ECLI:NL:RBOBR:2023:3114

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
10430392_E20062023
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over herroeping van arbeidsovereenkomst en vorderingen tot loonbetaling

In deze zaak heeft de kantonrechter te 's-Hertogenbosch op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door [eiser] tegen NTT DATA BUSINESS SOLUTIONS B.V. en NTT DATA BUSINESS SOLUTIONS HOLDING B.V. [eiser] vorderde onder andere betaling van achterstallig salaris en wedertewerkstelling, stellende dat er nog een arbeidsovereenkomst tussen hem en NTT bestond. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2022 is ontbonden en dat er geen rechtsgeldige arbeidsovereenkomst meer bestaat. De vorderingen van [eiser] zijn afgewezen omdat deze geen grondslag meer hadden. Tevens is [eiser] veroordeeld in de proceskosten van NTT en NTT Holding, die zijn vastgesteld op € 7.986,00. De uitspraak is gedaan in het kader van een kort geding, waarbij de kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang was voor de vorderingen van [eiser]. De rechter heeft ook opgemerkt dat eerdere uitspraken in vergelijkbare procedures al onherroepelijk waren geworden, waardoor de grondslagen van de huidige vorderingen niet meer konden worden herzien.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer: 10430392 CV EXPL 23-1446
Vonnis in kort geding van 20 juni 2023
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
procederend in persoon,
t e g e n

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

NTT DATA BUSINESS SOLUTIONS B.V.,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

NTT DATA BUSINESS SOLUTIONS HOLDING B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: NTT (gedaagde sub 1) en NTT Holding (gedaagde sub 2),
gemachtigde: mr. A.J. Hendriks.
Inhoudsopgave
1. Het verloop van deze kort geding procedure
2. Inleiding en eerdere rechterlijke uitspraken
3. De vorderingen van [eiser]
4. Het daartegen door NTT en NTT Holding gevoerde verweer
5. De beoordeling van de vorderingen en het verweer
6. De beslissing in kort geding

1.Het verloop van deze kort geding procedure

1.1
De kantonrechter, in deze zaak optredend als voorzieningenrechter, heeft om te beginnen kennisgenomen van de concept dagvaarding in kort geding van [eiser] . Deze concept dagvaarding is op 27 maart 2023 ter griffie van de rechtbank ontvangen en bestaat uit 35 pagina’s. Achter de concept dagvaarding zijn zes producties gevoegd. Op 27 maart 2023 heeft [eiser] de hiervoor genoemde concept dagvaarding ook naar de gemachtigde van NTT en NTT Holding gemaild.
1.2
Vervolgens heeft er meerdere malen e-mailcontact plaatsgevonden tussen [eiser] en de griffie van de rechtbank, onder andere in verband met het bepalen van een datum voor de te houden mondelinge behandeling (hierna: de zitting). Bij brief van 2 mei 2023 heeft de griffier aan [eiser] meegedeeld dat de zitting zal worden gehouden op maandag 5 juni 2023 om 09.30 uur. In die brief van de griffier is verder vermeld dat [eiser] de dag en het tijdstip van de zitting zo snel mogelijk aan de wederpartij moet meedelen en dat de dagvaarding conform de wettelijke vereisten dient te worden betekend. Op vrijdag 26 mei 2023 heeft [eiser] een e-mail aan de griffie van de rechtbank gestuurd, waarin kort gezegd staat dat het hem vanwege verschillende redenen niet lukt om op vrijdag 26 mei 2023 de stukken te laten betekenen voor de zitting van 5 juni 2023, maar dat hij de stukken wel dinsdag 30 juni 2023 kan laten betekenen. [1] Daarbij heeft [eiser] opgemerkt dat hij zich ervan bewust is dat dit niet volgens de regels van het procesrecht is, maar dat hij ervan uitgaat dat als beide partijen daarmee akkoord zijn, dat het geen probleem is. In reactie op de hiervoor genoemde e-mail heeft de griffier op dinsdag 30 mei 2023 aan [eiser] per e-mail bericht dat als hij de dagvaarding op dinsdag 30 mei 2023 laat betekenen (dus op verkorte termijn) de geplande zitting op maandag 5 juni 2023 door kan gaan.
1.3
[eiser] heeft de dagvaarding in kort geding (bestaande uit 44 pagina’s met daarachter een aparte en uitgebreidere set producties) op dinsdag 30 mei 2023 laten betekenen. De dagvaarding is betekend aan het kantooradres van de gemachtigde van NTT en NTT Holding.
1.4
Op donderdag 1 juni 2023 heeft de gemachtigde van NTT en NTT Holding via
e-mail aan de griffie van rechtbank laten weten dat NTT en NTT Holding hebben besloten vrijwillig te verschijnen tijdens de zitting van 5 juni 2023. Daarbij heeft de gemachtigde van NTT en NTT Holding de kanttekening geplaatst dat de dagvaarding niet rechtsgeldig is betekend en dat er te weinig tijd is om alle stukken van [eiser] door te nemen.
1.5
Op vrijdag 2 juni 2023 heeft de kantonrechter kennis genomen van 12 producties die door NTT en NTT Holding zijn ingediend. Bij de begeleidende brief bij die producties heeft de gemachtigde vermeld dat hij namens NTT en NTT Holding ter zitting verweer zal voeren en waar nodig een toelichting op de producties zal geven.
1.6
Op maandag 5 juni 2023 heeft een zitting plaatsgevonden in deze kort geding procedure. [2] Bij die zitting waren aanwezig [eiser] en zijn levenspartner mevrouw [A] . NTT en NTT Holding werden tijdens de zitting vertegenwoordigd door mevrouw [B] (HR-manager), bijgestaan door mr. A.J. Hendriks als gemachtigde. Partijen hebben tijdens de zitting hun standpunten toegelicht, waarbij door mr. Hendriks gebruik is gemaakt van spreekaantekeningen. Verder hebben partijen vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de zitting is besproken. Aan het eind van de zitting is bepaald dat er uiterlijk 26 juni 2023 schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.

