ECLI:NL:RBOBR:2023:3841

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
22/1847
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering wegens verdiencapaciteit van meer dan 65% van het eerdere loon

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV per 1 oktober 2021. Eiser, die voorheen als logistiek medewerker werkte, had zich op 24 augustus 2020 ziekgemeld en ontving een ZW-uitkering. Het UWV concludeerde na medisch en arbeidskundig onderzoek dat eiser in staat was meer dan 65% van zijn eerdere loon te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering. Eiser was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat de medische en arbeidskundige onderzoeken niet aan de eisen voldeden en dat er meer beperkingen in zijn Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen hadden moeten worden.

De rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op een overtuigende wijze had gemotiveerd. De rechtbank vond dat er geen reden was om aan de vaststelling van de verzekeringsarts te twijfelen, en dat de door het UWV geselecteerde functies passend waren voor eiser, ondanks zijn klachten. Eiser's verzoek om vergoeding van proceskosten en wettelijke rente werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het UWV terecht was.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische en arbeidskundige beoordelingen in het kader van de Ziektewet en bevestigt dat het UWV in deze zaak correct heeft gehandeld.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1847

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Kocuroglu),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: E.A.M. Vervoort).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiser per 1 oktober 2021 beëindigd, omdat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 13 juli 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met stilzwijgende toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser is voor het laatst werkzaam geweest als logistiek medewerker voor gemiddeld 37,33 uur per week. Op 24 augustus 2020 heeft eiser zich ziekgemeld. Het UWV heeft eiser vervolgens een ZW-uitkering toegekend. Eiser is vanwege een medisch onderzoek in verband met de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) opgeroepen voor een spreekuur.
2. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd en heeft daarom besloten om de ZW-uitkering met ingang van 1 oktober 2021 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 9 juni 2022
.De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 30 juli 2021
.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 29 juni 2022
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij verzoekt de rechtbank om de in de bezwaarfase ingebrachte argumenten en de overgelegde stukken als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser stelt dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en het arbeidsdeskundig onderzoek niet voldoen aan de geldende eisen. Volgens hem zijn de functionele mogelijkheden en de beperkingen onjuist en op onzorgvuldige wijze vastgesteld, dan wel onvolledig en onjuist gemotiveerd. Eiser is van mening dat zowel voor zijn lichamelijke als voor zijn psychische klachten meer beperkingen moeten worden opgenomen. Ter onderbouwing verwijst hij onder andere naar het rapport van een arts van Argonaut.
7. Verder is eiser van mening dat de functies door de arbeidsdeskundige B&B op basis van onjuiste dan wel onvolledige beperkingen zijn geselecteerd en dat de geselecteerde functies ongeschikt zijn. Ook is volgens hem bij het selecteren van de functies onvoldoende rekening gehouden met zijn lage IQ, de kans op overvraging, zijn beheersing van de Nederlandse taal en zijn psychische en energetische klachten.
8. Eiser verzoekt de rechtbank om het UWV te veroordelen tot vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure en beroepsprocedure, alsmede de wettelijke rente.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiser terecht per 1 oktober 2021 heeft beëindigd, omdat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser meer kan verdienen dan 65% van het loon dat hij verdiende voor hij ziek werden daarom per 1 oktober 2021 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
11. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar wat hij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
12. Eiser is van mening dat het besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Onder andere omdat de verzekeringsarts B&B heeft nagelaten om medische informatie op te vragen bij de behandelende sector. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gesproken tijdens de hoorzitting en aansluitend psychisch onderzocht. Verder heeft hij de door eiser ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
13. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
14. Eiser stelt dat zijn fysieke klachten zijn verergerd en dat deze hem belemmeren in zijn dagelijks leven en tijdens arbeid. Eiser heeft klachten aan de rug, schouders, heupen, armen en hij heeft hoofdpijn. Daarnaast heeft eiser ook psychische klachten, namelijk depressieve klachten, angst- en slaapproblemen, boosheid, gevoel van binnen klem te zitten, gevoel van ontploffen, stress, slapeloosheid, veel wakker worden, zich onbegrepen voelen, angst om op drukke plekken te zijn, gevoel van flauwvallen als er meerdere mensen aanwezig zijn of als het druk is en ademhalingsproblemen bij veel stress. Eiser is van mening dat voor zowel zijn fysieke als psychische klachten meer beperkingen moeten worden opgenomen in de FML. Ter onderbouwing verwijst hij naar de in het dossier aanwezige medische informatie van GGzE, zijn huisarts en een arts van Argonaut. Hij verwijst expliciet naar het rapport van 26 januari 2022 waarin de arts van Argonaut een FML heeft opgesteld waarin verschillende beperkingen zijn opgenomen, namelijk voor concentratie van de aandacht, doelmatig handelen, zelfstandig handelen, specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid (voorspelbare werksituatie en werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken), eigen gevoelens uiten, omgaan met conflicten, samenwerken, specifieke voorwaarden voor het sociaal functioneren in arbeid (weinig of geen rechtstreeks contact met klanten, geen direct contact met collega’s, geen leidinggevende aspecten en niet bestand tegen op hem uitgeoefende druk), beschermende middelen, specifieke voorwaarden voor de aanpassing aan de fysieke arbeidsomgeving (rustige werkomgeving, zonder veel prikkels en drukte), duwen en trekken, tillen en dragen, frequent zware lasten hanteren tijdens het werk, lopen, lopen tijdens werk, trappenlopen, klimmen, staan, staan tijdens werk en geknield of gehurkt actief zijn. Verder stelt de arts dat eiser niet ’s nachts kan werken, dat hij niet meer dan ongeveer twee uur per dag kan werken en gemiddeld ongeveer 6 uur per week. Eiser stelt dat het rapport van 26 januari 2022 voor de verzekeringsarts B&B reden had moeten zijn om meer beperkingen op te nemen en derhalve eiser minder belastbaar te achten. Hij voegt hieraan toe dat de arts van Argonaut niet uitsluitend op basis van anamnese heeft gerapporteerd. Indien daar onduidelijkheden over zijn, dan had het op de weg van het UWV gelegen om Argonaut hierover nader te bevragen.
15. Het UWV stelt zich op het standpunt dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom de beperkingen die de arts van Argonaut in het rapport van 26 januari 2022 stelt niet zijn overgenomen. De verzekeringsarts B&B stelt dat het onderzoek door de arts van Argonaut is verricht via beeldbellen. De arts heeft volgens de verzekeringsarts B&B geen medische informatie opgevraagd en heeft zich gebaseerd op anamnese. In aanvulling hierop merkt het UWV in het verweerschrift van 3 oktober 2022 op dat het rapport van Argonaut is opgesteld door een arts, niet zijnde een verzekeringsarts. Verder stelt het UWV dat het onderzoek van Argonaut een arbeidsmedisch onderzoek betreft in het kader van de Participatiewet, waarbij antwoord gegeven wordt op de vraag of en voor hoeveel uur eiser mogelijkheden heeft ten aanzien van vrijwilligerswerk, activering of (betaald) werk en aan welke randvoorwaarden een mogelijke werkplek zou moeten voldoen. Dit zijn volgens het UWV vragen die zien op de re-integratie van eiser en niet op de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid, zoals de onderhavige beoordeling. Dat het rapport een FML bevat, maakt dit volgens het UWV niet anders. Het UWV voegt daaraan toe dat de onderzoeksbevindingen van de arts niet in het rapport zijn opgenomen. Dat maakt de conclusie van de arts dat de stoornissen en beperkingen geobjectiveerd konden worden, niet toetsbaar.
16. De rechtbank kan het standpunt van het UWV volgen. De rechtbank neemt hierbij ook in acht dat de verzekeringsarts B&B in zijn rapport uitgebreid heeft gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen voor de psychische klachten moeten worden opgenomen in de FML. De verzekeringsarts B&B verwijst naar de brieven van de psychiater van GGzE. Uit deze brieven blijkt volgens de verzekeringsarts B&B alleen een vermoeden van een beneden gemiddeld IQ. Verder worden er klachten van angsten, somberheid en krenking beschreven, er is echter
