ECLI:NL:RBOBR:2023:3013

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
22/942
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering door UWV en beoordeling arbeidsvermogen

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 22 juni 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een Wajong-uitkering beoordeeld. Het UWV had de aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat eiseres arbeidsvermogen heeft. De rechtbank oordeelt dat het UWV voldoende heeft aangetoond dat eiseres in staat is om een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie, dat zij beschikt over basale werknemersvaardigheden, en dat zij gedurende ten minste een uur aaneengesloten kan werken en ten minste vier uur per dag belastbaar is.

De rechtbank heeft de procedure gevolgd waarin eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van het UWV, aanwezig waren. Eiseres voerde aan dat haar fysieke en psychische beperkingen haar belemmeren in het uitvoeren van werk, en dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met haar situatie. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank concludeert dat eiseres op haar achttiende verjaardag beschikte over arbeidsvermogen, waardoor zij niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie en de rol van medische rapportages in dit proces.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/942

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.C.A. Elias-Boots),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: B.H.C. de Bruijn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Het UWV heeft deze met het besluit van 26 juli 2021 afgewezen, omdat eiseres arbeidsvermogen zou hebben.
1.2.
Met het bestreden besluit van 24 maart 2022 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing gebleven.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.
1.6.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, waarna partijen nadere stukken hebben ingediend.
1.7.
Aan partijen is medegedeeld dat de rechtbank het niet nodig vindt om een nadere zitting te houden. Partijen hebben er vervolgens mee ingestemd dat een nadere zitting achterwege blijft.
1.8.
De rechtbank heeft het onderzoek op 16 maart 2023 gesloten en partijen daarover met een brief van diezelfde datum op de hoogte gesteld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een Wajong-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunten van partijen
3. Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiseres vanaf 3 mei 2021 (de dag waarop zij achttien jaar oud is geworden) geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Zij heeft namelijk mogelijkheden om te werken. Eiseres kan volgens het UWV vier uur per dag werken, zij kan minimaal een uur aaneengesloten werken, zij kan een taak uitvoeren en zij heeft werknemersvaardigheden. Eiseres voldoet dus niet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. Het UWV baseert dit standpunt op rapportages van de verzekeringsarts Bezwaar en Beroep (B&B) en de arbeidsdeskundige B&B.
3.1.
Eiseres is het daar niet mee eens. Eiseres voert aan dat zij vanwege haar fysieke en psychische beperkingen niet in staat is om vier uur per dag en één uur aaneengesloten een taak uit te voeren. Zij is vanwege haar lichamelijke klachten energetisch beperkt en heeft bij de dagelijkse werkzaamheden veel recuperatietijd nodig. Haar belastbaarheid is wisselend. Zij vindt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met de wisselwerking van haar mentale en fysieke beperkingen. Verder betoogt eiseres dat het onderzoek door de verzekeringsarts niet zorgvuldig is uitgevoerd doordat er geen nadere informatie is opgevraagd bij derden. Eiseres stelt ook dat de geselecteerde taak ‘scannen’ niet geschikt is en dat zij onvoldoende basale werknemersvaardigheden heeft. Het UWV heeft bij de beoordeling daarvan volgens eiseres te weinig rekening gehouden met haar fysiek en mentale belastbaarheid en begaafdheid. Eiseres onderbouwt haar standpunt met een brief van 31 mei 2022 van haar huisarts C.J. Westphal en een intelligentietest voor onderwijsniveau van 8 december 2015. Ten slotte verzoekt zij de rechtbank een deskundige te benoemen, omdat het onderzoek van het UWV onzorgvuldig is geweest en het besluit onvoldoende is gemotiveerd. Daarnaast heeft eiseres binnen haar mogelijkheden medische stukken verstrekt, maar van haar kan niet worden verwacht dat zij medische stukken overlegt waarin ook de vertaalslag wordt gemaakt naar beperkingen.
De redenen voor de beslissing van de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt hierna of de besluitvorming van het UWV zorgvuldig heeft plaatsgevonden, of partijen in voldoende mate de gelegenheid hebben gehad om bewijsmateriaal aan te dragen en of het bestreden besluit inhoudelijk juist is.