2.Inleiding en eerdere rechterlijke uitspraken

2.1
Op 1 november 2002 is [eiser] bij (de rechtsvoorganger van) NTT in dienst getreden in de functie Senior SAP ABAP developer. Hiertoe hebben partijen op 11 september 2002 een arbeidsovereenkomst gesloten en ondertekend. In 2004 zijn partijen een nieuwe (arbeids)overeenkomst overeengekomen en later is daar een addendum aan toegevoegd. Vanaf 1 januari 2004 heeft [eiser] aansluitend voor verschillende opdrachtgevers van NTT gewerkt, met name voor Audax. In het voorjaar van 2021 is een einde gekomen aan de opdracht van NTT met Audax. Daarna is tussen partijen discussie ontstaan, met name over de arbeidsvoorwaarden.
2.2
Voorafgaand aan deze kort geding procedure is tussen partijen een aantal gerechtelijke procedures gevoerd. Naar aanleiding daarvan zijn meerdere rechtelijke uitspraken gewezen. Vier van deze uitspraken zijn voor deze kort geding procedure van belang en worden hierna in chronologische volgorde
samengevatweergegeven. Voor de volledige tekst van die uitspraken en de integrale beslissing in die gerechtelijke procedures wordt verwezen naar de uitspraken zoals die door [eiser] als (ongenummerde) producties bij de kort geding dagvaarding van 30 mei 2023 zijn gevoegd. Ook wordt verwezen naar producties 1, 2 en 3 van NTT en NTT Holding zoals overgelegd op 2 juni 2023.
I.
Beschikking van 25 maart 2022 van de kantonrechter in Tilburg [3]
De kantonrechter te Tilburg heeft (op verzoek van NTT) de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst ontbonden op de g-grond (verstoorde arbeidsverhouding zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW) per 1 augustus 2022, onder toekenning van een transitievergoeding van € 80.172,22 bruto en een billijke vergoeding van € 36.500,00. Daarnaast heeft de kantonrechter een beslissing gegeven over een aantal nevenverzoeken, zoals een verklaring voor recht dat de arbeidsomvang van [eiser] 149,33 uur per maand is, dat NTT aan [eiser] een salaris van € 12.879,71 bruto per maand is verschuldigd vanaf 1 januari 2021 en dat NTT aan [eiser] € 75.998,27 aan achterstallig loon dient te voldoen.
II.
Beschikking van 10 november 2022 van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch [4]
Vervolgens heeft [eiser] hoger beroep aangetekend bij het Gerechtshof te
’s-Hertogenbosch. Nadat partijen hun verzoeken hebben gewijzigd/vermeerderd, heeft het Hof de beschikking van de kantonrechter van 25 maart 2022 onder meer bekrachtigd op het punt van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de arbeidsomvang. Het Hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en opnieuw recht gedaan ten aanzien van onder meer de transitievergoeding (€ 73.654,80 bruto), de billijke vergoeding (€ 50.000,00) en het bruto maandsalaris van [eiser] (€ 11.578,92).
III.
Vonnis in kort geding van 28 december 2022 van de kantonrechter in
’s-Hertogenbosch [5]
Daarna is [eiser] een kort geding procedure en een zogenoemde WWZ-procedure (zie IV.) gestart bij de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch. De WWZ-procedure heeft te gelden als een bodemprocedure. Beide procedures zijn gelijktijdig ter zitting behandeld en er is tegelijkertijd uitspraak gedaan.
Zijn hoofdvorderingen in kort geding (te weten betaling van salaris en wedertewerkstelling) heeft [eiser] gegrond op de stelling dat tussen partijen een
arbeidsovereenkomstbestaat en hij op basis daarvan recht heeft op betaling van salaris en wedertewerkstelling. De ‘arbeidsovereenkomst’ omschrijft [eiser] als de in 2002 tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst met de per 2004 gewijzigde salarisconstructie. Slechts de parallel door NTT gecreëerde arbeidsovereenkomst met [eiser] (ingangsdatum 1 mei 2021) is op 1 augustus 2022 geëindigd (beschikking kantonrechter 25 maart 2022), aldus [eiser] . NTT heeft hiertegen verweer gevoerd door aan te voeren dat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2022 is ontbonden. Van een parallelle overeenkomst (of enige andere overeenkomst waaruit aanspraken zouden voortvloeien) zoals [eiser] betoogt, is geen sprake, aldus NTT.
In rechtsoverweging 4.4 van het vonnis in kort geding heeft de kantonrechter overwogen:
“De kantonrechter volgt [eiser] niet in zijn standpunt dat er ná 1 augustus 2022 nog een arbeidsovereenkomst tussen hem en NTT bestaat, en dat daaruit over en weer rechten en plichten voortvloeien. Dat heeft tot gevolg dat de vorderingen van [eiser] wegens gebrek aan grondslag worden afgewezen. Dit wordt toegelicht als volgt.
Vast staat dat partijen (aan de zijde van werkgever: de rechtsvoorganger van NTT) met ingang van 1 november 2002 een arbeidsovereenkomst hebben gesloten.
De (oorspronkelijke) arbeidsovereenkomst uit 2002 is per 1 januari 2004vervangendoor een nieuwe arbeidsovereenkomst. In laatstgenoemde arbeidsovereenkomst (die is ondertekend door [eiser] en NTT) staat immers:
“1.1 Deze overeenkomst gaat in op 1 januari 2004, of zoveel eerder als een passende opdracht wordt gevonden, en komt in de plaats van de eerdere arbeidsovereenkomst met de werknemer, gedateerd 1 november 2002” en:
“14.1 Het voorgaande vormt de volledige weergave van alle tussen partijen gemaakte afspraken en komt in de plaats van alle voordien tussen werknemer en de (organen van) de Vennootschap en/of met haar gelieerde vennootschappen gemaakte afspraken en gedane toezeggingen. Wijziging of aanvulling van de inhoud van deze overeenkomst is slechts geldig indien schriftelijk vastgelegd in een gedateerd en door beide partijen ondertekend stuk.”
