In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en een glaszetters- en schildersbedrijf, aangeduid als [verweerder]. De werknemer verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst, die slapend was door langdurige ziekte, en om betaling van een transitievergoeding. De werkgever was niet verschenen op de eerste zitting en heeft later verweer gevoerd. De werknemer, die sinds 2011 ziek was, stelde dat hij recht had op een transitievergoeding, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever, waardoor de transitievergoeding niet toewijsbaar was. Wel werd geoordeeld dat de werkgever toerekenbaar tekortschiet door niet mee te werken aan de beëindiging van het dienstverband, wat leidde tot een schadevergoeding voor de werknemer. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 mei 2023, en de werkgever veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 33.984,37 aan de werknemer, alsook de proceskosten.