ECLI:NL:RBOBR:2023:2173

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
23/148
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor tegemoetkoming teeltplanschade Uiterwaarden Maas

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming teeltplanschade Uiterwaarden Maas juli 2021 (TTU). De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft deze aanvraag met het besluit van 7 juli 2022 afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2023 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

Eisers hebben op 8 maart 2022 een aanvraag ingediend voor tegemoetkoming van schade, omdat 11,6 hectare consumptieaardappelen door waterschade verloren is gegaan in de TTU vastgestelde schadeperiode van 15 juli tot en met 22 juli 2021. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat de percelen niet in het schadegebied liggen dat door de TTU wordt gedekt. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag van eisers consistent is met het beleid van de minister, die heeft besloten om alleen agrariërs in de uiterwaarden van de Maas tegemoet te komen.

De rechtbank concludeert dat de eisers niet onder de doelgroep vallen die de minister voor ogen had en dat er geen sprake is van schending van fundamentele rechten. Het beroep van eisers op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen, omdat dit niet opgaat in de context van de TTU. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister niet verplicht kan worden om de schade te vergoeden of te compenseren, en verklaart het beroep ongegrond. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/148

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2023 in de zaak tussen

[naam] en [naam], uit [woonplaats] , eisers,
(gemachtigde: ir. A.H.J. van der Putten),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister,

(gemachtigde: mr. C.J.M. Daniels).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming teeltplanschade Uiterwaarden Maas juli 2021 (TTU) [1] .
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 7 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 november 2022 op het bezwaar van eisers is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister.

Wat ging er aan het besluit vooraf?