Ook al zou de datum van 1 januari 2004 berusten op een typefout waarbij bedoeld zou zijn 1 januari 2005 (zoals door NTT aangevoerd en door [eiser] betwist), dan maakt dit geen verschil voor de conclusie, te weten dat de arbeidsovereenkomst uit 2004 in de plaats is gekomen van de arbeidsovereenkomst uit 2002 en deze heeft vervangen. Uit voornoemde beschikking van 25 maart 2022 en uit de eigen stellingen van [eiser] (punt 1 concept-kort geding dagvaarding) volgt dat deze arbeidsovereenkomst van 2004 (in onderdeel 5.2 van de beschikking omschreven als “de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst”) per 1 augustus 2022 door de kantonrechter is ontbonden. Bij beschikking van 10 november 2022 is de beschikking op het punt van de ontbinding door het hof bekrachtigd. Uit de zinsnede ‘de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst’ maakt de kantonrechter op dat dit ten tijde van de ontbinding de enige tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst is. Dat - zoals [eiser] onder andere in punt 1 van de concept kort geding dagvaarding betoogt - alleen de arbeidsovereenkomst van 2004 is ontbonden en dat daarnaast nog sprake was van een andere (niet ontbonden) arbeidsovereenkomst tussen partijen, blijkt niet uit de twee voornoemde beschikkingen en evenmin uit hetgeen [eiser] in de concept kort geding- dagvaarding naar voren heeft gebracht.
Dit volgt ook uit de door partijen in de procedure bij de rechtbank en bij het hof betrokken stellingen en de overgelegde - door beide partijen ondertekende - arbeidsovereenkomsten met addendum uit 2004. In beide procedures zijn immers zowel [eiser] als NTT steeds uitgegaan van het bestaan van één enkele arbeidsovereenkomst en niet van meerdere of parallelle arbeidsovereenkomsten. Dat na 2004 op enig moment door NTT een - zoals [eiser] het noemt - parallelle overeenkomst is gecreëerd (in punt 34 van de concept kort geding-dagvaarding stelt [eiser] dat NTT een parallelle overeenkomst heeft gecreëerd sinds 1 mei 2021) en dat alleen die overeenkomst is ontbonden per 1 augustus 2022, is niet, dan wel in elk geval volstrekt onvoldoende, aannemelijk geworden. [eiser] heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat de arbeidsovereenkomst uit 2002 na ontbinding van “de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst” is herleefd of steeds is blijven bestaan maar hij heeft dit niet met concrete feiten of omstandigheden onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die erop wijzen dat de arbeidsovereenkomst van 2002 nog bestaat of heeft bestaan naast de (inmiddels reeds ontbonden) arbeidsovereenkomst uit 2004, en of dat er thans nog een andere (arbeids)overeenkomst tussen partijen geldt.
Gelet op de ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2022 bestaat er met ingang van die datum geen arbeidsovereenkomst meer tussen partijen. NTT is vanaf 1 augustus 2022 dan ook niet (meer) gehouden om aan [eiser] loon te betalen en/of hem in de gelegenheid te stellen werkzaamheden te verrichten.
De conclusie is dat alle vorderingen in kort geding zijn afgewezen, omdat de grondslag van die vorderingen ontbreekt.
IV.
Beschikking van 28 december 2022 van de kantonrechter in ‘s-Hertogenbosch [6]
De kantonrechter te ’s-Hertogenbosch heeft het hiervoor bij III. weergegeven oordeel ook geveld in de WWZ-procedure (bodemprocedure).
In de kern komt het betoog van [eiser] in deze procedure erop neer dat de arbeidsovereenkomst uit 2004 tussen hem en NTT weliswaar per 1 augustus 2022 is ontbonden door de kantonrechter Tilburg (beschikking 25 maart 2022), welke beslissing is bekrachtigd door het hof (beschikking 10 november 2022), maar dat dit geen afbreuk doet aan het bestaan van de arbeidsovereenkomst uit 2002 tussen hem en NTT. Het gaat [eiser] in deze bodemprocedure om nakoming of (toerekenbare) tekortkoming in de nakoming van bedoelde arbeidsovereenkomst of om onrechtmatig handelen ter zake van die arbeidsovereenkomst uit 2002. NTT betwist dat per 1 augustus 2022 sprake is van een nog geldige arbeidsovereenkomst uit 2002 of welke andere arbeidsovereenkomst dan ook tussen haar en [eiser] .
In rechtsoverweging 5.3 van de beschikking heeft de kantonrechter als volgt overwogen:
“Ten aanzien van de arbeidsovereenkomst uit 2002 neemt de kantonrechter als uitgangspunt en beschouwt zij als hier herhaald en ingelast datgene wat op dit punt is overwogen en beslist in onderdeel 4.4 van het kort geding-vonnis tussen partijen van vandaag. Kort samengevat komt dit erop neer dat de arbeidsovereenkomst uit 2002 is vervangen door de arbeidsovereenkomst uit 2004 en dat die arbeidsovereenkomst uit 2002 daarbij niet is blijven voortbestaan of is herleefd na ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2022. In beide procedures zijn zowel [eiser] als NTT uitgegaan van één tussen hen geldende arbeidsovereenkomst, te weten die uit 2004. [eiser] heeft in deze procedure nog nader aangevoerd dat zijn wisselende werknemersnummers, het voorkomen van dubbele jaaropgaven en de wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden erop duiden dat sprake is van het “doorlopen” van de arbeidsovereenkomst uit 2002. De kantonrechter deelt dit standpunt niet. Zowel de arbeidsovereenkomst uit 2002 als die uit 2004 zijn gesloten tussen [eiser] en (de rechtsvoorganger van) NTT. In de arbeidsovereenkomst van 2004 zijn partijen overeengekomen dat die overeenkomst in de plaats kwam van de arbeidsovereenkomst uit 2002. In de arbeidsovereenkomst uit 2004 hebben partijen nieuwe afspraken gemaakt over hun arbeidsverhouding. [eiser] heeft niet gesteld noch is zulks op andere wijze gebleken dat zij in die arbeidsovereenkomst van 2004 met addendum of op enig ander moment hebben afgesproken – en evenmin blijkt dit uit de feitelijke gang van zaken vanaf 2004 - dat de arbeidsovereenkomst uit 2002 naast, tijdens of na de arbeidsovereenkomst van 2004 zou blijven bestaan, zou herleven of anderszins van kracht zou zijn of blijven.”
De slotsom is dat de kantonrechter alle verzoeken van [eiser] heeft afgewezen en [eiser] heeft veroordeeld tot afgifte van een aantal spullen aan NTT, zoals een laptop en usb-stick.

3.De vorderingen van [eiser]

3.1
Hierna zijn de vorderingen van [eiser] , zoals opgenomen op pagina 35 van 44 van de op 30 mei 2023 betekende dagvaarding in kort geding,
samengevatweergegeven. [7]
3.2
[eiser] vordert, in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, NTT hoofdelijk te veroordelen:
tot betaling van achterstallig salaris over de maanden augustus 2022 tot april 2023, vermeerderd met de maximale wettelijke verhoging en de wettelijke rente, onder overlegging van deugdelijke bruto/netto specificaties, en op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat NTT hiermee in gebreke blijft;
tot betaling van het toekomstig salaris tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, onder verstrekking van deugdelijke bruto/netto specificaties, op basis van tenminste 149,33 uur per maand tegen een uurtarief van € 86,25 netto per uur, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, en rekening te houden met artikel 7:628 BW indien punt 3 van de vordering wordt afgewezen;
[eiser] in de gelegenheid te stellen zijn gebruikelijke en overeengekomen werkzaamheden te verrichten, op verbeurte van een dwangsom van € 1.500,00 per dag;
tot het verstrekken van deugdelijke salarisspecificaties vanaf 2022 tot heden, op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag;
tot betaling van de kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand, te vermeerderen met de wettelijke rente;
in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3
[eiser] heeft aan deze vorderingen – kort weergegeven – ten grondslag gelegd dat hij nakoming vordert van de tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst uit 2002 met gewijzigde salarisconstructie 2004. Slechts de onrechtmatig door NTT gecreëerde parallelle 0-uren (arbeids)overeenkomst met [eiser] (ingangsdatum 1 mei 2021) is met ingang van 1 augustus 2022 in een eerdere gerechtelijke procedure ontbonden. Op basis van de arbeidsovereenkomst uit 2002 met gewijzigde salarisconstructie uit 2004 heeft [eiser] recht op betaling van achterstallig salaris, toekomstig salaris, wedertewerkstelling en nevenvorderingen. [eiser] heeft de hiervoor genoemde vorderingen in deze kort geding procedure ingesteld vooruitlopend op een herroepingsprocedure (wegens misleiding en bedrog) dan wel een bodemprocedure. Hij heeft spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen omdat hij al acht maanden geen inkomsten meer heeft, terwijl hem niets te verwijten valt.
3.4
Meer specifiek heeft [eiser] op pagina 28 van de 44 van de dagvaarding van 30 mei 2023 de “
Juridische grondslagen van de vorderingen” als volgt omschreven:
“ [eiser] zal een procedure tot herroeping van het vonnis van 27 december 2022 [de kantonrechter begrijpt: de beschikking van 28 december 2022] via de Kantonrechter dan wel d.d. 10 november 2022 gaan starten via Hoger Beroep conform art. 382 RV (…)
dan wel om vernietiging van de ontbinding op grond van art. 1065 lid 1 Rv via een reguliere dagvaardingsprocedure bij de Kantonrechter, namelijk een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt wegens alle vervalsingen.”
3.5
Op de details, de grondslagen van de nevenvorderingen, en de overige standpunten van [eiser] wordt hierna bij de beoordeling, voor zover van belang en te begrijpen, ingegaan.

4.Het daartegen door NTT en NTT Holding gevoerde verweer

4.1
NTT en NTT Holding heeft tijdens de zitting verweer gevoerd en geconcludeerd dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel dat zijn vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de volledige proceskosten.
4.2
In de kern komt het verweer van NTT en NTT Holding erop neer dat het spoedeisend belang ontbreekt en dat [eiser] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een grond voor herroeping van (bovendien) meerdere in kracht van gewijsde gegane uitspraken is. Ook heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt dat een eventuele herroeping zou kunnen leiden tot het oordeel dat er nog een arbeidsovereenkomst tussen partijen zou bestaan. Daarnaast maken NTT en NTT Holding bezwaar tegen de verkorte dagvaardingstermijn en verzoeken zij alle door [eiser] (te laat) ingediende producties buiten beschouwing te laten.
4.3
De details van het verweer en de onderbouwing van de vordering tot vergoeding van de volledige proceskosten wordt hierna onder de beoordeling, voor zover aan de orde, besproken.

