ECLI:NL:RBOBR:2023:3736

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
C/01/392483 / KG ZA 23-182
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op handelsnaam door horecaondernemingen in het centrum van [plaats]

Op 21 juli 2023 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in een kort geding uitspraak gedaan over een geschil tussen twee horecaondernemingen in het centrum van [plaats]. De eiseres, [eiseres], die sinds 2019 onder de handelsnaam [bedrijfsnaam eiseres] opereert, vorderde dat de gedaagde, [gedaagde] B.V., het gebruik van haar handelsnaam [bedrijfsnaam gedaagde] zou staken. Eiseres stelde dat er sprake was van inbreuk op haar handelsnaamrechten, omdat de handelsnaam van gedaagde nagenoeg identiek was aan die van haar, wat verwarring bij het publiek zou veroorzaken.

De rechtbank oordeelde dat de handelsnaam van gedaagde in strijd was met artikel 5 van de Handelsnaamwet, omdat deze onvoldoende afweek van de handelsnaam van eiseres. De voorzieningenrechter stelde vast dat beide ondernemingen zich in hetzelfde segment bevonden en dat er daadwerkelijk verwarring was ontstaan bij klanten en leveranciers. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres grotendeels toe, met uitzondering van enkele specifieke verzoeken, zoals de wijziging van de handelsnaam in het handelsregister en het opzeggen van de domeinnaam.

De gedaagde werd veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis elke inbreuk op de handelsnaamrechten van eiseres te staken en een dwangsom van € 1.000,- per dag te betalen voor elke dag dat zij niet aan deze veroordeling voldeed. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 6.446,42 werden vastgesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. W. Schoorlemmer.

Uitspraak

ECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/392483 / KG ZA 23-182
Vonnis in kort geding van 21 juli 2023
in de zaak van
[eiseres] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] , dan wel [bedrijfsnaam eiseres] ,
advocaten: mr. D. M . Breuking en mr. M .A.H. Roosendaal te 's-Hertogenbosch,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V. h.o.d.n. [bedrijfsnaam gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] , dan wel [bedrijfsnaam gedaagde] ,
advocaat: mr. E.P. M . Smit te Vught.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 mei 2023 met 22 producties (productie 23 ontbreekt)
- de aanvullende producties 24 t/ m 31 van [bedrijfsnaam eiseres] van 13 juni 2023
- de aanvullende producties 32 t/ m 39 van [bedrijfsnaam eiseres] van 3 juli 2023
- de akte van 4 juli 2023 van [bedrijfsnaam gedaagde] met producties 1 t/ m 10
- de mondelinge behandeling van 5 juli 2023
- de pleitnota van [bedrijfsnaam eiseres]
- de pleitnota van [bedrijfsnaam gedaagde] .

2.De feiten

2.1.
[eiseres] voert sinds 2019 een onderneming die is gevestigd aan de [adres] in het centrum van [plaats] onder de naam [bedrijfsnaam eiseres] . In het handelsregister staat [bedrijfsnaam eiseres] ingeschreven onder de handelsnaam [bedrijfsnaam eiseres] .
2.2.
In het pand waarin zij is gevestigd biedt [bedrijfsnaam eiseres] ruimte aan voor gezelschappen die deze ruimte kunnen huren voor het organiseren van borrels, diners, wijnproeverijen, vergaderingen en trainingen. Indien gewenst verhuurt [bedrijfsnaam eiseres] niet alleen de ruimte, maar verzorgt zij ook de catering en de aankleding van de ruimte bij het evenement dat georganiseerd wordt.
Ook is het mogelijk om [bedrijfsnaam eiseres] als pop-up restaurant of pop- up bar te gebruiken. In dat geval is [bedrijfsnaam eiseres] vrij toegankelijk voor publiek.
[bedrijfsnaam eiseres] maakt gebruik van de website met de domeinnaam [website] .
2.3.
Eind 2022 heeft [gedaagde] een restaurant geopend aan de [adres] in het centrum van [plaats] met de (handels)naam [bedrijfsnaam gedaagde] . De horecagelegenheid is vrij toegankelijk voor publiek voor het nuttigen van eten/drinken tijdens lunch/borrel of diner.
[bedrijfsnaam gedaagde] maakt gebruik van de website met de domeinnaam [website] .
2.4.
Vanaf november 2022 heeft [eiseres] in meerdere berichten per e-mail, What’s App en telefonisch aan zowel [bedrijfsnaam gedaagde] als de advocaat van [bedrijfsnaam gedaagde] , onder verwijzing naar artikel 5 van de Handelsnaamwet en haar recht op gebruik van de handelsnaam “ [bedrijfsnaam eiseres] ”, verzocht om het gebruik van de handelsnaam “ [bedrijfsnaam gedaagde] ” te staken en gestaakt te houden. Deze berichten hebben niet geleid tot enige inhoudelijke reactie van de zijde van [bedrijfsnaam gedaagde] dan wel van haar advocaat.
2.5.
Op 12 april 2023 heeft (de advocaat van) [bedrijfsnaam eiseres] een brief gestuurd naar (de advocaat van) [bedrijfsnaam gedaagde] met de sommatie om de domeinnaam ‘ [website] ’ uiterlijk op 21 april 2023 op te zeggen, en om het gebruik van de handelsnaam [bedrijfsnaam gedaagde] uiterlijk op 1 mei 2023 te staken.
2.6.
Per e-mail van 27 april 2023 heeft (de advocaat van) [bedrijfsnaam gedaagde] inhoudelijk op de brief van 12 april 2023 gereageerd. De reactie komt er op neer dat er naar de mening van [bedrijfsnaam gedaagde] geen sprake is van inbreuk op de handelsnaamrechten van [bedrijfsnaam eiseres] en dat zij daarom geen gehoor zal geven aan de sommatie om het gebruik van de handelsnaam [bedrijfsnaam gedaagde] te staken.

