ECLI:NL:RBOBR:2023:253

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
C/01/366761 / HA ZA 21-28
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor te late aansluiting van zonneparken door netbeheerder

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft Sun Invest 1 B.V. een schadevergoeding geëist van Enexis Netbeheer B.V. wegens de te late aansluiting van twee zonneparken op het elektriciteitsnet. De rechtbank heeft vastgesteld dat Enexis de aansluitingen niet tijdig heeft opgeleverd, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade voor Sun Invest. De zaak betreft een vervolg op een eerder tussenvonnis waarin al was geoordeeld dat Enexis aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit de vertraging van de aansluitingen. Sun Invest heeft haar schade nader onderbouwd en kwam uit op een totaalbedrag van € 113.094,89, terwijl Enexis dit bedrag betwistte en een lager schadebedrag voorstelde. De rechtbank heeft de schade voor aansluiting A vastgesteld op € 46.531,61 en voor aansluiting B op € 11.107,38, wat resulteert in een totale toewijsbare schade van € 57.638,99. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente over dit bedrag toegewezen, evenals de proceskosten aan de zijde van Sun Invest. Het meer gevorderde bedrag is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/366761 / HA ZA 21-28
Vonnis van 18 januari 2023
in de zaak van
SUN INVEST 1 B.V.,
te Veldhoven,
eisende partij,
hierna te noemen: Sun Invest,
advocaat: mr. J.L. Zijlma te 's-Gravenhage,
tegen
ENEXIS NETBEHEER B.V.,
te 's-Hertogenbosch,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Enexis,
advocaat: mr. J.P. Eydems te 's-Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 maart 2022,
- de akte van Sun Invest van 4 mei 2022 met producties 26-31,
- de antwoordakte van Enexis van 1 juni 2022 met producties 32-35,
- de akte uitlating producties van Sun Invest van 29 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In deze zaak heeft de rechtbank in een tussenvonnis geoordeeld dat Enexis de schade moet betalen die Sun Invest heeft geleden doordat twee aansluitingen op het electriciteitsnet die door Sun Invest waren aangevraagd, door Enexis niet tijdig - op 1 juli 2019 - zijn opgeleverd. Het gaat om de aansluitingen voor de zonneparken van Sun Invest in de omgeving van Leek (provincie Groningen) aan de Roomsterweg (aansluiting A) en de Noorderweg (aansluiting B). De rechtbank heeft in dat tussenvonnis ook geoordeeld dat Enexis niet aansprakelijk is voor eventuele schade die Sun Invest heeft geleden door de te late oplevering van de aansluiting Lage Traan (aansluiting C). De rechtbank heeft iedere verdere beslissing in deze zaak vervolgens aangehouden om Sun Invest in de gelegenheid te stellen haar schade nader te onderbouwen.
2.2.
Sun Invest heeft vervolgens in een akte haar schade nader onderbouwd en komt tot een schadebedrag van in totaal € 113.094,89. Daarvan houdt € 49.806,24 verband met aansluiting A, en € 63.288,65 met aansluiting B.
2.3.
Enexis heeft bij antwoordakte verweer gevoerd. Volgens Enexis bedraagt de totale schade van Sun Invest € 57.595,87 (Enexis noemt een totaalbedrag van € 57.383,00 maar de rechtbank gaat er vanuit dat dit berust op een rekenvergissing). Enexis gaat daarbij uit van een schade van € 45.676,87 voor aansluiting A en van een schade van € 11.919,00 voor aansluiting B. Het meerdere moet volgens Enexis worden afgewezen.
2.4.
Sun Invest heeft tot slot nog bij akte gereageerd op enkele producties die Enexis bij antwoordakte heeft overgelegd.
2.5.
De rechtbank zal hierna per aansluiting de schade bepalen, aan de hand van wat partijen daarover naar voren hebben gebracht.
Aansluiting A (Roomsterweg)
Opleverdatum 30 augustus 2019
2.6.
