In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 28 april 2023, is het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen de WOZ-aanslag ongegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van zijn woning, vastgesteld op € 443.000 per 1 januari 2020, maar diende zijn bezwaarschrift te laat in. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard, omdat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. Eiser ontving de aanslag via MijnOverheid en erkende dat hij te laat bezwaar had gemaakt, maar stelde dat hij niet regelmatig zijn berichtenbox controleerde en de aanslag niet eerder had verwacht. De rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Eiser had zelf gekozen voor digitale ontvangst van de beschikking en was verantwoordelijk voor het tijdig indienen van zijn bezwaar. De rechtbank verklaarde zich ook onbevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen de beslissing van de heffingsambtenaar om de WOZ-waarde niet ambtshalve te verminderen, aangezien deze beslissing niet voor bezwaar en beroep vatbaar is. Eiser kreeg geen gelijk en er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegekend.