ECLI:NL:RBOBR:2023:1921

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
C/01/384360 / FA RK 22-3274
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtsgeldigheid van een kindhuwelijk gesloten in Somalië en de gevolgen voor erkenning in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 april 2023 uitspraak gedaan over de rechtsgeldigheid van een kindhuwelijk dat in Somalië is gesloten. De vrouw was slechts twaalf jaar oud ten tijde van de huwelijkssluiting, wat niet voldoet aan de wettelijke leeftijdseisen voor huwelijken in Nederland. De rechtbank oordeelde dat het huwelijk niet rechtsgeldig is volgens Somalisch recht en daarom niet voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. De verzoekers, een man en een vrouw, hadden een verklaring voor recht gevraagd dat hun huwelijk niet voor erkenning in aanmerking komt en dat het niet kan worden ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). De rechtbank merkte op dat er geen huwelijksakte of rechterlijke uitspraak was die voor inschrijving in een register vatbaar was. De rechtbank concludeerde dat de wettelijke grondslag voor het primaire verzoek ontbrak en dat het huwelijk niet als rechtsgeldig kon worden erkend. Hierdoor verklaarde de rechtbank de verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek tot echtscheiding. De uitspraak benadrukt de noodzaak van naleving van de wettelijke leeftijdseisen en de voorwaarden voor de rechtsgeldigheid van huwelijken, zowel in Nederland als in het buitenland.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/384360 / FA RK 22-3274
Uitspraak : 7 april 2023
Beschikking betreffende artikel 1:26 BW, 1:24 BW en echtscheiding
in de zaak van
[verzoeker]
verblijvende op een onbekend adres,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. P.A.G. Verstappen,
en
[verweerster]
wonende te [woonplaas] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. P.A.G. Verstappen.
De rechtbank merkt ten aanzien van het primaire en meer subsidiaire verzoek als belanghebbende aan:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [X] ,
zetelend te [X] ,
hierna te noemen: de ambtenaar.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de man en de vrouw, ingekomen op 20 juli 2022;
  • de brief met bijlagen van de ambtenaar van 26 september 2022.
1.2.
Bij de stukken bevindt zich een ouderschapsplan.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 maart 2023. Verschenen zijn de vrouw en mr. Verstappen en de ambtenaar in de persoon van mevrouw [naam] en mevrouw [naam] . De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De vrouw is in 2008 naar Nederland gekomen en sinds [datum] 2009 officieel in Nederland gevestigd. Haar nationaliteit is onbekend. Zij staat in de Basisregistratie Personen (BRP) geregistreerd als geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Somalië en als gehuwd met de man in [jaar] .
2.2.
De man is in 2010 in het kader van gezinshereniging naar Nederland gekomen en heeft zich op [datum] in Nederland gevestigd. De man heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij staat geregistreerd in de registratie niet ingezetenen (RNI) als geboren op
[geboortedatum] en als gehuwd met de vrouw in [jaar] .
2.3.
Het huwelijk van de vrouw en de man is in de BRP geregistreerd op basis van verklaringen onder ede van zowel de man als de vrouw.
2.4.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
  • [minderjarige I] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
  • [minderjarige II] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
  • [minderjarige III] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
  • [minderjarige IV] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
  • [minderjarige V] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
Partijen hebben ook nog vier meerderjarige kinderen.

3.Het verzoek

3.1.
Het initiële verzoek van de man en de vrouw luidde (samengevat) als volgt:
  • primair: afgifte verklaring voor recht dat het huwelijk niet voor erkenning in aanmerking komt en dus niet vatbaar is voor inschrijving in het BRP;
  • subsidiair: verzoek tot echtscheiding;
  • meer subsidiair: opdracht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand tot aanpassing van de registers van de burgerlijke stand in de zin dat vermelding van het huwelijk van partijen zal worden doorgehaald
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de man en de vrouw hun verzoek gewijzigd en zij verzoeken - zo begrijpt de rechtbank - thans:
  • primair op grond van artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een verklaring voor recht af te geven dat het huwelijk niet voor erkenning in aanmerking komt en dus niet vatbaar is voor inschrijving in het BRP, zulks ook met, op grond van artikel 1:24 BW, de opdracht aan de ambtenaar om de registers van de burgerlijke stand aan te passen in die zin dat vermelding van het huwelijk van partijen zal worden doorgehaald als gevolg waarvan het huwelijk niet meer zal voorkomen in de betreffende registers;
  • subsidiair de echtscheiding tussen hen uit te spreken.

