ECLI:NL:RBOBR:2023:348

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
22/3178
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de noodzaak en evenwichtigheid van de sluiting van een woning na ontdekking van een hennepkwekerij

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 24 januari 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekers, een gezin dat in een huurwoning in Den Bosch woont, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester om hun woning voor drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, na de ontdekking van een hennepkwekerij in juni 2022. De burgemeester heeft de sluiting noodzakelijk geacht, ondanks het tijdsverloop sinds de ontdekking. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd is om de sluiting te handhaven en dat deze maatregel evenredig is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de sluiting van de woning noodzakelijk en evenwichtig is. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekers geen redelijke kans van slagen hebben in hun bezwaar tegen de sluiting, en dat de burgemeester de woning mag sluiten met ingang van een week na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/3178

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 januari 2023 in de zaak tussen

[verzoekster](verzoekster)
en [verzoeker](verzoeker), uit [woonplaats] , tezamen: verzoekers
(gemachtigde: mr. M.F.J. Martens),
en

de burgemeester van de gemeente 's-Hertogenbosch (de burgemeester)

(gemachtigden: mr. P.W.G.M. Christophe en mr. A.J.M.F. Paymans).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers. Verzoekers willen met hun verzoek bereiken dat het besluit van de burgemeester dat de woning van verzoekers aan de [adres] (hierna: de woning) wordt gesloten, wordt geschorst totdat onherroepelijk op het bezwaar van verzoekers is beslist.
1.2
Bij brief van 22 december 2022 heeft de burgemeester de griffie laten weten dat hij bereid is om te wachten met de uitvoering van het besluit tot één week na de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening.
1.3
De burgemeester heeft op 22 december 2022 een verweerschrift ingediend. De burgemeester heeft op 9 januari 2023 een nader verweerschrift ingediend. Verzoekers hebben op 9 januari 2023 een nader stuk ingediend.
1.4
De griffier heeft woningstichting Zayaz en stichting Cello voorgelegd of zij als derden-belanghebbende aan dit geding willen deelnemen. Zij hebben laten weten dat niet te willen.
1.5
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op 10 januari 2023 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, verzoekers’ gemachtigde en de gemachtigden van de burgemeester. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van verzoekster nadere stukken ingediend en een pleitnotitie overgelegd.