Vaststaat dat aansluiting A op 1 juli 2019 door Enexis had moeten worden opgeleverd. In het tussenvonnis van 23 maart 2022 heeft de rechtbank als vaststaand aangenomen dat aansluiting A feitelijk is opgeleverd op 26 juli 2019. In de aktes die partijen nadien hebben genomen, hebben zij evenwel beiden aangegeven dat de definitieve oplevering van deze aansluiting door Enexis niet op 26 juli 2019 maar op 30 augustus 2019 heeft plaatsgevonden. Op 26 juli 2019 waren weliswaar de kabels gelegd, maar Enexis diende deze nog aan te sluiten op het transformatorstation. Dat is voltooid op 30 augustus 2019 en pas vanaf die dag was er sprake van een werkende aansluiting. De rechtbank zal bij het bepalen van de schade dan ook uitgaan van 30 augustus 2019 als de opleverdatum.
Schade wegens gemiste verkoopopbrengsten van 1 juli 2019 t/m 29 augustus 2019
2.7.
Tussen partijen staat vast dat Sun Invest door de te late oplevering van aansluiting A schade heeft geleden doordat Sun Invest in afwachting van die oplevering de energie die door het zonnepark werd opgewekt niet kon verkopen en leveren aan de energieleverancier.
2.8.
Sun Invest stelt dat de schade wegens deze gemiste opbrengsten moet worden berekend over de periode 1 juli 2019 tot en met 2 september 2019. Sun Invest stelt dat de aansluiting door Enexis is opgeleverd op vrijdag 30 augustus 2019 en dat zij pas op maandag 2 september 2019 het zonnepark in bedrijf kon nemen en vanaf 3 september 2019 de opgewekte energie kon verkopen. Enexis meent daarentegen dat zij vanaf het moment van opleveren niet langer schadeplichtig was.
2.9.
De rechtbank is met Enexis van oordeel dat er geen grond is om de periode waarover Enexis schadeplichtig is te laten doorlopen tot en met maandag 2 september 2019. De verplichting van Enexis hield in dat zij moest zorgen voor een werkende aansluiting. Die werkende aansluiting was er op vrijdag 30 augustus 2019. Dat Sun Invest vervolgens nog enkele dagen tijd nodig had om zover te komen dat zij de opgewekte energie kon verkopen, komt voor haar rekening en risico. De door Enexis te vergoeden schade wegens gemiste verkoopopbrengsten zal daarom door de rechtbank worden berekend over de periode van 1 juli 2019 tot en met 29 augustus 2019.
2.10.
Sun Invest heeft als productie 27 een overzicht overgelegd van de gemiste opbrengsten voor aansluiting A per dag. De juistheid van de in dat overzicht gebruikte gegevens voor wat betreft de verwachte energieopbrengsten (Energy Simulated in kWh per dag) en de daarvoor te hanteren prijs van 4,1 eurocent per kWh (PPA price) is door Enexis niet betwist. Ook Enexis hanteert die gegevens in haar schadeberekening. De rechtbank zal daarom ook van die gegevens uitgaan en bepaalt de schade van Sun Invest wegens gemiste verkoopopbrengsten bij aansluiting A op € 26.317,61 (641.893 kWh x € 0,041).
Schade wegens uitgestelde ontvangst subsidie
2.11.
Sun Invest heeft in haar akte uitleg gegeven over de subsidieregeling voor de stimulering van duurzame energieproductie (SDE) waar zij voor haar zonneparken een beroep op kan doen. Sun Invest stelt dat zij door de te late oplevering van aansluiting A geen schade lijdt door gemiste SDE-subsidie, omdat zij in beginsel de mogelijkheid heeft om de subsidie - die over een periode van vijftien jaar (plus één zogenaamd banking year) kan worden verkregen - in te halen binnen de looptijd van de omgevingsvergunning van 20 jaar die zij heeft verkregen voor dit zonnepark (Leek Oostindie). De subsidie-inkomsten worden door de te late oplevering wel verschoven naar de toekomst en Sun Invest stelt dat zij in verband hiermee schade lijdt in de vorm van gemiste rente-inkomsten over dat pas (veel) later te ontvangen subsidiebedrag. Dat Sun Invest schade lijdt door deze uitgestelde subsidieaanspraak, is door Enexis niet weersproken.
2.12.