4.De beoordeling

4.1.
Verzoekers stellen dat zij niet in het bezit zijn van een huwelijksakte. Er was sprake van een traditioneel huwelijk. De vrouw was 12 jaar ten tijde van het huwelijk.
Verzoekers stellen dat niet na te gaan is of het tussen partijen in Somalië gesloten huwelijk voldoet aan de vereisten van 10:31 BW, omdat te weinig bescheiden aanwezig zijn. Het huwelijk komt volgens verzoekers niet voor erkenning in aanmerking, tenzij partijen bij meerderjarigheid om erkenning van het huwelijk hebben gevraagd. Weliswaar hebben partijen, althans de man in 2017, een verklaring onder ede afgelegd in verband met het huwelijk, maar dat kan volgens verzoekers niet op één lijn worden gesteld met een verzoek om erkenning van het huwelijk. Volgens verzoekers heeft geen toetsing plaatsgevonden zodat de verklaring onder ede geen rechtsgevolg heeft.
Mocht de rechtbank menen dat wel sprake is van een huwelijk dat voor erkenning in aanmerking komt, dan wensen verzoekers dat de echtscheiding wordt uitgesproken.
4.2.
De ambtenaar heeft zijn visie op de zaak gegeven bij brief van 26 september 2022.
De ambtenaar geeft aan dat de man en de vrouw onder ede hebben verklaard over hun huwelijk. Als de rechtbank oordeelt dat het huwelijk ten onrechte in de BRP is opgenomen, zijn de consequenties verstrekkend (denk aan afstamming, gezag, nationaliteit van de kinderen en mogelijk nog meer). De ambtenaar is van mening dat met de verklaring onder ede wel erkenning van het huwelijk wordt beoogd. Hij verwijst naar ECLI:NL:GHSHE:2021:2244. Ook verwijst de ambtenaar naar de brief van de Minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 11 februari 2019 (kamerstuk 32175, nr. 65), waarin staat dat een in het buitenland rechtsgeldig gesloten kindhuwelijk wordt ingeschreven in de BRP als een van de betrokkenen het laat registreren en beide echtgenoten inmiddels 18 jaar of ouder zijn. Daarbij is aangegeven dat geen toetsing plaatsvindt of beide echtgenoten zonder dwang hebben ingestemd met het huwelijk of de registratie en dat deze werkwijze correspondeert met de hoofdregel van het Verdrag geldigheid huwelijken om zoveel mogelijk huwelijken te erkennen. Er is volgens de ambtenaar nooit twijfel gerezen over de vraag of betrokkenen gehuwd waren, er is meermaals en consequent over verklaard. De registratie van verzoekers in de BRP als gehuwd is daarom juist, zodat echtscheiding mogelijk is, volgens de ambtenaar.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben betrokkenen hun standpunt toegelicht.
Verklaring voor recht / doorhaling huwelijk
4.4.
Het primaire verzoek zal worden afgewezen omdat de wettelijke grondslag ontbreekt. Er is geen sprake van een huwelijksakte of rechterlijke uitspraak waarvan de rechtbank kan verklaren dat deze vatbaar is voor inschrijving in een register (artikel 1:26 BW) en er is evenmin sprake van een akte die ten onrechte is opgenomen in een register van de burgerlijke stand (artikel 1:24 BW) en om die reden kan worden doorgehaald.
Het doorhalen van een registratie in de BRP is niet een zaak die valt onder de reikwijdte van artikel 1:24 BW en/of 1:26 BW, maar is een zaak die verzoekers kunnen voorleggen aan het College van B&W.
Verzoek tot echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.5.
Omdat de gewone verblijfplaats van één van partijen zich in Nederland bevindt, komt aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om over het verzoek tot echtscheiding te oordelen (artikel 3 lid 1 sub a “Brussel II bis”-Verordening, nr. 2201/2003).
4.6.
Op grond van artikel 10:56 BW is Nederlands recht van toepassing op de echtscheiding.
Rechtsgeldigheid en erkenning van het huwelijk
4.7.
Voordat de rechtbank toekomt aan de beoordeling van het verzoek tot echtscheiding, zal zij moeten beoordelen of het tussen de verzoekers gesloten huwelijk als rechtsgeldig in Nederland kan worden erkend.
4.8.
Ingevolge artikel 10:31 lid 1 (BW) wordt een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, als zodanig erkend. Ingevolge het vierde lid wordt een huwelijk vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
4.9.
Ingevolge artikel 10:32 aanhef en onder sub c BW wordt ongeacht artikel 31 BW aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning onthouden, indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde en in ieder geval indien een der echtgenoten op het tijdstip van de sluiting van dat huwelijk niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt, tenzij de echtgenoten op het moment dat erkenning van het huwelijk gevraagd wordt beiden de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
4.10.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.11.
De rechtbank constateert dat verzoekers niet beschikken over een huwelijksverklaring, afgegeven door een bevoegde autoriteit, zoals bedoeld in artikel 10:31 lid 4 BW zodat geen sprake is van een huwelijk dat vermoed wordt rechtsgeldig te zijn.
