In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 28 maart 2023 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die verdachte is in twee strafzaken met parketnummers 01/041310-21 en 01/113123-21, had eerder al meerdere wrakingsverzoeken ingediend. Dit derde verzoek was gericht tegen de rechters van de wrakingskamer, mr. M.E. Gebel-Bartels, mr. M.F.M.T. Franke en mr. F.E. Roll, en was gebaseerd op de schijn van partijdigheid en vooringenomenheid. Verzoeker stelde dat er geen gedegen onderzoek was gedaan naar bewijs en dat de rechters ten onrechte het verzoek om de rechter-commissaris onder ede te horen hadden afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om de rechter-commissaris niet te horen een procesbeslissing is en dat een negatieve procesbeslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden wijzen op partijdigheid van de rechters. Bovendien werd vastgesteld dat verzoeker het wrakingsinstrument misbruikte door herhaaldelijk verzoeken in te dienen die kennelijk ongegrond waren. De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze strafzaken niet meer in behandeling zal worden genomen.