ECLI:NL:RBOBR:2023:2038

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
30 april 2023
Zaaknummer
WR 23/010
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een ondertoezichtstellingzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 16 maart 2023 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die belanghebbende is in een ondertoezichtstellingzaak (C/01/386576/JE RK 22/1431), had verzocht om wraking van mr. L.J. Geerits, de rechter in deze zaak. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was het niet honoreren van een verzoek om uitstel van de zitting, die gepland stond op 21 maart 2023. Verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen en partijdig was door zijn verzoek om uitstel af te wijzen. De wrakingskamer oordeelde echter dat de rechter niet onpartijdig was en dat de beslissing om het uitstel niet toe te staan geen grond voor wraking kon zijn. De wrakingskamer benadrukte dat een rechterlijke beslissing op zich nooit kan leiden tot een wrakingsverzoek, en dat verzoeker geen concrete feiten had aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. Bovendien had verzoeker eerder al meerdere wrakingsverzoeken ingediend die niet waren gehonoreerd, wat de indruk wekte dat hij het wrakingsinstrument misbruikte. De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen, en dat verzoeker het middel van wraking niet voor andere doeleinden mag gebruiken dan waarvoor het is bedoeld.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OOST-BRABANT

Wrakingskamer
zaaknummer: WR 23/010

Beslissing van 16 maart 2023

van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van

mr. L.J. Geerits,

in zijn hoedanigheid van rechter, tevens kinderrechter, in de rechtbank Oost-Brabant bij de behandeling van de zaak met nummer C/01/386576/JE RK 22/1431 ,
hierna te noemen: de rechter.

De procedure

1.1
Verzoeker is belanghebbende en zelfstandig verzoeker in de zaak met zaaknummer C/01/386576/JE RK 22/1431 . In deze zaak gaat het om de beoordeling van een geschil in het kader van een ondertoezichtstelling (artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek).
1.2
De zitting in deze zaak is gepland op 21 maart 2023 om 10.30 uur. Op 7 maart 2023 heeft verzoeker via een e-mailbericht verzocht om uitstel van de zitting, omdat hij zich op 21 maart 2023 om 9.00 uur moet melden bij het politiebureau aan de Vogelstraat in ‘s-Hertogenbosch om verhoord te worden. Daarbij heeft verzoeker aangekondigd dat hij, als het verzoek niet wordt ingewilligd, de rechter zal wraken.
1.3.
In een e-mailbericht van eveneens 7 maart 2023 heeft de griffier verzocht om een nadere onderbouwing van het verzoek van verzoeker, voordat een beslissing kon worden genomen op het uitstelverzoek. Verzoeker heeft aldus gereageerd op het verzoek om een onderbouwing:
Gaat het niet om een man een man een woord een woord of is de rechter dusdanig achterdochtig zoals de waard is?
Graag bevestiging dat de zitting wordt verplaatst!
Verzoeker heeft daarbij nagelaten om een nadere onderbouwing te verstrekken.
1.4.
Het aanhoudingsverzoek is vervolgens afgewezen met als motivering:
Uw uitstelverzoek is afgewezen omdat dit onvoldoende is onderbouwd. De zitting zal vooralsnog doorgaan op dinsdag 21 maart om 10.30 uur.
Vertrouwende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
1.5.
Hierop heeft verzoeker per e-mail van 8 maart 2023 zijn wrakingsverzoek ingediend.

Het wrakingsverzoek

2. Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat door het niet honoreren van zijn verzoek om de zitting van 21 maart 2023 uit te stellen, de rechter vooringenomen, partijdig en wantrouwend is. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verzoeker het verzoek van de politie, basisteam ‘s-Hertogenbosch, om zich op 21 maart 2023 om 9:00 uur te melden voor een verhoor als bijlage gevoegd bij zijn wrakingsverzoek.

De beoordeling

3.1
Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
De wrakingskamer begrijpt verzoeker aldus dat hij vindt dat de rechter vooringenomen is, omdat deze een - naar de mening van verzoeker - onjuiste beslissing heeft genomen door uitstel van de zitting van 21 maart 2023 niet toe te staan. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt echter mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de (hoger beroep)rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
3.3.
Ook de motivering van een (tussen)beslissing kan in beginsel geen grond vormen voor wraking, ook niet indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Daarvan is in dit geval geen sprake, vindt de wrakingskamer. De wrakingskamer stelt vast dat de rechter verzoeker in de gelegenheid heeft gesteld zijn stelling dat hij vanwege een verhoor verhinderd is te onderbouwen, voordat hij een besluit nam op het uitstelverzoek. Verzoeker heeft er zelf voor gekozen geen nadere onderbouwing te geven, waarna de rechter -zoals blijkt uit r.o. 1.4. - vanwege het gebrek aan onderbouwing het verzoek afgewezen.
3.4
Verzoeker heeft in deze zaak ( C/01/386576/JE RK 22/1431 ) reeds eerder wrakingsverzoeken (WR 23/001 en WR 22/032) ingediend. Deze verzoeken zijn niet gehonoreerd omdat de verzoeken zich richtten tegen procesbeslissingen en er niets was aangevoerd waaruit een zwaarwegende aanwijzing van vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker af te leiden was. Ook het huidige wrakingsverzoek richt zich tegen een procesbeslissing en ook nu is van een zwaarwegende aanwijzing van vooringenomenheid niet gebleken. Het heeft er de schijn van dat verzoeker bewust heeft aangestuurd op dit wrakingsverzoek, althans het wrakingsinstrument heeft ingezet om een voor hem gunstige beslissing af te dwingen. Hij heeft in zijn verzoek om aanhouding immers al aangekondigd dat hij de rechter zal wraken als zijn verzoek om aanhouding/verplaatsing van de zitting niet zou worden toegewezen en hij heeft er vervolgens voor gekozen om geen gebruik te maken van de hem geboden gelegenheid om zijn uitstelverzoek (tijdig) van een nadere onderbouwing te voorzien. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. Het steeds opnieuw indienen van wrakingsverzoeken tegen procesbeslissingen, waarvan verzoeker inmiddels kan weten dat deze geen onderwerp van wraking kunnen zijn, leidt bovendien tot een onredelijke vertraging van de rechtspleging. Gelet op het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat sprake is van misbruik van het wrakingsinstrument. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak (C/01/386576/JE RK 22/1431) niet meer in behandeling zal worden genomen. Onder verwijzing naar artikel 5, tweede lid, aanhef en onder g, juncto artikel 5, derde lid (eerste volzin), van het wrakingsprotocol wijst de wrakingskamer erop dat de rechter kan beslissen een volgend wrakingsverzoek niet voor te leggen aan de wrakingskamer.

De beslissing

De wrakingskamer:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de zaak C/01/386576/JE RK 22/1431 niet meer in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven op 16 maart 2023 door mr. J.O.Y. Elagab, voorzitter en
mr. B.C.W. Geurtsen - van Eeden, en mr. S.M.J. Korthuis-Becks, leden, in aanwezigheid van mr. M.E.A. Schokker-Stadhouders, griffier.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat
geenrechtsmiddel open (artikel 39, vijfde lid, Rv).