij geen andere keuze had dan een nieuwe functie te zoeken. Zij werkt al sinds juli 2001 bij de [naam] . Tot 9 augustus 2021 was zij aangesteld bij de faculteit Wiskunde en Informatica en heeft zij verschillende functies bekleed. Verder had zij altijd zeer goede beoordelingen in de jaargesprekken. Het conflict ontstond volgens eiseres toen zij in juli 2020 met haar oude en haar nieuwe leidinggevende een jaargesprek had. Tijdens dat gesprek bleek dat zij op bijna alle criteria ‘bijna voldoende’ scoorde. Deze beoordeling kwam voor haar uit de lucht vallen, omdat de beoordelingen over de jaren 2018 en 2019 goed waren en daaruit ook bleek dat anderen haar werk waardeerden. Eiseres heeft zich vervolgens tot de vertrouwenspersoon gewend, maar hij kon niets voor haar doen. Wél is de vertrouwenspersoon meegegaan naar een vervolg op het jaargesprek. Dat tweede gesprek verliep volgens eiseres moeizaam. Zij heeft vervolgens twee gesprekken gehad met de HRadviseur en haar leidinggevende, maar dat heeft geen oplossing gebracht. De HRadviseur heeft nog een verbeterplan opgesteld, maar volgens eiseres was daar geen gegronde reden voor, omdat zij goed functioneerde. De [naam] heeft haar verder niet gewezen op de mogelijkheid om haar zaak aan een onafhankelijke commissie voor te leggen, maar heeft in plaats daarvan voorgesteld om verlof op te nemen. Ondanks alle ongezonde stress die eiseres ervoer, is zij niet op dat voorstel ingegaan. Zij heeft voorgesteld om een externe mediator in te schakelen, maar ook mediation heeft niets opgeleverd. Uiteindelijk werd het eiseres na al haar inspanningen duidelijk dat de relatie met haar leidinggevende alleen maar slechter werd en niet kon worden hersteld. Om die reden heeft zij besloten op zoek te gaan naar een andere functie en heeft zij gesolliciteerd op een vacature voor studieadviseur binnen een andere afdeling van de [naam] . Zij moest akkoord geven op een lagere schaal en minder uren en dat heeft zij gedaan. In een nader stuk met verschillende bijlagen van 1 juni 2023 heeft eiseres onder andere nog een toelichting gegeven over recente ontwikkelingen rond haar voormalig leidinggevende.
2.4.
De rechtbank kan zich voorstellen dat de werksituatie voor eiseres na het beoordelingsgesprek op 6 juli 2020 vervelend is geweest en ook van invloed is geweest op haar welzijn. Dat heeft eiseres ter zitting ook naar voren gebracht. Toch heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat een zodanige situatie was ontstaan dat van haar redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat zij haar oude functie nog zou voortzetten. Bij dit oordeel neemt de rechtbank in aanmerking dat de [naam] de intentie had om met eiseres een verbetertraject in te gaan, maar dat uit de dossierstukken niet volgt dat de [naam] erop heeft aangestuurd dat eiseres een andere functie zou moeten aanvaarden. En hoewel de [naam] eiseres niet heeft gewezen op de mogelijkheid om haar zaak voor te leggen aan een onafhankelijke commissie, heeft de [naam] wél ingestemd met een mediation-traject in de hoop de relatie tussen eiseres en haar leidinggevende te verbeteren. Verder heeft de rechtbank in de dossierstukken geen aanwijzingen gevonden dat de [naam] druk heeft uitgeoefend op eiseres om een andere functie als studieadviseur met minder uren en tegen minder salaris te aanvaarden. Eiseres heeft, zoals uit de dossierstukken volgt en zij ook ter zitting van de rechtbank heeft bevestigd, op meerdere functies binnen de [naam] gesolliciteerd en uiteindelijk de huidige functie als studieadviseur geaccepteerd in de wetenschap dat deze functie voor minder uren en tegen minder salaris was. De rechtbank heeft in dit kader ook geen aanwijzingen gevonden voor de stelling van eiseres dat de [naam] haar buiten spel wilde zetten, omdat zij in haar eerdere functie als studieadviseur bij de faculteit Wiskunde en Informatica te hoog zou zijn ingeschaald. De rechtbank neemt bij haar oordeel verder in aanmerking dat eiseres geen medische stukken heeft overgelegd, waaruit volgt dat zij in verband met haar gezondheidstoestand haar functie niet meer zou kunnen voortzetten, eventueel in afwachting van een gelijkwaardige functie qua uren en salaris. Eiseres heeft zich ook niet ziek gemeld. Ook de toelichting die eiseres in het nadere stuk van 1 juni 2023 heeft gegeven over de recente ontwikkelingen rond haar voormalig leidinggevende leiden niet tot het oordeel dat voortzetting van de eerdere functie als studieadviseur niet van eiseres kon worden gevergd. Vanaf 1 december 2019 had eiseres namelijk een andere leidinggevende en nadien heeft zij gesolliciteerd op een andere functie en deze aanvaard.
2.5.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het UWV zich op het standpunt mocht stellen dat in de oude functie als studieadviseur bij de faculteit Wiskunde en Informatica niet een situatie was ontstaan, waardoor van eiseres redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat zij deze functie nog zou voortzetten. Dat het UWV, zoals eiseres nog in haar beroepschrift en het nadere stuk van 1 juni 2023 heeft gesteld, ten onrechte in het bestreden besluit heeft overwogen dat zij een andere functie heeft geaccepteerd omdat zij een probleem had met kinderopvang leidt, gelet op de overweging hierboven, niet tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen werkloosheidsuitkering krijgt.
3.1.
Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, voorzitter, en mr. D.J.M. van de Voort en
mr. R. Grimbergen, leden, in aanwezigheid van mr. J.C.W. Emmen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep 14 november 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY3493.