3.Het geschil

3.1.
[bedrijfsnaam eiseres] heeft ter zitting haar vordering onder I voor wat betreft het gebied waarvoor het verbod wordt gevraagd, beperkt tot [plaats] en vordert thans - samengevat -:
I. [bedrijfsnaam gedaagde] te bevelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis
a) elke inbreuk op de handelsnaamrechten van [bedrijfsnaam eiseres] in [plaats] te staken en gestaakt te houden en/of
b) elk onrechtmatig handelen zoals omschreven in het lichaam van de dagvaarding waaronder in ieder geval te verstaan het gebruik van het teken “ [bedrijfsnaam gedaagde] ” ter onderscheiding van horecadiensten te staken en gestaakt te houden;
II. [bedrijfsnaam gedaagde] te bevelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot wijziging van haar handelsnaam in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis een afschrift van het wijzigingsformulier aan [bedrijfsnaam eiseres] te overleggen en [bedrijfsnaam gedaagde] te bevelen om vervolgens binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis een afschrift van het uittreksel van de Kamer van Koophandel te overleggen waaruit de wijziging van de handelsnaam blijkt;
III. [bedrijfsnaam gedaagde] te bevelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis een verzoek in te dienen tot opzegging van de domeinnaam [website] , en haar te veroordelen binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis een afschrift van de ontvangst van de opzegging van de domeinnaam te overleggen;
IV. te bepalen dat [bedrijfsnaam gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 10.000,- voor iedere overtreding van het onder I-III gevorderde danwel (ter keuze van [bedrijfsnaam eiseres] ) € 2.500,- voor elke dag of dagdeel dat de overtreding van het onder I-III gevorderde voortduurt;
V. [bedrijfsnaam gedaagde] te veroordelen in de proceskosten op de voet van artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.2.
[bedrijfsnaam eiseres] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Door het gebruik van de handelsnaam [bedrijfsnaam gedaagde] voor de door haar gedreven horecaonderneming handelt [gedaagde] in strijd met artikel 5 van de Handelsnaamwet (Hnw). De handelsnaam [bedrijfsnaam gedaagde] is (nagenoeg) identiek aan de (oudere, door [eiseres] gebruikte) handelsnaam [bedrijfsnaam eiseres] . Volgens [bedrijfsnaam eiseres] is sprake van evident verwarringsgevaar tussen de beide ondernemingen. Daarbij wijst [bedrijfsnaam eiseres] erop dat beide ondernemingen in het centrum van [plaats] zijn gevestigd en dat beide ondernemingen (deels) identiek van aard zijn en zich daarbij (deels) richten op hetzelfde publiek. Volgens [bedrijfsnaam eiseres] heeft het gestelde verwarringsgevaar zich ook feitelijk gemanifesteerd nu:
- zij op 11 november 2022 een e-mailbericht heeft ontvangen van Gamko B.V., een bedrijf gespecialiseerd in professionele koelingen, met de mededeling dat een koelwatertank met machine zou worden geleverd die – kennelijk - voor [bedrijfsnaam gedaagde] was bedoeld;
- [bedrijfsnaam eiseres] meerdere malen op social media ‘getagd’ is in berichten terwijl eigenlijk [bedrijfsnaam gedaagde] getagd had moeten worden;
- zij op 31 maart 2023 een e-mailbericht heeft ontvangen van een stagecoach werkzaam bij [A] , welk mailbericht bedoeld was voor [bedrijfsnaam gedaagde] ;
- [bedrijfsnaam eiseres] op 28 februari gebeld is door de slager van [bedrijfsnaam gedaagde] ;
- mensen bij [bedrijfsnaam eiseres] aanbellen die denken bij [bedrijfsnaam gedaagde] voor de deur te staan, of mensen [bedrijfsnaam gedaagde] telefonisch proberen te bereiken maar het nummer van [bedrijfsnaam eiseres] bellen;
- op 25 april 2023 de plaatselijke patisserie Jan de Groot [bedrijfsnaam eiseres] belde over een bestelling van Bossche bollen die [bedrijfsnaam gedaagde] had besteld en dit opnieuw gebeurde in juni 2023;