Sun Invest stelt dat de SDE-beschikking voor zonnepark Leek Oostindie weliswaar vermeldt dat de subsidieperiode begint op 1 juni 2019, maar dat de werkelijke startdatum van de subsidieperiode ligt op het moment van inschrijving van de installatie bij CertiQ, wat alleen op de eerste dag van de kalendermaand kan plaatsvinden. Sun Invest stelt dat de inschrijving voor zonnepark Leek Oostindie heeft plaatsgevonden op 1 september 2019 en dat de subsidieperiode dan ook per die datum is gestart. Sun Invest stelt dat zij vervolgens vanaf 3 september 2019 kon gaan leveren en subsidie is gaan ontvangen. Sun Invest neemt in haar schadeberekening tot uitgangspunt dat zij over de periode van 1 juli 2019 tot en met 2 september 2019 aanspraak had kunnen maken op een subsidiebedrag van € 54.964,88 (687.061 kWh x € 0,08). Sun Invest berekent de gemiste rente-inkomsten over dit bedrag vervolgens op een bedrag van € 21.637,-, door te rekenen over 16 jaar met een disconteringsvoet van 6% per jaar (54.964,88 : (1,06)16 = 21.637,-).
2.13.
Enexis is het gedeeltelijk oneens met de berekening van Sun Invest. Enexis meent dat slechts in aanmerking genomen moet worden de subsidie die Sun Invest had kunnen ontvangen over de periode van 1 juli 2019 tot en met 29 augustus 2019 (de datum van oplevering), zijnde een bedrag van € 51.351,44 (641.893 kWh x € 0,08). Enexis is het met Sun Invest eens dat de gemiste rente-inkomsten over dit bedrag inderdaad over 16 jaar moeten worden berekend, maar volgens Enexis moet dit niet gebeuren door toepassing van een disconteringsvoet van 6% per jaar, maar met de systematiek van artikel 6:119 BW, zijnde de samengestelde wettelijke rente over de periode van het ontstaan van de aanspraak tot het moment van voldoening. Volgens Enexis is hier immers sprake van schade veroorzaakt door vertraging in de voldoening van een geldsom. Enexis beroept zich hierbij op een uitspraak van de rechtbank Gelderland in een volgens Enexis vergelijkbare zaak (ECLI:NL:RBGEL:2017:4924). Uitgaande van een periode van 16 jaar komt Enexis dan uit op een schadebedrag van € 19.146,-.
2.14.
De rechtbank overweegt dat vaststaat dat Sun Invest door de te late oplevering van aansluiting A in 2019 enige tijd geen subsidie heeft kunnen ontvangen, en dat die aanspraak opschuift in die zin dat Sun Invest daardoor in 2035 gedurende een zelfde periode langer subsidie kan blijven ontvangen. Hoe hoog de subsidie op dat moment zal zijn, staat niet vast want hangt onder meer af, zo begrijpt de rechtbank uit de toelichting die Sun Invest over de SDE-subsidie heeft gegeven, van de nog onbekende hoeveelheid energie die in die weken zal worden opgewekt, en van het op dat moment geldende correctiebedrag, dat jaarlijks met de marktprijs mee fluctueert. Partijen zijn het er evenwel over eens dat Sun Invest schade lijdt door dit (lange) uitstel van de subsidieaanspraak en de rechtbank zal daarvan ook uitgaan.
2.15.
Over de vraag hoeveel subsidie Sun Invest in 2019 is misgelopen door toedoen van Enexis, overweegt de rechtbank het volgende. Het staat vast dat voor het daadwerkelijk ontvangen van subsidie een inschrijving bij CertiQ nodig is, en dat dit enkel per de eerste dag van de kalendermaand kan gebeuren. Ook staat vast dat Sun Invest de installatie van Leek Oostindie door de verlate oplevering op 30 augustus 2019 pas per 1 september 2019 bij Certiq kon inschrijven en ook pas per die datum subsidie kon gaan ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit evenwel een omstandigheid die voor rekening en risico dient te komen van Sun Invest. Bij de berekening van de schade wegens uitgestelde subsidieinkomsten zal de rechtbank daarom uitgaan van het subsidiebedrag dat Sun Invest had kunnen ontvangen over de periode van 1 juli 2019 tot en met 29 augustus 2019, te weten € 51.351,44 (641.893 kWh x € 0,08).