4.12.
Uit de landeninformatie die ten aanzien van Somalië door VIND Burgerzaken wordt verstrekt blijkt het volgende. In Somalië kan na het bereiken van de achttienjarige leeftijd een huwelijk worden gesloten. Een meisje dat de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt maar nog geen achttien jaar oud is, kan met de toestemming van de (huwelijks)voogd een huwelijk aangaan. De rechtbank kan zowel voor de man als voor de vrouw een uitzondering maken op dit leeftijdsvereiste. In de praktijk worden huwelijken ook op jongere leeftijd gesloten. Kinderen worden geacht op hun vijftiende meerderjarig te worden en worden geacht dan te moeten kunnen huwen, maar het is ook niet ongebruikelijk om jongere meisjes, vanaf circa twaalf jaar, uit te huwelijken in Somalië.
Eveneens blijkt uit de landeninformatie dat een huwelijk niet wettig is als beide echtgenoten of één van hen nog niet meerderjarig zijn/is.
De antwoorden op onder andere de volgende (voorbeeld)vragen kunnen een indicatie geven over de rechtsgeldigheid van een in Somalië gesloten traditioneel huwelijk:
  • wie heeft het huwelijk gesloten (een rechter, een aangewezen persoon of een persoon met kennis van de islam)?
  • zijn er twee meerderjarige getuigen, die beschikken over hun verstandelijke vermogens, bij het huwelijk geweest?
  • stonden de echtgenoten niet in een te nauwe verwantschapsrelatie tot elkaar?
  • waren zij beiden handelingsbekwaam?
  • was de vrouw ongehuwd toen zij het huwelijk aanging of was een mogelijke iddah-periode verstreken?
4.13.
De rechtbank constateert dat niet aan het genoemde leeftijdsvereiste is voldaan. De minimumleeftijd om te huwen in Somalië is achttien jaar, terwijl de vrouw pas twaalf jaar oud was ten tijde van het huwelijkssluiting.
4.14.
Volgens de landeninformatie gelden bij het beantwoorden van de vraag of een huwelijk waarbij een minderjarige is betrokken als rechtsgeldig wordt aangemerkt kennelijk aanvullende voorwaarden.
Zo kan er gehuwd worden met toestemming van de (huwelijks)voogd. Hierbij staat echter specifiek vermeld dat dit gaat om meisjes die de zestienjarige leeftijd hebben bereikt maar nog geen achttien jaar oud zijn, zodat dit niet van toepassing is op het huwelijk van verzoekers.
Uit de landeninformatie blijkt voorts dat de rechtbank een uitzondering kan maken op het leeftijdsvereiste. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat van een dergelijke situatie sprake is.
4.15.
De ambtenaar heeft verwezen naar de beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 24 maart 2022 (ECLI:NL:GHSHE:2022:2252), waarin is geoordeeld dat een in Somalië gesloten kindhuwelijk (de vrouw was ten tijde van het huwelijk veertien of vijftien jaar) naar Somalisch recht als rechtsgeldig aan te merken was, gelet op de verklaringen van de vrouw, de overgelegde stukken en de Somalische gebruiken omtrent het religieus huwelijk. De ambtenaar heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat weliswaar in beginsel achttien jaar de minimumleeftijd is voor het aangaan van een huwelijk, maar dat in de praktijk vaak jongere meisjes in het huwelijk treden in Somalië, twaalf jaar is niet ongebruikelijk.
De rechtbank is echter van oordeel dat het er, bij de toetsing van de rechtsgeldigheid van een huwelijk, niet om gaat wat in een bepaald land niet ongebruikelijk is, maar of er sprake is van een huwelijk dat in het land waarin het huwelijk is gesloten als rechtsgeldig wordt beoordeeld. Dit is gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank bij het huwelijk van verzoekers niet het geval. De enkele omstandigheid dat het gebruikelijk is dat jonge meisjes worden uitgehuwelijkt betekent naar het oordeel van de rechtbank niet automatisch dat een dergelijk huwelijk dan ook rechtsgeldig is.
4.16.
Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een rechtsgeldig traditioneel huwelijk, nu daarvoor onvoldoende informatie aanwezig is.
4.17.
Concluderend kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake is van een huwelijk dat naar Somalisch recht rechtsgeldig is en dat in Nederland voor erkenning in aanmerking komt.
4.18.
Nu niet vaststaat dat sprake is van een huwelijk dat voor erkenning in aanmerking komt, zal de rechtbank partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun verzoek tot echtscheiding.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst het primaire verzoek af;
5.2.
verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek tot echtscheiding.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.R. de Meyere, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 7 april 2023.
Conc: MVd(O
Tegen deze beschikking kan, voor zover het een eindbeslissing betreft, -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.