- op de dag van de zitting in deze kort gedingprocedure werd [bedrijfsnaam eiseres] gebeld met de vraag of een partij Limoncello die bij haar geleverd zou worden voor haar dan wel voor [bedrijfsnaam gedaagde] bedoeld was.
3.3.
[bedrijfsnaam gedaagde] voert gemotiveerd verweer. [bedrijfsnaam gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [bedrijfsnaam eiseres] , met veroordeling van [bedrijfsnaam eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op het verweer van [bedrijfsnaam gedaagde] wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 5 van de Handelsnaamwet (Hnw) is het verboden een handelsnaam te voeren, die, vóórdat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig gevoerd werd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, een en ander voor zover dientengevolge, in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats, waar zij gevestigd zijn, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is.
4.2.
Gelet op het verweer van [bedrijfsnaam gedaagde] , dat [bedrijfsnaam eiseres] deze naam niet als zodanig als handelsnaam voert, maar dat zij de handelsnaam “ [bedrijfsnaam eiseres] ” voert, zal eerst besproken worden of de naam [bedrijfsnaam eiseres] een handelsnaam is als bedoeld in artikel 1 Hnw. De handelsnaam die een onderneming voert is de naam waaronder deze onderneming naar buiten treedt en waarmee zij zich identificeert naar het publiek (vgl HR 19 april 1985, NJ 1985, 790). Uit de stellingen van [bedrijfsnaam eiseres] en de door haar in het geding gebrachte producties blijkt genoegzaam dat zij gebruik maakt van de handelsnaam [bedrijfsnaam eiseres] en dat zij onder deze naam ook bij het publiek bekend is. [bedrijfsnaam eiseres] heeft immers gesteld – en met producties onderbouwd – dat zij op haar facturen het logo (een gestileerde hoofdletter [letter] ) en daaronder de naam ‘ [bedrijfsnaam eiseres] ’, dat ditzelfde logo met de naam [bedrijfsnaam eiseres] op de menukaart van het pop-up restaurant staat en dat dit logo met de naam eronder voorts prominent is afgedrukt op de voordeur van haar bedrijfspand aan de [straat] .
Voor het (rechtmatig) voeren van een handelsnaam is het niet nodig dat de onderneming met deze handelsnaam staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Voor zover [bedrijfsnaam gedaagde] stelt dat [bedrijfsnaam eiseres] , vanwege het feit dat zij niet met deze naam (zonder de toevoeging [plaats] ) in het handelsregister is ingeschreven, geen beroep op de beschermingsbepalingen van de Hnw kan doen treft deze stelling dan ook geen doel.
4.3.
Ditzelfde geldt voor het verweer dat [bedrijfsnaam eiseres] in strijd zou handelen met de Drank- en Horecawet doordat zij zonder vergunning alcoholhoudende dranken zou verstrekken. Of een onderneming al dan niet in strijd handelt met de Drank- en Horecawet is niet van belang voor de vraag of die onderneming haar handelsnaam al dan niet rechtmatig voert en of zij met succes een beroep kan doen op de beschermingsbepalingen in de Hnw.
[bedrijfsnaam eiseres] heeft overigens gemotiveerd weersproken dat zij met het voeren van haar onderneming in strijd handelt met de Drank- en Horecawet.
4.4.
Niet ter discussie staat dat de handelsnaam van [bedrijfsnaam eiseres] ouder is dan die van [bedrijfsnaam gedaagde] . Gelet op de door [bedrijfsnaam eiseres] in deze kort gedingprocedure ingestelde vorderingen dient de vraag te worden beoordeeld of [bedrijfsnaam gedaagde] met het gebruik van haar handelsnaam inbreuk maakt op de handelsnaamrechten van [bedrijfsnaam eiseres] .
