Uitspraak
ECHTBANK Oost-Brabant
1.De procedure
- de akte van 4 juli 2023 van [bedrijfsnaam gedaagde] met producties 1 t/ m 10
- de mondelinge behandeling van 5 juli 2023
- de pleitnota van [bedrijfsnaam gedaagde] .
Rechtbank Oost-Brabant
Op 21 juli 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in een kort geding uitspraak gedaan over een geschil tussen twee horecaondernemingen in het centrum van [plaats]. De eiseres, [eiseres], die sinds 2019 onder de handelsnaam [bedrijfsnaam eiseres] opereert, vorderde dat de gedaagde, [gedaagde] B.V., het gebruik van haar handelsnaam [bedrijfsnaam gedaagde] zou staken. Eiseres stelde dat er sprake was van inbreuk op haar handelsnaamrechten, omdat de handelsnaam van gedaagde nagenoeg identiek was aan die van haar, wat verwarring bij het publiek zou veroorzaken.
De rechtbank oordeelde dat de handelsnaam van gedaagde in strijd was met artikel 5 van de Handelsnaamwet, omdat deze onvoldoende afweek van de handelsnaam van eiseres. De voorzieningenrechter stelde vast dat beide ondernemingen zich in hetzelfde segment bevonden en dat er daadwerkelijk verwarring was ontstaan bij klanten en leveranciers. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres grotendeels toe, met uitzondering van enkele specifieke verzoeken, zoals de wijziging van de handelsnaam in het handelsregister en het opzeggen van de domeinnaam.
De gedaagde werd veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis elke inbreuk op de handelsnaamrechten van eiseres te staken en een dwangsom van € 1.000,- per dag te betalen voor elke dag dat zij niet aan deze veroordeling voldeed. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 6.446,42 werden vastgesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. W. Schoorlemmer.