In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 juli 2023 uitspraak gedaan over de toekenning van een evenementenvergunning en een geluidshinderontheffing voor een terugkerend evenement, het Eindfeest en prijsuitreiking Kermisproloog in [plaats]. Eiser, die in de nabijheid van het evenement woont, had beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heusden en de burgemeester, die de vergunningen hadden verleend. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het evenement inmiddels had plaatsgevonden, er nog steeds procesbelang voor eiser bestond, omdat het evenement een terugkerend karakter heeft. De rechtbank concludeerde dat het college en de burgemeester de betrokken belangen, waaronder die van eiser, voldoende hadden gewogen en dat de afweging niet onevenredig uitpakte voor eiser. Het beroep werd ongegrond verklaard, maar de rechtbank bepaalde wel dat het college en de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan eiser moesten vergoeden, omdat er een bevoegdheidsgebrek was hersteld in de beroepsprocedure. De rechtbank benadrukte dat de belangenafweging bij de vergunningverlening deugdelijk was en dat de geluidshinder niet automatisch als onduldbaar kon worden aangemerkt, ondanks de overschrijding van de geluidsnormen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en partijen hebben het recht om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.