Hiertoe dient eerst te worden vastgesteld of, zoals [bedrijfsnaam gedaagde] aanvoert, de door haar gevoerde handelsnaam in meer dan geringe mate afwijkt van de door [bedrijfsnaam eiseres] gevoerde handelsnaam. Dit is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet het geval. Daartoe is redengevend dat [bedrijfsnaam gedaagde] de naam “ [bedrijfsnaam eiseres] ”, evenals [bedrijfsnaam eiseres] letterlijk in haar handelsnaam voert. Dat in de handelsnaam [bedrijfsnaam gedaagde] sprake is van een herhaling van dezelfde naam maakt weliswaar dat de handelsnamen niet identiek zijn, maar de naam “ [bedrijfsnaam eiseres] ” in de handelsnaam [bedrijfsnaam gedaagde] is op dezelfde manier geschreven en wordt op dezelfde manier uitgesproken als de naam “ [bedrijfsnaam eiseres] ” in de handelsnaam [bedrijfsnaam eiseres] . Deze visuele en auditieve overeenstemming maakt dat de handelsnaam [bedrijfsnaam gedaagde] slechts in geringe mate af wijkt van de handelsnaam [bedrijfsnaam eiseres] ; door het louter repeteren van die handelsnaam onderscheidt de handelsnaam “ [bedrijfsnaam gedaagde] ” zich niet, althans in onvoldoende mate van de handelsnaam “ [bedrijfsnaam eiseres] ”. Wat er ook zij van de stelling van [bedrijfsnaam gedaagde] dat het relevante publiek (wellicht) de volledige handelsnaam [bedrijfsnaam gedaagde] zal uitspreken en die naam niet zal inkorten tot “ [bedrijfsnaam eiseres] ” (en daarmee identiek aan de handelsnaam van [bedrijfsnaam eiseres] van eiseres), dan doet dit niets af aan het gegeven dat de handelsnaam “ [bedrijfsnaam gedaagde] ” zich in onvoldoende mate onderscheidt van “ [bedrijfsnaam eiseres] ”.
4.5.
Vervolgens rijst de vraag of als gevolg van het gelijktijdig gebruik van de beide handelsnamen verwarring bij het publiek tussen beide ondernemingen te duchten is. Het gaat hierbij om het voor de ondernemingen relevante publiek. Uit hetgeen door beide partijen in deze procedure naar voren is gebracht kan worden afgeleid dat het relevante publiek voor zowel [bedrijfsnaam gedaagde] als [bedrijfsnaam eiseres] bestaat uit klanten en leveranciers.
4.6.
Voor de beoordeling van de vraag of er gevaar voor verwarring is speelt in de eerste plaats de aard van beide ondernemingen een rol alsook de plaats waar zij gevestigd zijn.
Om met dit laatste te beginnen: beide ondernemingen zijn fysiek gevestigd in (het centrum van) [plaats] en ontplooien hun activiteiten in een door hen geëxploiteerde onroerende zaak op de begane grond. De ondernemingen liggen op circa 550 meter loopafstand van elkaar.
4.7.
Bij de behandeling ter zitting is gebleken dat de aard van de onderneming van [bedrijfsnaam gedaagde] niet geheel identiek is aan de aard van de onderneming [bedrijfsnaam eiseres] . [bedrijfsnaam gedaagde] is een klassieke, vrij voor het publiek toegankelijke horecaonderneming in het centrum van [plaats] waar het publiek een drankje kan drinken of – al dan niet op afspraak – een hapje kan eten. Op aanvraag is de horecagelegenheid van [bedrijfsnaam gedaagde] daarnaast beschikbaar voor groepen (feesten, partijen etc), zowel in de particuliere als in de zakelijke sfeer.
De primaire activiteit van [bedrijfsnaam eiseres] bestaat daarin dat zij haar ruimte in het centrum van [plaats] – op afspraak - ter beschikking stelt aan klanten (zowel in de zakelijke alsook de particuliere sfeer) die de ruimte in besloten kring willen gebruiken voor een vergadering, een feestje of etentje. Optioneel kan [bedrijfsnaam eiseres] daarvoor ook de catering (eten, drinken en de bediening) verzorgen. Dit is anders in het geval [bedrijfsnaam eiseres] een pop-up restaurant of -bar exploiteert. In dat geval wordt er door de klant in de ruimte tijdelijk een – klassieke – horeca- activiteit (eten, drinken) georganiseerd die vrij toegankelijk is voor het publiek. Ter zitting heeft [bedrijfsnaam eiseres] verklaard dat zij onlangs een overeenkomst heeft gesloten met een partij die in de komende tijd maandelijks een weekend in de ruimte van [bedrijfsnaam eiseres] een pop-up restaurant zal vestigen.
