ECLI:NL:RBOBR:2023:3000

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
10195240
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ontruimingsvonnis en de aanvang van de verzettermijn na bekendheid via WhatsApp

In deze zaak heeft de kantonrechter te Eindhoven op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser in verzet, oorspronkelijk gedaagde, heeft verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 15 september 2022, waarin de huurovereenkomst met de gedaagde in verzet, oorspronkelijk eiser, werd ontbonden. De gedaagde in verzet had de huurder, eiser in verzet, via WhatsApp op de hoogte gesteld van het verstekvonnis, wat leidde tot de vraag of de verzettermijn tijdig was aangevangen. De kantonrechter oordeelde dat de verzettermijn begon te lopen op het moment dat de eiser in verzet op 26 september 2022 een advocaat raadpleegde, na eerder op 18 september 2022 op de hoogte te zijn gesteld van het vonnis. Aangezien de verzetdagvaarding op 10 november 2022 werd ingediend, was deze te laat. De kantonrechter verklaarde de eiser in verzet niet-ontvankelijk in zijn verzet en veroordeelde hem in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 10195240 CV / EXPL 22-6678
Vonnis van 22 juni 2023
in de zaak van:
[eiser in verzet] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser in verzet, oorspronkelijk gedaagde,
gemachtigde: mr. I.P.M.J. Nelemans,
tegen:
[gedaagde in verzet] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in verzet, oorspronkelijk eiser,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna genoemd " [eiser in verzet] " en " [gedaagde in verzet] ".

1.Het verloop van het geding

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het verstekvonnis van de kantonrechter te Eindhoven met zaaknummer 10041859 en rolnummer 22-4842 van 15 september 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • de verzetdagvaarding uitgebracht op 10 november 2022;
  • het vonnis van 8 december 2022 waarin is bepaald dat een zitting (‘mondelinge behandeling’) zal worden gehouden;
  • de door [gedaagde in verzet] ingediende producties 1 tot en met 10, ingekomen ter griffie op 8 mei 2023.
1.2.
Op 24 mei 2023 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens die behandeling is besproken. Ter zitting heeft [gedaagde in verzet] spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter gezegd dat het vonnis vandaag zal worden gewezen.