5.De beoordeling van de vorderingen en het verweer

Vooraf
5.1
De kantonrechter stelt voorop dat zij geconstateerd heeft dat [eiser] een omvangrijke dagvaarding in kort geding heeft uitgebracht die moeilijk te doorgronden is, zowel waar het gaat om de vorderingen die door [eiser] zijn ingesteld als de grondslagen waarop die berusten. Daarnaast vindt de kantonrechter dat er vraagtekens zijn te plaatsen bij het belang van een aantal van de door [eiser] ingestelde vorderingen, laat staan dat het spoedeisend belang duidelijk is. De kantonrechter stelt verder vast dat in het petitum van de dagvaarding zes vorderingen zijn opgenomen (zie pagina 35 van 44 van de dagvaarding van 30 mei 2023, zoals hiervoor samengevat is weergegeven bij 3.2) en dat er vervolgens op diverse plekken in het lichaam van de dagvaarding nog andere verzoeken aan de kantonrechter worden gedaan die ertoe zouden moeten strekken dat NTT en NTT Holding in deze procedure wordt veroordeeld. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
 “
“ [eiser] zou graag op grond van de wet de administratie en de jaarverslagen over deze jaren van 2004-2022 opvragen als direct belanghebbende” [8] ;
 “
[eiser] vraagt in deze procedure omdat elke vorm van inkomen hem geheel onrechtmatig is ontzegd een voorziening voor:(…) 4) Alle reeds betaalde bedragen vanaf 2020 netto te verrekenen waarbij de werkgeverslasten en de premie ZKV voor rekening van NTT komen, zoals genoegzaam wordt aangetoond in deze procedure” [9] ;
 “7)
“7) NTT te veroordelen op een kopie paspoort 2004 te verstrekken” [10] ;
 “10)
“10) NTT te veroordelen om de gehele administratie vanaf 2020 in te laten zien en van fiscale gelieerde bedrijven” [11] ;
 “11)
“11) NTT te veroordelen om de door hun bedrog gemaakte advocaatkosten van 26k aan [eiser] te vergoeden voor de eerste aanleg” [12] ;
 “14)
“14) Per direct aanpassing in het UWV van de werkelijke bedragen. NTT verdeelt namelijk de transitievergoeding en de billijke vergoeding over meerdere maanden” [13] ;
 “
“A De vraag is wat 2B Financed precies apart heeft gehouden na 20-09-2009:
1) Is dit alleen het “Audax gedeelte” vanaf februari 2007 conform een SLA?
2) Is dit het ‘Audax gedeelte’ vanaf februari 2007 en het gedeelte tussen 2004 en 2007?
3) Is dit alles IE vanaf 2002 tot 2007 en het “Audax gedeelte” vanaf februari 2007?
[eiser] vraagt om een verklaring van NTT in deze procedure [14] ;
“P. [eiser] verzoekt de Kantonrechter of zijn geboortedatum uit het Hoger Beroep op Rechtspraak.nl gehaald kan worden omdat iedereen van de Vereniging voor Nederlandse SAP-gebruikers (een kleine en gesloten club) weet dat dit [eiser] betreft, welke door NTT compleet verzonnen negatieve zaken en wel door de Rechtspraak aangenomen informatie, zijn inkomensvoorziening beperken, zowel op zeer laag uurloon, wat niet gebruikelijk is in deze branche.” [15]
5.2
Uit wat namens NTT en NTT Holding tijdens de zitting op 5 juni 2023 is verklaard, blijkt dat zij de dagvaarding van [eiser] zo heeft begrepen dat alleen de zes vorderingen die opgesomd staan in het petitum op pagina 35 van 44 van de dagvaarding ter beslissing aan de kantonrechter door [eiser] worden voorgelegd in deze kort geding procedure. Weliswaar hebben NTT en NTT Holding opgemerkt dat er her en der ook nog andere ‘vorderingen/verzoeken’ staan vermeld, maar mede omdat aan die vorderingen/verzoeken niets (specifieks) ten grondslag is gelegd, is zij daarop in haar verweer (dat is opgenomen in de spreekaantekeningen) niet ingegaan. Bovendien ontbreekt het spoedeisend belang van laatstgenoemde vorderingen/verzoeken, aldus NTT en NTT Holding.
Eerdere gerechtelijke procedures
5.3
Voordat de kantonrechter toekomt aan de vraag op welke punten (vorderingen/verzoeken) er in deze kort geding procedure beslist zal moeten worden, of [eiser] voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen en of alle door [eiser] op 30 mei 2023 ingezonden producties meegenomen dienen te worden, zal zij ingaan op de omvang van haar beoordelingsruimte in dit kort geding.
De kantonrechter stelt vast dat er voorafgaand aan onderhavige procedure meerdere gerechtelijke (bodem)procedures zijn geweest, die inmiddels een onherroepelijke uitspraak hebben opgeleverd. Uit de dagvaarding van 30 mei 2023, die onderhavig kort geding inleidt, valt op te maken dat aan de vorderingen/verzoeken van [eiser] de gedachte ten grondslag ligt dat de arbeidsovereenkomst die gesloten is in 2002 nog geldt tussen partijen en dat die overeenkomst (met een in 2004 gewijzigde salarisconstructie) een basis biedt voor loondoorbetaling en wedertewerkstelling. Over die grondslag is echter al geoordeeld bij de onherroepelijk geworden (bodem)beslissing van de kantonrechter van 28 december 2022 (beschikking in de WWZ-procedure). [16] Slechts als die onherroepelijk geworden beslissing zou worden