Nu beide ondernemingen (mede) op horeca-activiteiten gericht zijn en beide ondernemingen voorts de mogelijkheid bieden aan zakelijke en particuliere klanten om (een deel van) hun lokaal te gebruiken voor groepsevenementen is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter sprake van ondernemingen die naar hun aard vergelijkbaar zijn en (in ieder geval deels) in dezelfde markt opereren. Zeker in het geval [bedrijfsnaam eiseres] opereert als pop-up restaurant of als pop-up bar zal er een niet onaanzienlijke kans zijn dat potentiële klanten de beide ondernemingen, die immers beide in het centrum van [plaats] zijn gevestigd, en alsdan beide vrij toegankelijk zijn voor publiek, met elkaar zullen verwarren. Datzelfde geldt voor de zakelijke of particuliere clientèle die op zoek is naar een gelegenheid voor een – al dan niet gecaterde – bedrijfsuitjes, familiefeesten of borrels.
De omstandigheid dat de beeldmerken die partijen voeren (een gestileerde hoofdletter [letter] ) significant van elkaar verschillen en dat [bedrijfsnaam gedaagde] een altijd een voor het publiek vrij toegankelijke ruimte exploiteert, nemen bedoeld verwarringsgevaar niet, althans in onvoldoende mate weg. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter het feit dat het bestaande verwarringsgevaar zich ook daadwerkelijk en bij herhaling heeft verwezenlijkt, gelet op hetgeen [bedrijfsnaam eiseres] hieromtrent naar voren heeft gebracht (hiervoor onder 3.2 weergegeven). Uit de onweersproken stellingen van [bedrijfsnaam eiseres] blijkt dat vanaf het moment dat [bedrijfsnaam gedaagde] in het centrum van [plaats] haar deuren heeft geopend, verwarring heeft plaats gevonden bij zowel (potentiële) klanten als bij leveranciers.
Dat de opgetreden verwarring is verminderd nadat [bedrijfsnaam gedaagde] haar website in gebruik heeft genomen, zoals [bedrijfsnaam gedaagde] stelt, is betwist door [bedrijfsnaam eiseres] en lijkt ook te worden gelogenstraft door de beschreven “verwarringsincidenten” die zich ook nog na het in gebruik nemen van de website, tot zelfs kort voor aanvang van de kort gedingzitting, nog hebben voorgedaan.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat [bedrijfsnaam gedaagde] met het voeren van haar handelsnaam in strijd handelt met artikel 5 Hnw. Dit betekent dat de vordering onder I, die strekt tot het beëindigen van de thans door [bedrijfsnaam gedaagde] gemaakte handelsnaaminbreuk, toewijsbaar is.
In het petitum van de dagvaarding wordt een termijn genoemd van twee dagen waarbinnen [bedrijfsnaam gedaagde] aan de veroordeling dient te voldoen. [bedrijfsnaam gedaagde] heeft verzocht deze termijn, indien de vordering wordt toegewezen, te stellen op minimaal twee weken. Nu de vordering van [bedrijfsnaam eiseres] , die [bedrijfsnaam gedaagde] het gebruik van haar handelsnaam ontzegd, wordt toegewezen, zal [bedrijfsnaam gedaagde] de bedrukking op (onder meer) de luifel, de ramen van haar pand en op de menukaarten moeten aanpassen. De voorzieningenrechter acht het – mede met het oog op de gerechtvaardigde belangen van [bedrijfsnaam gedaagde] om de continuïteit van haar bedrijfsvoering te kunnen waarborgen, de omstandigheid dat [bedrijfsnaam gedaagde] voor de omschakeling mogelijk aangewezen is op de diensten van derden en de beschikbaarheid van laatstgenoemde mogelijk onder druk staat vanwege de huidige vakantieperiode – redelijk om die termijn te bepalen op twee weken, gerekend vanaf de dag van betekening van dit vonnis.
[bedrijfsnaam eiseres] wordt geacht belang te hebben bij oplegging van de door haar gevorderde dwangsom, als stimulans tot nakoming van de uit te spreken veroordeling. De dwangsom zal worden vastgesteld op een bedrag van € 1.000,- per dag dat de overtreding voortduurt.
