In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 16 maart 2023 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die belanghebbende is in een ondertoezichtstellingzaak (C/01/386576/JE RK 22/1431), had verzocht om wraking van mr. L.J. Geerits, de rechter in deze zaak. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was het niet honoreren van een verzoek om uitstel van de zitting, die gepland stond op 21 maart 2023. Verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen en partijdig was door zijn verzoek om uitstel af te wijzen. De wrakingskamer oordeelde echter dat de rechter niet onpartijdig was en dat de beslissing om het uitstel niet toe te staan geen grond voor wraking kon zijn. De wrakingskamer benadrukte dat een rechterlijke beslissing op zich nooit kan leiden tot een wrakingsverzoek, en dat verzoeker geen concrete feiten had aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. Bovendien had verzoeker eerder al meerdere wrakingsverzoeken ingediend die niet waren gehonoreerd, wat de indruk wekte dat hij het wrakingsinstrument misbruikte. De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen, en dat verzoeker het middel van wraking niet voor andere doeleinden mag gebruiken dan waarvoor het is bedoeld.