herroepen, zou een inhoudelijke beoordeling kunnen plaatsvinden van de grondslag waarop de nu gevraagde voorlopige voorzieningen berusten. [eiser] meent dat er reden is voor herroeping van de hiervoor genoemde beschikking, omdat deze beslissing mede zou zijn genomen op basis van misleiding en bedrog dan wel vervalste zaken en documenten (artikel 382 sub a en b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna: Rv).
Herroeping?
5.4
Artikelen 382 Rv tot en met 389 Rv gaan over de herroeping van vonnissen.
In artikel 382 Rv is bepaald dat een vonnis dat in kracht van gewijsde [17] is gegaan op vordering van een partij kan worden herroepen indien sprake is van één van de in dat artikel genoemde gronden. De gronden voor herroeping zijn dat:
het vonnis berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd,
het vonnis berust op stukken, waarvan de valsheid na het vonnis is erkend of bij gewijsde is vastgesteld, of
de partij na het vonnis stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.
Vervolgens is in artikel 383 lid 1 Rv bepaald dat het rechtsmiddel (tot herroeping) moet worden aangewend binnen drie maanden nadat de grond voor de herroeping is ontstaan en eiser daarmee bekend is geworden. De termijn vangt niet aan dan nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. De vordering tot herroeping dient te worden aangebracht voor de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld (artikel 384 lid 1 Rv).
5.5
In dit geval gaat het niet om herroeping van een vonnis, maar om herroeping van een beschikking (te weten de beschikking van 28 december 2022 van de kantonrechter te
’s-Hertogenbosch). In artikel 390 Rv is vermeld dat een beschikking op verzoek van de oorspronkelijke verzoeker of van een belanghebbende kan worden herroepen op de gronden genoemd in artikel 382 Rv, tenzij de aard van de beschikking zich daartegen verzet. In artikel 391 Rv is bepaald dat de artikelen 382 Rv tot en met 384 Rv en artikelen 386 Rv tot en met 389 Rv (dus de artikelen die zien op de herroeping van vonnissen) van overeenkomstige toepassing zijn verklaard.
5.6
Vast staat dat de beschikking van 28 december 2022 van de kantonrechter te
’s-Hertogenbosch op 28 maart 2022 in kracht van gewijsde is gegaan. Dit is dus gebeurd kort na het opstellen van de concept dagvaarding door [eiser] . De concept dagvaarding is immers op 27 maart 2023 ter griffie van de rechtbank ontvangen en op diezelfde dag heeft [eiser] de concept dagvaarding naar de gemachtigde van NTT en NTT Holding gemaild. Uit de inhoud van de concept dagvaarding blijkt dat [eiser] enige tijd voor het uitbrengen daarvan op de hoogte was van de feiten en omstandigheden die hij aan herroeping ten grondslag zou willen leggen. Het opstellen van een concept dagvaarding met een omvang als hier aan de orde is, vergt immers enige tijd.
Tijdens de op 5 juni 2023 gehouden zitting bij de kantonrechter heeft [eiser] , die samen met zijn levenspartner mevrouw [A] het woord heeft gevoerd, verklaard dat hij (nog) niet om herroeping heeft verzocht en dat zo’n verzoek op korte termijn ook niet te verwachten is, omdat [eiser] geen professionele rechtsbijstand kan krijgen. Deze mededeling rechtvaardigt de reële verwachting dat er niet binnen de in de wet gestelde termijn van drie maanden nadat de grond voor herroeping is ontstaan en eiser daarmee bekend is geworden, een herroepingsverzoek zal worden ingesteld.
Daarnaast heeft [eiser] verklaard dat er geen (gewone) rechtsmiddelen meer lopen tegen eerder gevoerde gerechtelijke procedures en in de concept dagvaarding heeft [eiser] melding gemaakt van feiten en omstandigheden die zijns inziens grond zijn voor herroeping.
Als [eiser] zou worden gevolgd in zijn stelling dat hij er niet in kan slagen een advocaat te vinden die namens hem een herroepingsverzoek indient of wil indienen, leidt dit niet tot een verschoonbare termijnoverschrijding. Voor herroeping van een beschikking die is gegeven door de kanontrechter is namelijk niet wettelijk voorgeschreven dat dit dient te gebeuren door een advocaat.
5.7
Het voorgaande leidt dus, wat er verder ook zij van de door NTT en NTT Holding opgeworpen (formele en inhoudelijke) bezwaren, tot de slotsom dat niet aannemelijk is dat er herroeping van de kantonrechtersbeschikking van 28 december 2022 zal plaatsvinden omdat niet te verwachten is dat een verzoek hiertoe binnen de in de wet gestelde termijn zal zijn ingediend en een nadien ingediend verzoek zal leiden tot niet ontvankelijkheid.
Buiten een verzoek om herziening zijn er geen rechtsmiddelen voor handen om een onherroepelijke beslissing van tafel te krijgen.
5.8
Gelet op dit alles, is geen van de door [eiser] in het petitum van de kort geding dagvaarding van 30 mei 2023 opgenomen vorderingen toewijsbaar omdat die allemaal gegrond zijn op de stelling dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen uit 2002 met gewijzigde salarisconstructie uit 2004 nog bestaat. Alle overige verzoeken die her en der in de dagvaarding zijn vermeld, zijn evenmin toewijsbaar omdat deze hetzij ook zijn terug te voeren op de hiervoor genoemde grondslag dan wel de grondslag waarop deze verzoeken berusten niet in de dagvaarding is vermeld of ondoorgrondelijk is gebleven.