Wat aan het verzoek voorafging

2.1
De woning is eigendom van woningstichting Zayaz. Zayaz verhuurt de woning aan stichting Cello uit Vught. In het kader van hulpverlening aan het gezin van verzoekers, verhuurt stichting Cello de woning aan verzoekster. Verzoekster woont in de woning met verzoeker, haar partner. Samen hebben zij twee kinderen, [naam] , geboren op [geboortedatum] 2017, en [naam] , geboren op [geboortedatum] 2022. De politie heeft naar aanleiding van een anonieme melding op 13 juni 2022 samen met ambtenaren van de gemeente ’s-Hertogenbosch en de netbeheerder de woning betreden. Op de zolderverdieping van de woning werd een kweektent aangetroffen met daarin assimilatielampen, 58 hennepplanten in pot en verrijkte aarde. De politie heeft de burgemeester hierover in een bestuurlijke rapportage van 23 juli 2022 geïnformeerd.
2.2
Bij brief van 26 juli 2022 heeft de burgemeester verzoekers laten weten dat hij voornemens is de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor een periode van drie maanden te sluiten. Bij brief van 22 augustus 2022 hebben verzoekers hun zienswijze over het voornemen gegeven. Vervolgens heeft de burgemeester het besluit van 4 oktober 2022 genomen. De burgemeester heeft de sluiting van de woning op de bestuurlijke rapportage gebaseerd. In het besluit van 4 oktober 2022 heeft de burgemeester bepaald dat de woning met ingang van 31 oktober 2022 om 14:00 uur voor drie maanden wordt gesloten. In een brief van 11 oktober 2022 hebben verzoekers aan de burgemeester onder meer verzocht de sluiting op te schorten tot en met 31 december 2022. De burgemeester heeft daarop in een e-mail van 14 oktober 2022 aan verzoekers laten weten dat hun verzoek wegens persoonlijke omstandigheden wordt ingewilligd. Verzoekers hebben de e-mail van 14 oktober 2022 opgevat als een besluit en daartegen op 23 november 2022 bezwaar gemaakt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Connexiteit
3.1
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter alleen maar oordelen over een verzoek om een voorlopige voorziening indien tegen het besluit waartegen het verzoek zich richt tevens een bodemprocedure aanhangig is. Dit is het zogenoemde connexiteitsvereiste. Als er geen bodemprocedure aanhangig is, is de voorzieningenrechter niet bevoegd om een oordeel te vellen over het verzoek.
3.2
In het verweerschrift van 22 december 2022 stelt de burgemeester zich op het standpunt dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard, voor zover het verzoek betrekking heeft op het besluit van 4 oktober 2022, omdat tegen dat besluit geen bezwaar is gemaakt en aldus de vereiste connexiteit ontbreekt. Voor zover het verzoek betrekking heeft op het verlengingsbesluit van 14 oktober 2022, moet het verzoek volgens de burgemeester worden afgewezen, omdat het procesbelang ontbreekt. Volgens de burgemeester heeft hij het besluit tot sluiting op 4 oktober 2022 genomen en heeft hij op 14 oktober 2022 het besluit genomen om de begunstigingstermijn van de sluiting op te schorten naar 31 december 2022. Verzoekers hebben alleen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 oktober 2022. Bij een beoordeling daarvan hebben verzoekers geen procesbelang, omdat met de opschorting van de begunstiging tegemoet is gekomen aan het verzoek van verzoekers van 11 oktober 2022 om de sluiting op te schorten en het besluit van 14 oktober 2022 is uitgewerkt omdat het al inmiddels 31 december 2022 is geweest. Verder hebben verzoekers alleen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 oktober 20222 en niet ook tegen het besluit van 4 oktober 2022.
3.3
In de door hun gemachtigde tijdens de zitting overgelegde pleitnotitie stellen verzoekers zich – kort gezegd – op het standpunt dat de e-mail van de burgemeester van 14 oktober 2022 om de sluiting op te schorten tot en met 31 december 2022 een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is, waartegen bezwaar gemaakt kan worden en waartegen ook daadwerkelijk bezwaar is gemaakt. Er is dus sprake van een connexe bodemprocedure, aldus verzoekers.
3.4
Vaststaat dat verzoekers geen bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van 4 oktober 2022, in aanmerking genomen dat uit verzoekers brief van 11 oktober 2022, waarover later meer, slechts blijkt van een aankondiging dat mogelijk bezwaar tegen dat besluit wordt gemaakt en dat dat niet is gebeurd. De voorzieningenrechter ziet zich vervolgens – ook ambtshalve – geplaatst voor de beantwoording van de vraag of de e-mail van de burgemeester van 14 oktober 2022 is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moet die vraag bevestigend worden beantwoord en overweegt hij daartoe als volgt.