2.16.
De rechtbank verwerpt het verweer van Enexis dat bij de berekening van de schade wegens de uitgestelde subsidieaanspraak aansluiting zou moeten worden gezocht bij het systeem van artikel 6:119 BW. Er is hier geen sprake van een situatie waarin er vertraging is opgetreden in de voldoening van een geldsom door schuldenaar Enexis en waarin vervolgens moet worden bepaald wat de omvang van de schade is die Sun Invest lijdt door die te late betaling door Enexis. De vergelijking met de uitspraak van de rechtbank Gelderland uit 2017 gaat hier dan ook niet op. In de onderhavige zaak gaat het er om dat Sun Invest schade lijdt doordat zij als gevolg van de te late oplevering van aansluiting A door Enexis subsidie is misgelopen die zij nu pas in 2035 zal ontvangen. Voor het bepalen van de hoogte van een dergelijke schade is artikel 6:119 BW niet bedoeld.
2.17.
Over de wijze waarop de schade moet worden berekend overweegt de rechtbank als volgt. Partijen zijn het er over eens zijn dat de schade moet worden berekend over een periode van 16 jaar. Door Sun Invest is gerekend met een disconteringsvoet van 6%, waartegen door Enexis geen ander verweer is gevoerd dan het door de rechtbank reeds verworpen beroep op artikel 6:119 BW. De rechtbank ziet ook overigens geen grond om Sun Invest niet te volgen bij het gebruik van deze disconteringsvoet. De schade van Sun Invest wegens uitgestelde ontvangst van subsidie wordt door de rechtbank daarom bepaald op € 20.214,-, uitgaande van een uitgesteld subsidiebedrag van € 51.351,44
(51.351,44 : (1,06)16 ) = 20.214).
Aansluiting B (Noorderweg)
Opleverdatum 30 juli 2019
2.18.
Vaststaat dat ook aansluiting B op 1 juli 2019 door Enexis had moeten worden opgeleverd. In het tussenvonnis van 23 maart 2022 heeft de rechtbank als vaststaand aangenomen dat aansluiting B is opgeleverd op 19 juli 2019. Net als bij aansluiting A hebben partijen ook bij aansluiting B gezamenlijk het standpunt ingenomen dat de definitieve oplevering op een later moment heeft plaatsgevonden, namelijk op 30 juli 2019. Pas vanaf die dag was er sprake van een werkende aansluiting. De rechtbank zal bij het bepalen van de schade dan ook uitgaan van 30 juli 2019 als opleverdatum.
Schade wegens gemiste verkoopopbrengsten van 1 juli 2019 t/m 29 juli 2019
2.19.
Tussen partijen staat vast dat Sun Invest ook voor wat betreft aansluiting B schade heeft geleden door gemiste opbrengsten vanwege het niet kunnen leveren van de opgewekte energie.
2.20.
De rechtbank zal net als bij aansluiting A ook hier er van uitgaan dat schade is geleden van 1 juli 2019 tot de dag van oplevering. Sun Invest heeft als productie 28 een overzicht overgelegd van de gemiste opbrengsten voor aansluiting B per dag. Uitgaande van de in dit overzicht gebruikte gegevens voor wat betreft de verwachte energieopbrengsten (Energy Simulated in kWh) en de daarvoor te hanteren prijs van 4,1 eurocent (PPA price), die door Enexis niet zijn betwist, bepaalt de rechtbank de schade van Sun Invest wegens gemiste opbrengsten over de periode 1 juli 2019 tot en met 29 juli 2019 op een bedrag van € 11.107,38 (270.923 kWh x € 0,041).
Schade wegens gemiste subsidieopbrengsten: geen causaal verband
2.21.