(de rechtbank leest: geen)diagnosestelling, alleen de opmerking ‘beneden gemiddeld intelligentie en/of persoonlijkheidspathologie’. De verzekeringsarts B&B merkt op dat door de psychiater geen paranoïde persoonlijkheidsstoornis is vastgesteld. Ook ten tijde van de hoorzitting kan dit niet worden geconstateerd. Verder merkt de verzekeringsarts B&B op dat in de brieven duidelijk wordt dat is getracht om inzicht in de intelligentie van eiser te krijgen, maar dat eiser bij de IQ test en het cognitief onderzoek op drie symptoomvalidatietests onder de norm presteerde waardoor er geen betrouwbaar onderzoek mogelijk is. Eiser is door de psychiater terugverwezen naar de huisarts. Wat betreft de lichamelijke klachten stelt de verzekeringsarts B&B dat eiser ten aanzien van de rug geen medicatie gebruikt en dat bij observatie geen problemen met lopen, gaan lopen, zitten, gaan zitten, opstaan en staan worden opgemerkt. De verzekeringsarts B&B stelt verder dat er de laatste jaren geen nadere onderzoeken hebben plaatsgevonden naar de schouder en de rug. Verder haalt de verzekeringsarts B&B de brief van de KNO-arts aan. In deze brief komt naar voren dat er sprake was van sinusitis, deze is echter adequaat behandeld wat een maand later al leidt tot een acceptabel resultaat. De verzekeringsarts B&B komt tot de conclusie dat er geen verzekeringsgeneeskundige gronden zijn om ten aanzien van de belastbaarheid te komen tot een ander oordeel dan de verzekeringsarts. De rechtbank kan dit volgen. Omdat eiser het standpunt niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank verder ook geen aanleiding om te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
17. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 30 juli 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als logistiek medewerker omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en twee reservefuncties opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 111180) Medior soldering operator meet-/regelapparatuur;
- ( SBC-code 315133) Medewerker post gemeente;
- ( SBC-code 267032) Monteur smartphones en tablets/telefoonreparateur.
En als reservefuncties (SBC-code 267071) Elektrotechnisch medewerker elektronica assemblage en (SBC-code 267053) Wikkelaar elektromagnetische producten.
19. Eiser is van mening dat de functies op basis van onjuiste dan wel onvolledige beperkingen zijn geselecteerd en dat de geselecteerde functies derhalve dienen te vervallen. Voorts is eiser van mening dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn lage IQ en de kans op overvraging. Dat vooral in combinatie met onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal maakt dat een aantal functies bij voorbaat niet geschikt zijn, zoals de functie Medewerker post gemeente. Er wordt van eiser verwacht dat hij documenten bij de gemeente samenvat en systematisch opbergt en daarnaast eenvoudig kantoorwerk uitvoert. Hier heeft hij de capaciteiten en de vaardigheden niet voor. Voor de overige functies geldt over het algemeen dat eiser zich niet in staat acht om die functies uit te oefenen vanwege de psychische en energetische klachten. Hij ervaart angst op drukke plekken en is niet in staat om met anderen samen te werken.
20. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige B&B hebben voldoende uitgelegd waarom de functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige B&B toetst de functies in het rapport van 29 juni 2022 expliciet aan het opleidingsniveau. De arbeidsdeskundige B&B laat de door de arbeidsdeskundige geduide functie met SBC-code 315173 vervallen omdat eiser niet aan het opleidingsniveau voldoet. Verder stelt de arbeidsdeskundige B&B dat eiser in de geduide functies niet wordt overvraagd. In het verweerschrift van 3 oktober 2022 voegt het UWV hieraan toe dat de mondelinge beheersing van de Nederlandse taal op grond van artikel 9 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten wordt aangemerkt als een bekwaamheid die algemeen gebruikelijk is en binnen zes maanden kan worden verworven. Het UWV verwijst hierbij naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. [1] De rechtbank vindt dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
21. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 90,70% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.

Conclusie en gevolgen

22. Het UWV heeft terecht besloten om per 1 oktober 2021 de ZW-uitkering van eiser te beëindigen, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
23. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten, alsmede de wettelijke rente, of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente af.
Deze uitspraak is gedaan op 27 juli 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.