Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 juni 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser 1
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser 2
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, het college
[bedrijf] B.V.uit [vestigingsplaats] (vergunninghoudster) en
[bedrijf] B.V.uit [vestigingsplaats] ( [bedrijf] )
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Geur emitterende componenten dienen inpandig in bedrijfshal 30 te worden op- en overgeslagen. Indien er transport van geur emitterende componenten binnen de inrichting plaatsvindt, dan dient dit in gesloten vrachtwagens of in afgezeilde containers plaats te vinden." Volgens het college kan hij, als hij tijdens het houden van toezicht op het buitenterrein van het bedrijf glas of PMD aantreft dat leidt tot de emissie van geur, hiertegen handhavend optreden, gelet op voorschrift 1.4.6.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover in maatwerkvoorschrift 1.4.6 niet afzonderlijk is voorgeschreven dat verontreinigd glas en PMD in bedrijfshal 30 moeten worden op- en overgeslagen, dan wel anderszins wordt voorkomen dat verontreinigd glas en PMD op het buitenterrein worden opgeslagen en voor zover daarin niet de, in paragraaf 5.3 van het akoestische rapport van 20 juli 2019 genoemde, organisatorische maatregelen bij wijze van maatwerkvoorschrift zijn opgenomen;
- laat de rechtsgevolgen van het gedeeltelijk vernietigde besluit in stand onder aanvulling van dat besluit met de achter deze uitspraak opgenomen maatwerkvoorschriften en inrichtingstekening en onder bepaling dat deze voorschriften en tekening gelden in plaats van de aan het bestreden besluit verbonden inrichtingstekening en voorschriften voor zover deze inrichtingstekening en voorschriften afwijken;
- bepaalt dat het college aan elk van eisers het door hen betaalde griffierecht van
- veroordeelt het college in de door beide eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.674,00, aan elk van eisers te betalen.