De zorgvuldigheid van de besluitvorming
4.1.
De vereisten waaraan de besluitvorming van het UWV moet voldoen, vloeien voort uit de Algemene wet bestuursrecht en het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Sb). Rapporten van verzekeringsartsen moeten blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en moeten deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent zijn. Als een rapport van een verzekeringsarts niet voldoet aan de kwaliteitseisen van artikel 4 van het SB, dan kan het bestreden besluit alleen al om die reden geen stand houden.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig is geweest. Dat oordeel baseert de rechtbank op de onderzoeksactiviteiten van de (verzekerings)artsen. De arts heeft het dossier bestudeerd en hij heeft eiseres op het spreekuur van 30 juni 2021 zowel lichamelijk als psychisch onderzocht en met haar gesproken over onder andere haar medische klachten en behandelingen en haar daginvulling. Ook heeft de arts de beschikbare medische informatie in de beoordeling betrokken. Zijn rapportage is getoetst en akkoord bevonden voor een verzekeringsarts. De verzekeringsarts B&B heeft het dossier ook bestudeerd en zij was aanwezig tijdens de hoorzitting van 8 februari 2022. Aansluitend op de hoorzitting heeft zij eiseres zowel lichamelijk als psychisch onderzocht. De verzekeringsarts B&B heeft de beschikbare medische informatie en haar eigen bevindingen zichtbaar in haar overwegingen betrokken. De rechtbank heeft geen tegenstrijdigheden aangetroffen in de rapportages van de verzekeringsartsen. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat hun conclusies logisch voortvloeien uit hun bevindingen.
4.3.
De rechtbank heeft geen reden om te oordelen dat de verzekeringsarts B&B aanvullend onderzoek had moeten doen of aanvullende medische informatie had moeten opvragen. Volgens vaste rechtspraak [1] mag een verzekeringsarts in beginsel varen op zijn eigen oordeel. Raadpleging van de behandelend sector is aangewezen in die gevallen waarin al een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet, die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid. Een andere reden om de behandelend sector te raadplegen is aanwezig als een betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen. De enkele mededeling van de huisarts dat het haar niet reëel lijkt dat eiseres ooit een echte baan zal kunnen volhouden vanwege haar fors beperkte lichamelijke belastbaarheid in combinatie met de verminderde begaafdheid, beschouwt de rechtbank niet als een beredeneerd afwijkend standpunt dat de verzekeringsarts B&B aanleiding had moeten geven de huisarts te raadplegen. Hieruit blijkt namelijk niet dat de huisarts een ander standpunt heeft over het medisch beeld dan de verzekeringsarts B&B heeft. Bovendien gaat het bij de beoordeling van arbeidsvermogen niet over de vraag of iemand een – zoals de huisarts het noemt – echte baan kan volhouden. Daarom hecht de rechtbank niet die waarde aan de mededeling van de huisarts die eiseres daaraan toekent. Ten slotte merkt de rechtbank nog op dat de verzekeringsarts B&B wel heeft overwogen informatie bij de huisarts op te vragen. Zij heeft dat niet gedaan, omdat de visie van de huisarts al uit de brief van 23 februari 2021 blijkt en de klachten die de huisarts beschrijft bekend zijn. De rechtbank kan dat volgen.
Evenwicht in de mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen
4.4.
Alleen als er evenwicht bestaat tussen partijen in de mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen, is de bestuursrechter in staat een onafhankelijk en onpartijdig oordeel te geven. In zaken waarbij verzekeringsartsen van het UWV betrokken zijn, betekent dit dat de rechter de vraag moet beantwoorden of de betrokkene voldoende ruimte heeft gehad om de medische bevindingen van de verzekeringsartsen te betwisten, bijvoorbeeld door zelf medische stukken in te dienen.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is geweest. Het enkele feit dat eiseres niet beschikt over financiële middelen om een deskundige in te schakelen die verzekeringsarts is, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een ongelijke procespositie. Het is immers niet noodzakelijk om tegenover de rapportage van de verzekeringsarts van het UWV een rapportage te stellen van een medisch adviseur of een verzekeringsarts. Eiseres kan ook op andere wijze twijfel zaaien over de beoordeling door de verzekeringsarts van het UWV, bijvoorbeeld met medische informatie van haar behandelaars. Van die mogelijkheid heeft eiseres ook gebruik gemaakt door informatie van haar huisarts in te dienen. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat er sprake is geweest van bewijsnood. De procespositie van eiseres geeft de rechtbank dan ook geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
De inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit
4.6.