3.5
Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
3.6
In de zienswijze van 22 augustus 2022, in reactie op het voornemen van de burgemeester van 26 juli 2022 om de woning voor drie maanden te sluiten, hebben verzoekers de burgemeester verzocht om van de sluiting af te zien en daarbij er onder meer op gewezen dat verzoekster zwanger is en is uitgerekend op 4 oktober 2022. Bij besluit van 4 oktober 2022 heeft de burgemeester bepaald dat de woning met ingang van 31 oktober 2022 om 14:00 uur voor drie maanden wordt gesloten. Bij de vaststelling van de sluitingsdatum heeft de burgemeester rekening gehouden met de situatie waarin het gezin van verzoekers verkeert en de aankomende bevalling van verzoekster in oktober 2022. Op dat besluit hebben verzoekers met de genoemde brief van 11 oktober 2022 gereageerd. Zij wijzen erop dat verzoekster nog niet is bevallen en hebben in verband daarmee uitgelegd dat een verhuizing in de week van 31 oktober 2022 onmogelijk is. Daarnaast hebben verzoekers uitgelegd waarom er (nog steeds) geen alternatieve woonruimte is gevonden. Verzoekers hebben (aldus) de burgemeester (opnieuw) verzocht om van de sluiting af te zien dan wel de sluiting op te schorten. De burgemeester heeft daarop met diens e-mail van 14 oktober 2022 aan verzoekers laten weten dat het verzoek van verzoekers om de last onder bestuursdwang op te schorten wegens persoonlijke omstandigheden wordt ingewilligd en dat de nieuwe begunstigingstermijn 31 december 2022 wordt. Uit deze mededeling van de burgemeester blijkt dat hij de evenwichtigheid van het besluit tot, kortgezegd, sluiting van 4 oktober 2022 opnieuw heeft beoordeeld. In die nieuwe beoordeling ligt besloten dat op grond van de omstandigheden van dit geval, waaronder de situatie waarin het gezin van verzoekers verkeert en de naderende bevalling van verzoekster, een sluiting van de woning per 31 oktober 2022 onevenwichtig is. Omdat sprake is van een nieuwe beoordeling van de evenwichtigheid van de sluiting is de e-mail van 14 oktober 2022 aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Steun voor dit oordeel vindt de voorzieningenrechter in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 8 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2756, rechtsoverweging 5. De voorzieningenrechter heeft ook de betekenis van de uitspraak van de Afdeling van 18 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1259, betrokken. Uit die uitspraak volgt dat een mededeling van de burgemeester over een opschorting van de sluitingsdatum betrekking heeft op de feitelijke uitvoering van bestuursdwang als zodanig en niet op enig rechtsgevolg is gericht. Echter, de aanleiding van de opschorting van de sluitingsdatum in die zaak was uitsluitend gelegen in de omstandigheid dat het bestuursorgaan heeft gewacht met sluiting totdat de voorzieningenrechter heeft beslist op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. De opschorting was dus niet gelegen in een nieuwe beoordeling van de evenredigheid van de sluiting. De uitspraak van 8 april 2018 ziet dus op een andere situatie.
3.7
Omdat verder vaststaat dat verzoekers bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van 14 oktober 2022 hebben zij daarmee voldaan aan het connexiteitsvereiste. Uit wat hiervoor onder 3.6 is overwogen volgt ook dat met de nieuwe beoordeling van de burgemeester van de sluiting het hierop betrekking hebbende besluit van 14 oktober 2022 niet vanaf 31 december 2022 is ‘uitgewerkt’. Door tegen dat besluit op te komen kunnen verzoekers herroeping van de last onder bestuursdwang bereiken.
Spoedeisendheid
4. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat verzoekers een spoedeisend belang hebben, omdat zij immers de woning uit moeten als deze door de burgemeester mag worden gesloten.
De rechtmatigheid van de sluiting
5. De voorzieningenrechter zal hierna aan de hand van wat verzoekers hebben aangevoerd een inhoudelijk rechtmatigheidsoordeel geven over de sluiting De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
6. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt hij aan de hand van de argumenten die verzoekers hebben aangevoerd, de zogenoemde gronden. Hij doet dit in het licht van de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 28 augustus 2019 [1] (de zogenoemde overzichtsuitspraak), 2 februari 2022 [2] en 6 juli 2022 [3] . In de uitspraken van 2022 heeft de Afdeling de overzichtsuitspraak genuanceerd.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd is de woning voor drie maanden te sluiten. Verzoekers vinden echter dat het sluiten van de woning een onevenredige maatregel is. Het sluiten van de woning is volgens verzoekers niet meer noodzakelijk. Maar als wordt aangenomen dat een sluiting wel noodzakelijk is, dan is een sluiting van de woning voor drie maanden een onevenwichtige maatregel.
- Noodzaak
8.1
Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van de woning als drugspand weggenomen en wordt de "loop" naar de woning eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om de woning aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit de woning, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit de woning zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit de woning drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester – als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was – nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van de woning en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. In dit soort gevallen is een sluiting van meer dan zes maanden in beginsel onevenredig. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit de woning werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een woning een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om de woning te sluiten.
8.2
Verzoekers bestrijden niet dat eerder er een noodzaak bestond om de woning te sluiten. Zij vinden echter dat de noodzaak om de woning te sluiten niet meer bestaat, vanwege het tijdsverloop vanaf de ontdekking van de hennepkwekerij in de woning. Met een sluiting wordt volgens verzoekers nu niets meer bereikt. Het Damoclesbeleid is gericht op directe afschrikking voor de buurt. Dat doel is al bereikt. De buurt weet van de problemen van verzoekers en hun gezin, maar ook dat de woning daardoor nog niet gesloten is. De woning moet nu, een half jaar later, niet meer gesloten worden.
8.3
De voorzieningenrechter is het niet eens met verzoekers. Ingevolge artikel 3:2 van de Awb is de burgemeester gehouden een besluit zorgvuldig voor te bereiden. Op 23 juli 2022 heeft de burgemeester de bestuurlijke rapportage ontvangen. Bij brief van 26 juli 2022 is het voornemen tot sluiting aan verzoekers bekendgemaakt. Op 22 augustus 2022 hebben verzoekers hierover hun zienswijze gegeven. Het tijdsverloop tussen de ontdekking van de hennepkwekerij op 13 juni 2022 en het besluit van 4 oktober 2022 is niet onredelijk lang. De burgemeester heeft kort daarna, met het besluit van 14 oktober 2022, de sluiting van de woning verschoven naar 31 december 2022 vanwege de persoonlijke omstandigheden van verzoekers. Onder deze omstandigheden heeft de burgemeester zich op het standpunt mogen stellen dat het tijdsverloop als zodanig niet in de weg staat aan de sluiting van het pand om herhaling van de overtreding te voorkomen [4] .
- Evenwichtigheid
9.1
Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
9.2
Bij de beoordeling of de sanctie voldoende is afgestemd op de concrete situatie, zijn verschillende omstandigheden van belang zoals de mate van verwijtbaarheid. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik mag maken. Een (hoofd)bewoner kan bijvoorbeeld geen verwijt van de overtreding worden gemaakt als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning. Wel wordt van de (hoofd)bewoner verlangd dat hij toezicht uitoefent op wat er in de woning gebeurt. Daarbij past de kanttekening dat er wel grenzen zijn aan het toezicht dat redelijkerwijs mag worden verwacht van de ene bewoner op de andere, mede afhankelijk van de woonsituatie. De burgemeester zal, indien hij van zijn bevoegdheid tot sluiting van een woning gebruik maakt, deugdelijk moeten motiveren welk verwijt de (hoofd)bewoner die door de sluiting wordt getroffen, wordt gemaakt
9.3
De voorzieningenrechter stelt voorop dat door toedoen van verzoeker in de woning de hennepkwekerij is aangetroffen: hij heeft de hennepkwekerij aangelegd en onderhouden. Verder is op grond van de bestuurlijke rapportage niet in geschil dat het aanleggen en onderhouden van de hennepkwekerij zonder de hulp van verzoekster is gebeurd.
9.4
