Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
- het verstekvonnis van de kantonrechter te Eindhoven met zaaknummer 10041859 en rolnummer 22-4842 van 15 september 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de verzetdagvaarding uitgebracht op 10 november 2022;
- het vonnis van 8 december 2022 waarin is bepaald dat een zitting (‘mondelinge behandeling’) zal worden gehouden;
- de door [gedaagde in verzet] ingediende producties 1 tot en met 10, ingekomen ter griffie op 8 mei 2023.
2.Het geschil
3.De beoordeling
hoofdinhoudvan het vonnis (vgl. HR 12 februari 1997, ECLI:NL:HR:1997:AC2381). Van de veroordeelde die bekend raakt met de inhoud van een tegen hem gewezen verstekvonnis mag verwacht worden dat hij het vonnis zelf ook tracht te verkrijgen om te controleren of hij wel met alle essentiële onderdelen van de veroordeling op de hoogte is. Daarom moet, als hij dat nalaat, voor zijn risico blijven dat hij niet bekend is met onderdelen van de veroordeling. De enkele bekendheid bij de veroordeelde met het verstekvonnis is onvoldoende; vereist is ook een ter zake naar buiten toe kenbare daad van de veroordeelde waaruit de bekendheid ondubbelzinnig volgt.
“Hoe kan er een beslissing zijn terwijl ik nooit ben uitgenodigd voor een zitting? Niemand heeft me gehoord, hoe kan er tegen mij een beslissing zijn genomen? Als er een beslissing tegen mij is genomen, moeten ze mij dan niet een afschrift sturen? Waarom vertel jij mij dit, het moet opgestuurd worden.”