2.Het geschil

2.1.
Bij inleidende dagvaarding heeft [gedaagde in verzet] , als oorspronkelijk eiser , gevorderd dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden en [eiser in verzet] wordt veroordeeld:
I. om het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis met al de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van eiser te stellen;
II. om aan hem te voldoen een bedrag van € 581,60, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf heden tot de dag der algehele voldoening.
III. om aan hem te voldoen de maandelijkse huur van € 460,00 vanaf 1 september 2022 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
IV. om aan eiser te voldoen een gebruiksvergoeding gelijk aan de maandelijkse huur van € 460,00 vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst tot de dag der ontruiming;
V. in de kosten van deze procedure met bepaling dat [eiser in verzet] over het bedrag van deze proceskosten de wettelijke rente verschuldigd zal zijn vanaf 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis.
2.2.
[gedaagde in verzet] heeft aan die vordering, kort weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd. [eiser in verzet] huurt vanaf november 2014 de onzelfstandige woonruimte (een kamer) aan de [adres] te [plaats] (het gehuurde). Sinds 1 juli 2021 huurt hij dit van [gedaagde in verzet] . De huurprijs bedraagt thans € 460,00 per maand. Op de etage waar [eiser in verzet] zijn kamer heeft bevinden zich nog twee andere kamers die aan derden zijn verhuurd. De huurders hebben allen het gemeenschappelijk gebruik van sanitair, douche en keuken, alsmede van een wasmachine en een wasdroger, alles gelegen op genoemde eerste etage.
[eiser in verzet] gedraagt zich niet als een goed huurder door de huur stelselmatig te laat betalen en de huurverhoging van € 25,00 niet te voldoen. Daarnaast veroorzaakt hij overlast voor de overige bewoners van het pand. Hij weigert de keuken en douche schoon te maken en staat niet toe dat er rookmelders worden aangebracht. Hierdoor is sprake van een enorm smerige keuken, vuilniszakken met rottend afval op de centrale overloop en hangt er een weeïge geur wanneer de kamerdeur van [eiser in verzet] opengaat terwijl er insecten naar buiten vliegen. Voorts heeft [eiser in verzet] diverse malen, soms uren lang en midden in de nacht, het fornuis aan laten staan. Om die reden heeft [gedaagde in verzet] op 8 april 2022 door middel van een aangetekende brief de huurovereenkomst opgezegd per 15 juli 2022 met inachtneming van de in de huurovereenkomst genoemde opzegtermijn van drie maanden.
2.3.
Bij het verstekvonnis is de vordering van [gedaagde in verzet] , behoudens het gevorderde bedrag van € 531,60 aan schadevergoeding, toegewezen en is [eiser in verzet] veroordeeld in de kosten van de procedure.
2.4.
[eiser in verzet] komt in verzet tegen het verstekvonnis. Hij vordert dat het vonnis van 15 september 2022 wordt vernietigd en de vorderingen van [gedaagde in verzet] , bij dagvaarding van 4 augustus 2022, worden afgewezen.
2.5.
[eiser in verzet] legt aan zijn verweer, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
Hij betwist de huur stelselmatig te laat te betalen en overlast te veroorzaken aan medebewoners. Hij is nooit aangesproken op zijn vermeende gedrag, niet door medebewoners, noch door [gedaagde in verzet] . [gedaagde in verzet] heeft bij de inleidende dagvaarding als productie 5 een klacht overgelegd van medebewoner [A] , die momenteel niet meer in het pand woont. [eiser in verzet] had een goede band met hem en ook hij heeft [eiser in verzet] nooit aangesproken op zijn gedrag. [eiser in verzet] ontkent dat hij het gehuurde niet goed schoonmaakt. Hij gedraagt zich als goed huurder. Er is geen sprake van stelselmatige en aanhoudende overlast. Voorts ontkent hij zijn medewerking te weigeren voor het aanbrengen van rookmelders in het gehuurde.
Uit het door [gedaagde in verzet] overgelegde overzicht van de huurbetalingen (productie 9 bij de inleidende dagvaarding) blijkt dat [eiser in verzet] niet stelselmatig te laat betaalt maar dat hij sinds december 2021 de huur op tijd betaalt. Voor zover er wel sprake zou zijn van stelselmatig te laat betalen dan is deze tekortkoming van onvoldoende gewicht om de huurovereenkomst te ontbinden. Daarnaast heeft [gedaagde in verzet] [eiser in verzet] in verband met de vermeende te late huurbetalingen niet eerder schriftelijk aangemaand en daarbij gewezen op de consequenties die dit zou kunnen hebben voor de huurovereenkomst.