Sun Invest stelt dat zij door toedoen van Enexis pas SDE-subsidie kon ontvangen voor zonnepark Leeksterveld vanaf 1 oktober 2019 en niet vanaf 1 juli 2019. De oorzaak hiervan houdt verband met het feit dat de SDE-beschikking bestemd is voor het hele zonnepark Leeksterveld, en dit zonnepark twee aansluitingen kent: aansluiting B en aansluiting C. De inschrijving bij CertiQ - en daarmee de start van de subsidieperiode - kon volgens Sun Invest pas plaatsvinden toen beide aansluitingen voor het zonnepark waren gerealiseerd. Omdat de oplevering van aansluiting C pas op 13 september 2019 plaatsvond, kon de inschrijving bij CertiQ pas op 1 oktober 2019 gebeuren. De gemiste subsidiegelden over de maanden juli, augustus en september 2019 kan Sun Invest naar eigen zeggen niet later inhalen door middel van ‘banking’ in het jaar na de subsidieperiode van 15 jaar, omdat de duur van de verleende omgevingsvergunning voor dat park daarvoor niet toereikend is. Volgens Sun Invest gaat het om een schadebedrag van € 51.673,-.
2.22.
Enexis voert ter verweer aan dat de schade wegens het pas per 1 oktober 2019 kunnen ontvangen van subsidie geen gevolg is van het feit dat Enexis aansluiting B te laat heeft opgeleverd. Enexis stelt dat Sun Invest opdracht heeft gegeven voor het realiseren van drie aparte aansluitingen A, B en C (volgens Enexis om de significant hogere aansluitkosten voor een zware 10 MW-aansluiting te besparen) en dat Sun Invest vervolgens de aansluitingen B en C voor het aanvragen van de SDE-subsidie administratief heeft samengevoegd tot één zonnepark Leeksterveld, waarvoor één SDE-beschikking is afgegeven. Volgens Enexis moeten de gevolgen van deze vrijwillige (en technisch niet noodzakelijke) keuze van Sun Invest voor rekening en risico blijven van Sun Invest. Volgens Enexis had Sun Invest een aanmelding bij CertiQ kunnen doen van aansluiting B direct nadat deze was opgeleverd op 30 juli 2019, maar had de keuze van Sun Invest om de aansluitingen B en C voor de subsidie te koppelen tot gevolg dat een aanmelding van aansluiting B ook consequenties zou hebben voor de duur van de subsidieperiode voor de (zwaardere) aansluiting C. Daarom heeft Sun Invest de aanmelding van alleen aansluiting B niet gedaan, en zou ze dit volgens Enexis zelfs ook niet hebben gedaan als aansluiting B conform de opdracht al op 1 juli 2019 zou zijn opgeleverd. Primair stelt Enexis daarom dat causaal verband tussen haar tekortkoming en de gestelde schade volledig ontbreekt. Subsidiair meent zij dat de door haar te vergoeden schade beperkt dient te blijven tot de periode van verzuim ten aanzien van aansluiting B.
2.23.
De rechtbank is van oordeel dat het primaire verweer van Enexis slaagt. Volgens haar eigen stellingen heeft Sun Invest immers de aanmelding bij CertiQ voor het hele zonnepark Leeksterveld pas gedaan per 1 oktober 2019 omdat toen de aansluiting C was opgeleverd. Maar zoals de rechtbank eerder heeft geoordeeld, is Enexis niet aansprakelijk voor schade die is veroorzaakt door de te late oplevering van aansluiting C. Enexis kan zich voor wat betreft de te late oplevering van aansluiting C beroepen op overmacht. Enexis is dan ook alleen aansprakelijk voor schade wegens gemiste subsidie over de maanden juli, augustus en september 2019 voor het zonnepark Leeksterveld voor zover die schade een gevolg is van de te late oplevering van aansluiting B. Dat dit zo is, blijkt echter nergens uit. Sun Invest erkent daarentegen dat zij de subsidieperiode had kunnen laten ingaan na de oplevering van aansluiting B, maar dat zij dit niet heeft gedaan omdat de subsidieschade dan aanzienlijk groter was geweest, omdat dit ten koste zou zijn gegaan van de looptijd en daarmee de subsidieaanspraken voor haar aansluiting C. Dit is een gevolg van de door Sun Invest gemaakte keuze om voor beide aansluitingen één gezamenlijke subsidiebeschikking aan te vragen. Naar het oordeel van de rechtbank komen de gevolgen van deze keuze voor rekening en risico van Sun Invest en heeft die keuze mede tot gevolg dat ook bij een tijdige oplevering van aansluiting B door Sun Invest niet eerder een melding bij CertiQ zou zijn gedaan om de subsidieperiode te laten ingaan. Het vereiste causaal verband tussen de schade wegens de latere ingangsdatum van de subsidieperiode en de te late oplevering van aansluiting B ontbreekt dan ook. Dat betekent dat deze schadepost moet worden afgewezen.