De rechtbank beoordeelt of eiseres met wat zij heeft aangevoerd, twijfel heeft doen ontstaan aan de juistheid van de besluitvorming door het UWV. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen in hun rapporten inzichtelijk hebben gemotiveerd dat eiseres in staat moet worden geacht ten minste één uur per dag aaneengesloten en ten minste vier uur per dag belastbaar te zijn. Zowel vanuit het fysieke klachtenbeeld als vanuit het psychische klachtenbeeld kan volgens de verzekeringsarts B&B niet inzichtelijk beargumenteerd worden dat bij eiseres vaker dan één keer per uur een substantiële onderbreking van de taakuitvoering noodzakelijk is om haar bij te sturen of om haar tot continuïteit van handelen te laten komen. De verzekeringsarts merkt op dat weliswaar sprake is van een verhoogde recuperatiebehoefte, maar dat er geen medische reden is om aan te nemen dat eiseres geen vier uur per dag kan werken. Daarnaast heeft eiseres volgens de verzekeringsarts B&B tijdens het spreekuur en de hoorzitting laten zien dat zij gedurende meer dan een uur haar aandacht goed bij een gesprek kan houden.
4.8.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan het standpunt van de verzekeringsartsen dat eiseres ten minste vier uur per dag belastbaar is en ten minste één uur aaneengesloten kan werken. In beroep heeft eiseres geen medische informatie ingediend waaruit volgt dat zij zodanige beperkingen heeft dat zij niet vier uur per dag belastbaar is en eiseres heeft ook geen medische onderbouwing gegeven voor haar standpunt dat zij niet ten minste één uur aaneengesloten kan werken. De brief van haar huisarts bevat geen nieuwe medische informatie en daaruit valt ook niet af te leiden dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen. Het door de huisarts benoemde hypermobiliteitsyndroom, de verminderde begaafdheid en diabetes mellitus bij obesitas was al bekend bij de verzekeringsarts B&B en dit is ook meegenomen in de medische beoordeling. Met de paniekaanvallen heeft de verzekeringsarts B&B ook rekening gehouden. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de verzekeringsartsen, anders dan eiseres stelt, bij het beoordelen van haar mogelijkheden hebben gekeken naar het geheel van haar klachten. Dat eiseres zelf vindt dat haar klachten zijn onderschat, doet de rechtbank niet twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts B&B. De inhoudelijke beoordeling geeft dus ook geen redenen om een deskundige te benoemen.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige B&B goed heeft gemotiveerd dat de geselecteerde taak ‘scannen’ geschikt is voor eiseres. Bij het uitkiezen van die taak heeft de arbeidsdeskundige B&B rekening gehouden met de medische beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft aangenomen. De arbeidsdeskundige B&B merkt op dat het een taak betreft die overwegend zittend wordt uitgevoerd. Het betreft een functie met fysiek lichte belasting. Er wordt weinig gelopen en gestaan, hurken komt sporadisch voor en er worden geen zware lasten gehanteerd (zoals optillen, dragen, duwen en trekken). Ook heeft de arbeidsdeskundige B&B rekening gehouden met het feit dat eiseres moeite heeft met het vasthouden van de aandacht en zij snel is afgeleid door omgevingsprikkels. Blootstelling aan geluid en visuele prikkels is te compenseren door het dragen van gehoorbescherming met noice cancelling-functie en door plaatsing van een (akoestisch) kantoorscherm. Ook heeft de arbeidsdeskundige B&B rekening gehouden met het feit dat eiseres moeite heeft om structuur aan te brengen in haar handelen en zij soms aansturing nodig zal hebben. De taak ‘scannen’ kent namelijk veel structuur en overzicht. Er komen slechts een aantal verrichtingen voor die aan elkaar gerelateerd zijn en in een logische, zichzelf opdringende volgorde op steeds dezelfde wijze worden uitgevoerd. Nadat de taak is aangeleerd is de noodzaak voor aansturing gering en aansturing kan worden geboden door een persoonlijke begeleider te aan te stellen. Tot slot heeft de arbeidsdeskundige ook rekening gehouden met het feit dat eiseres niet flexibel kan inspelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en/of taakinhoud. Het betreft routinematige werk met steeds repeterende handelingen. Plotselinge taakwisseling op onvoorspelbare momenten door een externe factor is niet aan de orde.