Verzoekster stelt dat zij niet wist van de hennepkwekerij. Vaststaat echter dat de hennepkwekerij in de woning op zolder is aangetroffen. Gelet hierop is het aannemelijk dat verzoekster als (mede)hoofdbewoonster van het bestaan van de hennepkwekerij in de woning op de hoogte moet zijn geweest. Dat heeft verzoekster niet weerlegd met haar enkele tijdens de zitting gegeven verklaring dat het aanleggen en onderhouden alleen ’s nachts gebeurde als zij sliep en zij daar dus niets van heeft gemerkt. Het is immers eenvoudigweg niet aannemelijk dat het aanleggen en onderhouden van de hennepkwekerij op zolder ongemerkt aan verzoekster voorbij is gegaan. In zoverre valt ook verzoekster van de aangetroffen hennepkwekerij een verwijt te maken.
9.5
Verder staat vast dat verzoekers’ gezin al ongeveer vijf jaar vanwege diverse problemen zorg verleend (in de vorm van opvoedondersteuning) krijgt van stichting Cello. Dat gebeurt op grond van een zorgovereenkomst. In het kader van die zorg heeft stichting Cello de woning die zij van woningstichting Zayaz huurt (onder)verhuurd aan verzoekers. Naast de zorgverlening van stichting Cello, krijgen verzoekers ook WMO-begeleiding vanuit de gemeente ’s-Hertogenbosch. De kinderen zijn door deze rechtbank onder toezicht gesteld en zij hebben een gezinsvoogd van de William Schrikkerstichting, in de persoon van [naam] . Ook hebben verzoekers schulden, die zijn opgelopen tot ruim € 74.000,-. In verband met (de) problematische schulden is al in het verleden jarenlang sprake geweest van schuldhulpverlening. Verzoekers hebben bij de rechtbank verzoekschriften ingediend tot onderbewindstelling. Verder is tijdens de zitting komen vast te staan dat stichting Cello in kort geding de ontruiming van de woning heeft gevorderd. Verder heeft de burgemeester tijdens de zitting verklaard dat woningstichting Zayaz van plan is de huurovereenkomst met stichting Cello met betrekking tot de woning te ontbinden.
9.6
Verzoekers voeren aan dat een sluiting van de woning de problematiek rondom hun gezin alleen maar zal verergeren. De maatschappelijke opvang is maar tijdelijk en het ziet er niet naar uit dat andere woonruimte zal worden verkregen op korte termijn, aldus verzoekers.
9.7
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Duidelijk is dat verzoekers’ gezin, met name de kinderen, kwetsbaar zijn en dat het al zo’n vijf jaar zorg en begeleiding van hulpverleners ontvangt. Met de hulp van stichting Cello kon verzoekster de woning huren en heeft zij daar met haar gezin kunnen wonen. In de huurovereenkomst is vastgelegd dat er geen softdrugs mag worden geproduceerd. Dit alles heeft verzoeker er niet van weerhouden om in de woning een hennepkwekerij aan te leggen en te onderhouden, terwijl het ook aannemelijk is dat verzoekster hiervan op de hoogte is geweest. Verder staat vast dat als de sluiting doorgaat verzoekster en haar kinderen terecht kunnen in de maatschappelijke opvang. Tijdens de zitting heeft de burgemeester toegelicht dat verzoekster en haar kinderen daar kunnen verblijven totdat er alternatieve woonruimte is gevonden. Verzoekster en haar kinderen komen dus niet op straat te staan. Daarnaast blijven zij van stichting Cello zorgverlening ontvangen. Daar komt bij dat het nog niet vaststaat dat verzoekers niet naar de woning kunnen terugkeren als de sluiting voorbij is. Zo is tijdens de zitting duidelijk geworden dat verzoekers proberen stichting Cello ertoe te bewegen het kort geding in te trekken. Daartoe hebben verzoekers op 27 december 2012 hun huurachterstand ingelopen met € 3.100,- . Ook hebben verzoekers daarbij gewezen op hun verzoek tot onderbewindstelling (artikel 1:19 Burgerlijk Wetboek) in verband met hun schulden. Ook staat nog niet vast of het Zayaz zal lukken om de huurovereenkomst met stichting Cello te ontbinden.
9.8
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter met de burgemeester van oordeel dat de sluiting van de woning niet onevenwichtig is.

Conclusie en gevolgen

10. De burgemeester is bevoegd om de woning te sluiten. De beslissing om de woning voor drie maanden te sluiten is noodzakelijk en evenwichtig en dus evenredig. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar geen redelijke kans van slagen. Dit leidt ertoe dat de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijst. Dat betekent dat de burgemeester de woning met ingang van een week na de datum van bekendmaking van deze uitspraak om 14:00 uur voor drie maanden mag sluiten.
11. Voor een proceskostenveroordeling ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D.M. Michael, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2023.
de griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.