2. Eisers hebben op 8 maart 2022 op grond van de TTU een aanvraag ingediend voor tegemoetkoming van schade. Reden voor de aanvraag is dat 11,6 hectare consumptieaardappelen door waterschade verloren is gegaan in de TTU vastgestelde schadeperiode van 15 juli tot en met 22 juli 2021. Eisers stellen schade te hebben opgelopen voor een bedrag van € 9.400,- per hectare. De aanvraag ziet op de percelen [perceel] (2,44 ha), [perceel] (3,52 ha), [perceel] (5,64 ha). De gestelde totale schade en kosten was volgens eisers hoger dan € 1.322,00,-.
3. De minister heeft de aanvraag van eisers afgewezen omdat de betreffende percelen niet zijn gelegen in het schadegebied waar de TTU op ziet. De percelen van eisers liggen namelijk in het onbedijkte gebied rondom de Waal. Bij de bepaling van het toepassingsbereik van de TTU heeft de minister de situatie bij andere rivieren, zoals de Waal, afgewogen maar is hij tot de conclusie gekomen dat de situatie bij de Maas een andere is geweest dan de situatie bij de Waal. De minister stelt dat de TTU niet voor de percelen van eisers van toepassing is en dat er geen sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel en dat hij daarom terecht de aanvraag heeft afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is.
6. Bij deze beoordeling is allereerst het karakter van de TTU van belang. De minister stelt zich op het standpunt dat dit buitenwettelijk begunstigend beleid is. Dit betwisten eisers niet. Ook de rechtbank is van oordeel dat het bij de TTU inderdaad gaat om buitenwettelijk begunstigend beleid.
7. Niet in geschil is namelijk dat schade zoals hier aan de orde niet valt onder de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) die van toepassing is verklaard op de schade en kosten die zijn ontstaan door het afstromend water in de provincie Limburg ten gevolge van de regenval in juli 2021 (Stb 2021, 419). Voor overstromingen met zoetwater, zoals een rivier die buiten zijn oevers treedt, geldt dat op grond van de Wts uitsluitend schade voor binnendijks gebied en binnendijkse retentiegebieden in de Maasvallei zolang de primaire kering nog niet veilig is, voor vergoeding in aanmerking kan komen in het geval dat de Wts van toepassing is verklaard. Schade in de uiterwaarden, buitendijks van een primaire kering, is uitgezonderd in de Wts omdat uiterwaarden een waterafvoer en -bergingsfunctie hebben waarvoor sinds 1996 met de beleidslijn Ruimte voor de rivier een stringenter regime geldt [2] . Het uitgangspunt van de wetgever is hierbij dat uitgegaan wordt van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van de ontstane schade door hoogwater voor activiteiten in het rivierbed, waarbij uiterwaarden onderdeel zijn van het rivierbed.
8. De regenval in juli 2021 heeft het kabinet echter doen besluiten om vanwege de zeer uitzonderlijke omstandigheden eenmalig agrariërs met teeltplanschade in de uiterwaarde van de bedijkte Maas vanaf Mook/Boxmeer tot het punt waar de Maas in de Amer stroomt toch tegemoet te komen. Dit besluit heeft geleid tot de TTU waar het hierover gaat. Omdat de basis van de TTU niet in de wet te vinden is en gunstiger is dan de Wts, valt deze beleidsregel inderdaad als buitenwettelijk begunstigend beleid te kwalificeren.
9. Dit heeft gevolgen voor de indringendheid waarmee de rechtbank de afwijzing van de aanvraag van eisers mag toetsen. Uit de jurisprudentie volgt dat als er wordt geprocedeerd tegen een besluit dat op grond van buitenwettelijk en begunstigend beleid is genomen, de bestuursrechter dit beleid zeer terughoudend dient te toetsen. De bestuursrechter aanvaardt het bestaan en de inhoud van dergelijk beleid als een gegeven. De rechterlijke toetsing is beperkt tot de vraag of het bestuursorgaan het beleid consistent heeft toegepast en de vraag of er fundamentele rechten zijn geschonden.
10. Eisers betwisten niet dat hun percelen zijn gelegen aan de uiterwaarden van de Waal en niet vallen binnen het schadegebied dat de minister in de TTU heeft aangegeven. Eisers vallen dus niet onder de doelgroep die de minister voor ogen heeft gehad. De minister heeft blijkens de toelichting op de TTU voor ogen gehad dat akkerbouwbedrijven zwaar getroffen zijn door de corona-crisis en dat sprake is van een financiële klap van ondergelopen gewassen door uitzonderlijk zomer-hoogwater in de Maas waaraan agrariërs in het verleden niet gewend zijn. Het schadegebied betreft om die reden de uiterwaarden van de Maas, buitendijkse gelegen percelen vanaf de primaire kering langs de Maas tussen Mook/Boxmeer en het punt waar de Maas in de Amer stroomt. Het perceel van eisers bevindt zich niet in de uiterwaarden van de Maas, maar aan die van de Waal. De afwijzing van de aanvraag van eisers duidt dus op een consistente toepassing door de minister van de TTU en eisers zeggen ook niet dat de minister TTU niet consistent heeft toegepast.
11. Eisers beroepen zich op het gelijkheidsbeginsel waarbij de gelijkheid niet ziet op de gelijke behandeling van gelijke gevallen die onder de werkingssfeer van de TTS vallen, maar op het feit dat eisers vinden dat voor hen óók een uitzondering (op de Wts) had moeten worden gemaakt omdat ook zij last hebben gehad van de hoge waterstanden in de Maas en schade hebben geleden. Door eisers is niet gesteld dat fundamentele rechten zijn geschonden. Zij doen een beroep op het gelijkheidsbeginsel als algemene beginsel van behoorlijk bestuur. Dit is niet op één lijn te stellen met een schending van een fundamenteel recht. Reeds om die reden kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel gelet op de zeer terughoudende toets die de rechtbank in acht moeten nemen niet slagen.
12. Ook een indringender toets waarbij de rechtbank wel aan het gelijkheidsbeginsel zou toetsen, zou de rechtbank niet tot een ander oordeel brengen [3] . De minister heeft een gemotiveerde keuze gemaakt om in weerwil van de omstandigheid dat de Wts daartoe niet verplicht, toch een beperkte groep agrariërs in aanmerking te brengen voor compensatie van hun teeltschade. De minister heeft dit beperkt tot de percelen langs de Maas vanwege de uitzonderlijke omstandigheden waarmee de agrariërs aan de Maas geen rekening hoefden te houden. Ter zitting hebben eisers desgevraagd niet bestreden dat het risico op overstroming in de Waal in algemene zin groter is, ook al zeggen zij dat dit ten aanzien van de percelen in het verleden niet het geval is geweest. Het is echter een dergelijk kenmerk dat voor de minister reden is geweest om de compensatie te beperken tot percelen langs de Maas en deze niet uit te breiden tot percelen langs diverse andere rivieren waarover de minister ter zitting zegt dat ook deze in juli 2021 te kampen hebben gehad met hogere waterstanden. Daarbij komt dat de minister gemotiveerd heeft bestreden dat het zoetwater dat de percelen van eisers heeft overstroomd louter afkomstig is vanuit de Maas via de verbinding van het kanaal van Sint Andries, en heeft aangegeven dat de Waal van zichzelf ook al een hogere waterstand had. De rechtbank kan dat volgen, en is van oordeel dat ook een eventuele indringender toets mede gelet op de politiek-bestuurlijke afwegingen die de minister nu eenmaal bij een onderwerp als dit mag maken en waarbij de rechtbank terughoudendheid dient te betrachten, niet tot een voor eisers gunstiger resultaat zou leiden.

Conclusie en gevolgen

13. Samenvattend komt de rechtbank tot de conclusie dat minister niet verplicht kan worden om de schade die eisers hebben geleden te vergoeden of te compenseren. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van der Wijngaart, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Staatscourant 2022, 5866.
2.Zie Memorie van Toelichting bij de Wts, kamerstukken 25159, nr.3.