3.De beoordeling

3.1.
De eerste vraag die voorligt is of [eiser in verzet] tijdig verzet heeft ingesteld.
3.2.
Op grond van artikel 143 Rv vangt de verzettermijn van vier weken aan (1) met de betekening van het verstekvonnis aan gedaagde in persoon of (2) met een door de veroordeelde persoon gepleegde daad van bekendheid met het verstekvonnis of met de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis.
3.3.
Vast staat dat het verstekvonnis op 24 oktober 2022 niet aan [eiser in verzet] in persoon is betekend, maar is achtergelaten in een gesloten envelop. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde in verzet] verklaard dat het verstekvonnis nog niet ten uitvoer is gelegd.
3.4.
De volgende vraag is of de verzettermijn is gaan lopen na het plegen van een daad van bekendheid met het verstekvonnis door [eiser in verzet] . Onder het plegen van een daad van bekendheid moet worden verstaan iedere gedraging van de veroordeelde waarin diens bekendheid met het vonnis besloten ligt, waaronder begrepen de kennisneming zelf. Op grond van de rechtspraak van de Hoge Raad moet de veroordeelde zelf een handeling hebben verricht waaruit ondubbelzinnig valt op te maken dat hij over voldoende gegevens met betrekking tot (de inhoud van) zijn veroordeling beschikt om zich daartegen tijdig en adequaat te kunnen verzetten (vgl. HR 9 oktober 2009, ECLI:NL:PHR:2009:BJ0652). Voldoende is dat de gedaagde bekend is met de eiser(s), de vordering, de veroordeling jegens wie en het gerecht waardoor hij is veroordeeld (vgl. HR 9 januari 1987, ECLI:NL:HR:1987:AG5501), kortom met de
hoofdinhoudvan het vonnis (vgl. HR 12 februari 1997, ECLI:NL:HR:1997:AC2381). Van de veroordeelde die bekend raakt met de inhoud van een tegen hem gewezen verstekvonnis mag verwacht worden dat hij het vonnis zelf ook tracht te verkrijgen om te controleren of hij wel met alle essentiële onderdelen van de veroordeling op de hoogte is. Daarom moet, als hij dat nalaat, voor zijn risico blijven dat hij niet bekend is met onderdelen van de veroordeling. De enkele bekendheid bij de veroordeelde met het verstekvonnis is onvoldoende; vereist is ook een ter zake naar buiten toe kenbare daad van de veroordeelde waaruit de bekendheid ondubbelzinnig volgt.
3.5.
Vast staat dat [gedaagde in verzet] [eiser in verzet] op 18 september 2022 via WhatsApp afbeeldingen van het verstekvonnis heeft toegezonden, zo blijkt uit de stellingen van beide partijen en de screenshots die bij de inleidende dagvaarding als productie 2 zijn overgelegd. Niet in geschil is dat partijen elkaar diezelfde avond, naar aanleiding van dit WhatsApp-contact, hebben gesproken in restaurant Arabya. [gedaagde in verzet] heeft onweersproken gesteld dat hij [eiser in verzet] in dat gesprek heeft verteld dat hij een beslissing van de rechtbank had ontvangen en dat het vonnis inhoudt dat [eiser in verzet] het gehuurde moet verlaten. Deze gang van zaken wordt bevestigd door de reactie die [eiser in verzet] stelt daarop te hebben gegeven.
Ter zitting heeft hij immers aangegeven als volgt te hebben gereageerd:
“Hoe kan er een beslissing zijn terwijl ik nooit ben uitgenodigd voor een zitting? Niemand heeft me gehoord, hoe kan er tegen mij een beslissing zijn genomen? Als er een beslissing tegen mij is genomen, moeten ze mij dan niet een afschrift sturen? Waarom vertel jij mij dit, het moet opgestuurd worden.”
3.6.
[eiser in verzet] heeft verder verklaard dat hij daarna, op 26 september 2022, een advocaat, te weten mr. L.F. Portier (hierna: mr. Portier), heeft geraadpleegd. Deze advocaat vertelde hem dat de door [gedaagde in verzet] toegestuurde afbeeldingen geen beslissing was. Bovendien heeft mr. Portier met een deurwaarder gebeld en die gaf aan niet bekend te zijn met een vonnis. [eiser in verzet] heeft verklaard ook zelf met de rechtbank te hebben gebeld, maar ook van de rechtbank geen vonnis te hebben ontvangen.
3.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit voornoemde feiten en omstandigheden (in onderlinge samenhang bezien) voldoende dat [eiser in verzet] na het gesprek met [gedaagde in verzet] op 18 september 2022 op hoofdlijnen bekend was met de inhoud van het verstekvonnis. [eiser in verzet] heeft die dag immers via WhatsApp afbeeldingen van het vonnis ontvangen én [gedaagde in verzet] heeft hem in een gesprek toegelicht dat dit voor hem betekende dat hij het gehuurde moet verlaten. Tevens is sprake van een naar buiten toe kenbare daad van bekendheid doordat [eiser in verzet] (naar aanleiding van het gesprek met [gedaagde in verzet] op 18 september 2022) op 26 september 2022 een advocaat heeft geraadpleegd.
3.8.
Het gegeven dat mr. Portier de deurwaarder heeft gebeld en dat deze aangaf niet bekend te zijn met een vonnis (terwijl er wel al vonnis was gewezen) doet aan het voorgaande niet af aangezien een dergelijke mededeling richting mr. Portier niet aan [gedaagde in verzet] kan worden toegerekend. Overigens heeft [eiser in verzet] niet gesteld welke deurwaarder mr. Portier zou hebben gebeld. Voor zover dit de deurwaarder betreft die de inleidende dagvaarding heeft betekend, geldt dat hij enkel deze dagvaarding heeft betekend maar niet tijdens de procedure als gemachtigde van [gedaagde in verzet] heeft opgetreden. Het had dan ook meer voor de hand gelegen dat mr. Portier contact zou hebben gelegd met [gedaagde in verzet] zelf aangezien hij in persoon procedeerde.
3.9.
De verzettermijn is aldus aangevangen op 26 september 2022 de daar waarop [eiser in verzet] een naar buiten toe kenbare daad van bekendheid heeft gepleegd. De verzetdagvaarding dateert van 10 november 2022. Dat is meer dan vier weken na 26 september 2022 en dus te laat.
3.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiser in verzet] niet-ontvankelijk is in het verzet.
3.11.
[eiser in verzet] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart [eiser in verzet] niet-ontvankelijk in het verzet;
4.2.
veroordeelt [eiser in verzet] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde in verzet] tot vandaag vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Zandman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2023.