Arbitrage?
5.9
Voor zover er door [eiser] een voorziening wordt gevraagd vooruitlopend op de vernietiging van een arbitrair vonnis zoals bedoeld in artikel 1065 Rv, zijn de vorderingen evenmin toewijsbaar omdat er in het verleden geen arbitraal vonnis is gewezen.
Conclusie
5.1
Gelet op het voorgaande is met de op dit moment beschikbare gegevens en gelet op de huidige stand van zaken voldoende aannemelijk dat de vorderingen van [eiser] in een bodemprocedure zullen worden afgewezen omdat daarop al bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak is beslist dan wel wegens gebrek aan een deugdelijke grondslag. Omdat de hoofdvorderingen (betaling van loon en wedertewerkstelling) worden afgewezen, worden ook de daarmee samenhangende nevenvorderingen (zoals wettelijke verhoging, dwangsommen en betaling van de kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand) afgewezen.
Proceskosten
5.11
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. NTT en NTT Holding hebben verzocht om af te wijken van het gebruikelijke forfaitaire tarief als grondslag voor bepaling van de proceskosten en [eiser] te veroordelen in de volledige (daadwerkelijke) door hen gemaakte proceskosten (advocaatkosten). NTT en NTT Holding stellen in dit kader samengevat dat [eiser] hen al lange tijd op kosten jaagt door procedures te starten die geen kans van slagen hebben. Verder hebben zij aangevoerd dat door herhaling van (procedurele) zetten, onnodige valse en/of ongegronde beschuldigingen, vele tegenstrijdigheden en een wirwar van zaken in deze procedure de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf: misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen wordt gehaald. Een vergoeding van de daadwerkelijke proceskosten is daarom aan de orde. [18]
5.12
De kantonrechter overweegt dat voor vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten volgens vaste jurisprudentie alleen plaats is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van een vordering, het doen van een verzoek of het voeren van verweer - gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in samenhang gezien met de betrokken belangen van de wederpartij - achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als een partij haar vordering c.q. verzoek of verweer baseert op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het voeren van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM (volgens Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828 en Hoge Raad 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360).
5.13
Zoals uit rechtsoverweging 2.2 blijkt, heeft [eiser] al meerdere gerechtelijke procedures tegen NTT (en NTT Holding) gevoerd. Deze procedures gaan in de kern steeds over hetzelfde onderwerp: het einde van de arbeidsovereenkomst van [eiser] met nevenvorderingen. In alle door partijen gevoerde procedures, ook in de door [eiser] geïnitieerde procedures, is geoordeeld respectievelijk vastgesteld dat de
enigetussen partijen geldende arbeidsovereenkomst met ingang van 1 augustus 2022 is ontbonden, en dus is geëindigd. Desondanks is [eiser] deze kort geding procedure gestart op grotendeels dezelfde gronden als eerder zijn aangevoerd in onder andere de WWZ-procedure, waarvan op 28 december 2022 uitspraak is gedaan door de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch. Duidelijk is dat vrijwel alles wat in deze kort geding procedure door [eiser] is aangevoerd tussen partijen al onderwerp van (uitvoerig) debat is geweest en bovendien onderwerp van rechterlijke beslissingen is geweest die inmiddels onherroepelijk zijn geworden. Voor zover er sprake is van een omstandigheid die nog niet eerder aan orde is geweest, is deze omstandigheid (voor zover al begrijpelijk) volstrekt onvoldoende onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt dan wel is onvoldoende toegelicht wat de relevantie daarvan is voor een voorgenomen beroep tot herroeping. Gelet op dit alles is een veroordeling in de werkelijke proceskosten toewijsbaar.
5.14
NTT en NTT Holding hebben deze kosten begroot op een totaalbedrag van € 7.986,00 inclusief btw (zie punt 46 van de spreekaantekeningen van mr. Hendriks). Voor een nadere onderbouwing van de vordering wordt verwezen naar productie 12 van de door NTT en NTT Holding voorafgaand aan de zitting overgelegde producties.
5.15
Omdat [eiser] geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van het door NTT en NTT Holding gevorderde bedrag en dit bedrag de kantonrechter ook niet onredelijk voorkomt, zal het gevorderde bedrag van € 7.986,00 (inclusief btw) worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
Tot slot
5.16
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht, hoeft niet meer nader te worden besproken, omdat dit in het licht van al wat in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.

