ECLI:NL:RBOBR:2023:3766
Rechtbank Oost-Brabant
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechterlijke beslissing in een eerdere procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 11 juli 2023 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster, die betrokken is in een procedure betreffende de uithuisplaatsing van haar minderjarige kind. Verzoekster was van mening dat de rechter, mr. V.M. Smits, partijdig was en dat haar rechten en die van haar kind ernstig waren geschaad. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 7 juli 2023, voorafgaand aan de geplande mondelinge behandeling op 12 juli 2023. Verzoekster stelde dat er geen deugdelijke grond was voor de uithuisplaatsing en dat de rechter had aangegeven dat eerdere beslissingen niet meer ter discussie gesteld konden worden, wat volgens haar een schending van de rechtsbedeling inhield.
De rechter reageerde op het wrakingsverzoek en gaf aan dat verzoekster rechtsmiddelen had kunnen aanwenden tegen de eerdere beslissingen, en dat zij zich niet partijdig had opgesteld. De wrakingskamer oordeelde dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de hoofdzaak behandelt. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was er geen sprake van dergelijke omstandigheden.
De wrakingskamer verklaarde het verzoek ongegrond, omdat verzoekster geen concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af en stelde dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek, aangezien het debat over de gegrondheid van het verzoek niet aan de orde was. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.