In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 6 juli 2023, onder zaaknummer 23/1231, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een remigratie-uitkering behandeld. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) had de aanvraag afgewezen omdat eiser niet onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag gedurende een aaneengesloten periode van acht jaren in Nederland had verbleven. Eiser was van mening dat de SVB de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verkeerd had geïnterpreteerd, door te stellen dat er geen verblijfsgat voor Nederlanders mag zijn. De rechtbank oordeelde echter dat de SVB terecht had gehandeld en dat de uitleg van eiser niet kon worden gevolgd. De rechtbank benadrukte dat de wet duidelijk stelt dat voor remigranten die Nederlander zijn, de eis geldt dat zij onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag ten minste acht jaren in Nederland moeten hebben verbleven. Aangezien eiser niet aan deze eis voldeed, werd zijn beroep ongegrond verklaard. Eiser kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.