ECLI:NL:RBOBR:2023:2253
Rechtbank Oost-Brabant
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechters in strafzaak met verzoeker als veroordeelde
In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 4 april 2023 een verzoek tot wraking behandeld van een veroordeelde in een strafzaak. De verzoeker, die eerder was veroordeeld in een strafzaak met parketnummer 20.000625.19, heeft tijdens de zitting zijn onvrede geuit over de gang van zaken en de rechters gewraakt. Hij stelde dat er sprake was van vooringenomenheid en dat hij niet de kans had gekregen om zijn bezwaren tegen de reclasseringsmedewerkers te uiten. De rechters hebben in hun reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat er geen aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid en dat de voorzitter van de kamer correct heeft gehandeld.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden wijzen op partijdigheid van de rechters. Het niet bieden van ruimte aan de verzoeker om zijn bezwaren te uiten werd gezien als een procedurele beslissing, die geen grond kan vormen voor wraking.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard, en deze beslissing is openbaar uitgesproken op 25 april 2023. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.