ECLI:NL:RBOBR:2023:3440

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
23/601
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning evenementenvergunning en geluidshinderontheffing voor terugkerend evenement met belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 juli 2023 uitspraak gedaan over de toekenning van een evenementenvergunning en een geluidshinderontheffing voor een terugkerend evenement, het Eindfeest en prijsuitreiking Kermisproloog in [plaats]. Eiser, die in de nabijheid van het evenement woont, had beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heusden en de burgemeester, die de vergunningen hadden verleend. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het evenement inmiddels had plaatsgevonden, er nog steeds procesbelang voor eiser bestond, omdat het evenement een terugkerend karakter heeft. De rechtbank concludeerde dat het college en de burgemeester de betrokken belangen, waaronder die van eiser, voldoende hadden gewogen en dat de afweging niet onevenredig uitpakte voor eiser. Het beroep werd ongegrond verklaard, maar de rechtbank bepaalde wel dat het college en de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan eiser moesten vergoeden, omdat er een bevoegdheidsgebrek was hersteld in de beroepsprocedure. De rechtbank benadrukte dat de belangenafweging bij de vergunningverlening deugdelijk was en dat de geluidshinder niet automatisch als onduldbaar kon worden aangemerkt, ondanks de overschrijding van de geluidsnormen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en partijen hebben het recht om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/601

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

11 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heusden, het college,
de burgemeester van de gemeente Heusden, de burgemeester
(gemachtigden: mr. M.J.P. Bink en J.S. van der Veeken).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam café] .uit [plaats] (het dorpscafé).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van het college en de burgemeester deelgenomen. Eiser is met bericht van verhindering niet verschenen. Het dorpscafé is zonder bericht van verhindering niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat het college en de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan eiser moeten vergoeden.