4.10.
Dat wat eiseres over deze taak heeft aangevoerd, leidt bij de rechtbank niet tot twijfel over de geschiktheid van de taak. De rechtbank deelt het standpunt van eiseres dat het een taak is die in de kern zeer meervoudig en complex is namelijk niet. De arbeidsdeskundige B&B heeft overtuigend uitgelegd dat de taak niet moeilijk is en de rechtbank volgt die uitleg. De rechtbank vindt het begrijpelijk dat de arbeidsdeskundige B&B bij de beoordeling van de geschiktheid van de taak heeft betrokken dat eiseres Praktijkonderwijs heeft genoten. Die beoordeling is verder op haar specifieke situatie toegespitst en er is geen sprake van categoriseren. Op basis van het totale beeld van eiseres is beoordeeld of de taak geschikt is. De rechtbank ziet ook niet in dat de mentale belastbaarheid van eiseres in deze taak wordt overschreden. Dat geldt ook voor de fysieke belastbaarheid. Over het gebruik van hand en arm heeft de arbeidsdeskundige overlegd met de verzekeringsarts en hij acht lichte fysieke handenarbeid mogelijk. Uit de taakbeschrijving ‘scannen’ volgt niet dat er sprake is van handenarbeid die verder gaat dan lichte fysieke handenarbeid. Bovendien heeft de arbeidsdeskundige B&B erop gewezen dat er weliswaar een beperking is voor ‘optillen’, maar dat eiseres de stapels papier die zij moet tillen of verwerken, kan afstemmen op haar handkracht. Zij kan ook gebruik maken van hulpmiddelen, zoals een ontnieter. Verder heeft de arbeidsdeskundige B&B terecht opgemerkt dat zittende taakuitvoering langdurend mogelijk is en dat de aard van het werk af en toe vertreden toestaat, zodat de beperkingen van eiseres in lopen en het handhaven van een staande houding het uitvoeren van de taak niet in de weg staan.
4.11.
Ten slotte twijfelt de rechtbank niet aan het standpunt van de arbeidsdeskundige B&B dat eiseres over basale werknemersvaardigheden beschikt. Hij heeft dat voldoende gemotiveerd en daarbij ook het medisch oordeel over basale werknemersvaardigheden betrokken. Eiseres heeft haar standpunt dat zij niet beschikt over basale werknemersvaardigheden daarentegen echter niet onderbouwd.
4.12.
Uit het voorgaande blijkt dat eiseres op haar achttiende verjaardag beschikte over arbeidsvermogen. Dit betekent dat eiseres voor de Wajong niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt. De vraag naar de duurzaamheid hoeft daarom niet te worden beantwoord.

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, dat eiseres beschikt over basale werknemersvaardigheden, dat eiseres aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur en dat zij ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het UWV heeft de aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering daarom terecht afgewezen.
5.1.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding. Het UWV hoeft het griffierecht ook niet aan eiseres te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Vodegel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2023.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Artikel 1a:1 Jonggehandicapte
1. Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. (…)
(…)
(…)
Onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot een periodieke herbeoordeling om vast te stellen of betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
De beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
(…)
(…)
(…)
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
Artikel 1a Geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie
1. Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
2. Een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen.
3. (…)

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2472