Totale toewijsbare schade
2.24.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de schade als gevolg van de te late oplevering van aansluiting A bepaalt op € 46.531,61 (€ 26.317,61 + € 20.214,-) en de schade als gevolg van de te late oplevering van aansluiting B op € 11.107,38. In totaal beloopt de toewijsbare schade daarmee € 57.638,99. Het meer gevorderde (in de dagvaarding is een bedrag van € 397.089,25 gevorderd) zal worden afgewezen.
Wettelijke rente
2.25.
Sun Invest vordert Enexis te veroordelen tot betaling van “de wettelijke (handels)rente over € 397.089,25 vanaf [X] tot aan de dag der algehele voldoening”. Een nadere toelichting heeft Sun Invest hier niet bij gegeven.
2.26.
Enexis voert ter verweer aan dat over een schadevergoedingsvordering geen wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW kan worden gevorderd.
2.27.
De rechtbank is van oordeel dat toewijsbaar is de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het vastgestelde schadebedrag van € 57.638,99. Over de ingangsdatum van deze rente - de datum waarop de schade is geleden of geacht moet worden te zijn geleden - is door Sun Invest niets gesteld. De rechtbank zal deze datum daarom bepalen op de datum van de dagvaarding.
Buitengerechtelijke kosten
2.28.
Sun Invest vordert Enexis te veroordelen tot betaling van “de buitengerechtelijke incassokosten van EUR [X] conform het incassotarief van de Nederlandse Orde van advocaten, althans EUR conform het liquidatietarief, te vermeerderen met de wettelijke rente”. Een nadere toelichting of onderbouwing heeft Sun Invest hier niet bij gegeven.
2.29.
Enexis voert ter verweer aan dat doot Sun Invest geen relevante verrichtingen zijn gedaan ter verkrijging van voldoening van betaling buiten rechte, behoudens een ongefundeerd betalingsverzoek.
2.30.
De rechtbank is van oordeel dat Sun Invest deze vordering onvoldoende heeft onderbouwd. Niet is gesteld of onderbouwd dat er kosten zijn gemaakt, waar die kosten uit hebben bestaan en dat die kosten zijn aan te merken als buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
2.31.
Enexis zal worden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding en is in zoverre de partij die ongelijk krijgt in deze procedure. Enexis zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Bij het vaststellen van de hoogte van die kosten zal de rechtbank evenwel geen aansluiting zoeken bij de tarieven voor het griffierecht en het salaris van de advocaat zoals die horen bij de gevorderde hoofdsom, maar daarvoor uitgaan van het toegewezen bedrag. Van de gevorderde hoofdsom van € 397.089,25 wordt immers maar een bescheiden deel, namelijk € 57.638,00 toegewezen.
2.32.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Sun Invest daarom als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
83,38
- griffierecht
2.076,00
- overige explootkosten
0,00
- kosten getuigen
0,00
- kosten deskundigen
0,00
- overige kosten
0,00
- salaris advocaat
3.342,00
(3,00 punten × € 1.114,00)
Totaal
5.501,38
2.33.
Deze kostenveroordeling levert ook voor de nakosten een executoriale titel op (zie o.a. ECLI:NL:HR:2022:853).
2.34.
Beslist wordt als volgt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Enexis tot betaling aan Sun Invest van een schadevergoeding van € 57.638,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit toegewezen bedrag, met ingang van 31 december 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt Enexis in de proceskosten, aan de zijde van Sun Invest tot dit vonnis vastgesteld op € 5.501,38,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Schollen-den Besten en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2023.