Motivering

1. Deze zaak gaat allereerst erover of het college aan het dorpscafé een geluidhinderontheffing had mogen verlenen voor het organiseren van “het Eindfeest en prijsuitreiking Kermisproloog in [plaats] ” vanaf 3 september 2022 van 18:00 uur tot 4 september 2022 tot 01:00 uur (het eindfeest) op de parkeerplaats van het dorpscafé. Ook gaat het erover of de burgemeester voor het eindfeest een evenementenvergunning had mogen verlenen. Deze besluiten zijn door het college gehandhaafd met een beslissing op bezwaar van 16 januari 2023. Naar aanleiding van schriftelijke vragen van de rechtbank of het besluit bevoegd is genomen, heeft de burgemeester dit besluit op 6 juli 2023 bekrachtigd. Volgens het college en de burgemeester was inderdaad sprake van een bevoegdheidsgebrek en dit is wat hen betreft met laatstgenoemd besluit hersteld. De rechtbank zal dat besluit bij de beoordeling betrekken.
2. Het eindfeest is inmiddels al geruime tijd achter de rug. Dat roept de vraag op wat eiser nog met deze procedure kan bereiken of – juridisch gezegd – wat zijn procesbelang is. Iemand moet namelijk een reëel en actueel belang hebben bij de beoordeling van zijn zaak door de rechter. Zo’n belang is niet aanwezig als het uitsluitend gaat om principiële vragen. [1] Ondanks het feit dat een evenement (zoals het eindfeest) al heeft plaatsgevonden kan een procesbelang toch aanwezig zijn als het aannemelijk is dat er nieuwe besluiten over soortgelijke situaties volgen, bijvoorbeeld als een evenement jaarlijks plaatsvindt. [2]
2.1.
In de bezwaarfase heeft het college procesbelang bij eiser aanwezig geacht vanwege het feit dat sprake is van een evenement dat jaarlijks plaatsvindt. De vraag is of dat nu – in deze beroepsprocedure – nog steeds een juist uitgangspunt is.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat dit nog steeds het geval is. Voor het evenement is in 2021 en 2022 vergunning verleend. Het college en de burgemeester hebben op de zitting gezegd dat er voor 2023 nog geen aanvraag door het dorpscafé is gedaan, maar dat zij begrijpen dat het dorpscafé de uitkomst van deze zaak afwacht en mogelijk nog een aanvraag zal doen. Het terugkerend karakter van het eindfeest staat daarmee op dit moment voldoende vast. Dat in de aanvraag voor de benodigde vergunningen voor het eindfeest staat dat die een incidenteel karakter heeft en dat in 2022 van de vergunningen (uiteindelijk) geen gebruik is gemaakt (omdat de coronamaatregelen er niet meer aan in de weg stonden het eindfeest in het dorpscafé te houden), is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
3. Wat de inhoudelijke beoordeling betreft gaat het erom of een deugdelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden. Eiser vindt van niet en wijst erop dat hij tijdens het eindfeest in 2021 in zijn woning geluidsmetingen heeft gedaan en dat het resultaat daarvan is dat de geluidsnorm van maximaal 50 dB(A) bij de voorgevel in de woningen werd overschreden. Volgens de Nota evenementen met een luidruchtig karakter moet er dan worden gesproken van onduldbare overlast. Het college stelt daartegenover dat eiser niet de omgevingsdienst heeft ingeschakeld die een objectieve meting kon doen. Het college weet niet hoe de door eiser verrichtte meting tot stand is gekomen en vindt dan ook dat daaraan niet de conclusie kan worden verbonden dat de hinder onduldbaar is.
3.1.
De rechtbank twijfelt er niet aan dat eiser hinder heeft ondervonden, maar – anders dan eiser lijkt te menen – is het niet zo dat de overschrijding van de door hem genoemde geluidsnorm per definitie tot het oordeel leidt dat de geluidshinder dus onduldbaar is. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat er een belangenafweging moet plaatsvinden waarbij het geluidsniveau en de daardoor te verwachten overlast een van de te wegen elementen is. [3]
3.2.
Het college en de burgemeester hebben met de bestreden besluitvorming voldoende rekening gehouden met de betrokken belangen, waaronder die van eiser. In overleg met het dorpscafé is voor de vergunningverlening de eindtijd van het evenement van 01:30 uur vervroegd naar 01:00 uur. De muziek is niet van een dusdanig karakter dat die voor de omgeving als extra belastend kan worden gezien, zoals bijvoorbeeld recent bij het concert van Rammstein in Groningen het geval was. De vergunning bevat meerdere voorschriften om overlast voor de omgeving tot een minimum te beperken. Het college heeft bij de belangenafweging ook terecht betrokken dat sprake is van een evenement waarbij de lokale bevolking betrokken is en wat een groot draagvlak binnen de gemeenschap heeft. Ook heeft het college er op de zitting nog op gewezen dat het evenement is aangemerkt als een van de 12 incidentele festiviteiten die jaarlijks mogen plaatsvinden. Hoewel het inmiddels de vraag is of sprake is van een incidenteel festiviteit, is deze keuze in het voordeel van eiser geweest omdat hij hierdoor jaarlijks met minder overlastgevende festiviteiten kan worden geconfronteerd. Overigens hebben het college en de burgemeester op de zitting nog toegelicht dat het aanmerken van het eindfeest als incidentele festiviteit niet betekent dat alle registers open mochten en gewezen op de hiervoor genoemde belangenafweging. De rechtbank kan dit volgen en acht hiermee de belangenafweging voldoende deugdelijk en dat die niet onevenredig uitpakt voor eiser.
4. Wel vindt de rechtbank – anders dan het college en de burgemeester – dat zij het door eiser betaalde griffierecht moeten vergoeden. De reden daarvoor is dat er aan het bestreden besluit een bevoegdheidsgebrek kleeft; het is genomen door alleen het college en het had ook moeten worden genomen door de burgemeester. Die heeft het besluit op 6 juli 2023 alsnog bekrachtigd, zodat het bevoegdheidsgebrek daarmee is hersteld. Niet gebleken is dat eiser hierdoor is benadeeld, zodat de rechtbank het bevoegdheidsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht passeert. In dat artikel staat dat de rechtbank de schending van een rechtsregel mag passeren als eiser daardoor niet is benadeeld. Die situatie doet zich hier dus voor.
De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2023 door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. I.P.J. Raaijmakers, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.ABRvS 27 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ2666.
2.ABRvS 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:186.
3.ABRvS 15 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1566.