6.De beslissing in kort geding

De kantonrechter, rechtdoende als voorzieningenrechter:
6.1
wijst de vorderingen van [eiser] af;
6.2
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, aan de kant van NTT en NTT Holding tot vandaag vastgesteld op € 7.986,00 aan advocaatkosten en veroordeelt [eiser] deze kosten te betalen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3
verklaart de hiervoor bij 6.2 weergegeven proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden, kantonrechter, en is op 20 juni 2023 in het openbaar uitgesproken.

Voetnoten

1.Maandag 29 juni 2023 was Tweede Pinkersdag.
2.Rechtbank Oost-Brabant, zaaknummer: 10430392 CV EXPL 23-1446.
3.Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zaaknummer: 9598858 AZ VERZ 21-102.
4.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, zaaknummer: 200.312.357/01.
5.Rechtbank Oost-Brabant, zaaknummer: 10116376 CV EXPL 22-4286.
6.Rechtbank Oost-Brabant, zaaknummer: 10124484 EJ VERZ 22-451.
7.Op pagina 34 helemaal onderaan van de dagvaarding van 30 mei 2023 staat: “
8.Pagina 9 van 44 van de dagvaarding.
9.Pagina 14 van 44 van de dagvaarding.
10.Pagina 14 van 44 van de dagvaarding.
11.Pagina 15 van 44 van de dagvaarding.
12.Pagina 15 van 44 van de dagvaarding.
13.Pagina 15 van 44 van de dagvaarding.
14.Pagina 24 van 44 van de dagvaarding.
15.Pagina 32 van 44 van de dagvaarding.
16.Rechtbank Oost-Brabant, zaaknummer: 10124484 EJ VERZ 22-451.
17.In kracht van gewijsde gegaan betekent kort gezegd dat er geen rechtsmiddel meer tegen de betreffende rechterlijke uitspraak open staat, zoals het instellen van hoger beroep.
18.Hoge Raad 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360.