De vordering onder Ib wordt afgewezen nu [bedrijfsnaam eiseres] niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd welk belang zij heeft bij deze vordering naast de (toegewezen) vordering onder Ia. Op zichzelf bestaat geen rechtsgrond om [bedrijfsnaam gedaagde] het gebruik te ontzeggen van haar logo (een gestileerde hoofdletter [letter] ) zij het dat zij dit logo niet langer mag gebruiken in combinatie met de handelsnaam [bedrijfsnaam gedaagde] .
4.9.
Het onder II gevorderde, strekkende tot wijziging van de handelsnaam in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, wordt afgewezen bij gebrek aan voldoende (spoedeisend) belang. Toewijzing van de vordering onder I leidt er reeds toe dat de handelsnaam [bedrijfsnaam gedaagde] niet langer gevoerd mag worden en dat [bedrijfsnaam gedaagde] dit gebruik dient te staken. De enkele inschrijving van een handelsnaam in het register van de Kamer van Koophandel levert nog geen gebruik op van die naam in de zin van artikel 5 van de Handelsnaamwet.
4.10.
Het onder III gevorderde gebod tot het opzeggen van de domeinnaam [website] wordt eveneens afgewezen nu voorshands niet is gebleken dat deze domeinnaam (tevens) als handelsnaam wordt gebruikt. Tegen het gebruik van de domeinnaam als zodanig kan op basis van de handelsnaamwet niet geageerd worden (vgl. Hoge Raad 19 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:269). In een dergelijk geval kan artikel 6:162 BW wellicht aanvullende bescherming bieden, maar hiervoor moeten, naast het optreden van verwarring tussen de handelsnaam en de domeinnaam, bijkomende omstandigheden worden gesteld die meebrengen dat het voeren van de domeinnaam onrechtmatig is. In deze kort gedingprocedure zijn dergelijke omstandigheden niet, althans onvoldoende naar voren gebracht c.a. aannemelijk geworden.
4.11.
[bedrijfsnaam gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [bedrijfsnaam eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van haar volledige proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv. Dit geschil betreft een uitermate overzichtelijke kwestie op grond van de Handelsnaamwet met een beperkt en overzichtelijk feitencomplex, een overzichtelijk en weinig bewerkelijk toetsingskader zonder internationaalrechtelijke complicaties, zodat dit kan worden gekwalificeerd als een eenvoudig kort geding als bedoeld in de indicatietarieven die gelden in IE-zaken.
Dat betekent dat, daarvan uitgaande, ter zake de kosten van rechtskundige bijstand een bedrag van € 6.000,- exclusief verschotten en griffierecht als redelijk en evenredig moet worden beschouwd. De omstandigheid dat aan [bedrijfsnaam eiseres] een hoger bedrag ter zake het salaris in rekening is of zal worden gebracht doet hier niet aan af.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [bedrijfsnaam eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
6.000,00
- overige kosten
0,00
Totaal
6.446,42

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt [bedrijfsnaam gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis elke inbreuk op de handelsnaamrechten van [bedrijfsnaam eiseres] in [plaats] te staken en gestaakt te houden,
5.2.
veroordeelt [bedrijfsnaam gedaagde] om aan [bedrijfsnaam eiseres] een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag dat zij na betekening van dit vonnis niet aan de hoofdveroordeling onder 5.1 voldoet,
5.3.
veroordeelt [bedrijfsnaam gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [bedrijfsnaam eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 6.446,42, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Schoorlemmer en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2023