Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[eiser 3],
[eiser 4],
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
6 [gedaagde 6] ,
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
, I called mr. [gedaagde 6] and spoke with him personally. I explained him the situation and the urgency of the matter, and afterwards I send the discharge (acknowledgement and direction) again by facsimile on 6t April 2009 12.51 PM ( [land] time). My secretary [C] ****** made the fax, and I signed it, and my secretary send it at 12.51 PM. I do still have the faxreport. The fax was faxed to number + [faxnummer] , the faxnumber of [gedaagden] office.
:
#3
#3
Subsequent to March 10, 2009 my office advised Mr. [gedaagde 6] of [gedaagden 1 t/m 5] that we would be forwarding the discharge to him. They were forwarded and we received the executed discharges prior to the closing. We received the said discharges by fax number [faxnummer] from Mr. [gedaagde 6] office on April 8th and the same was witnessed by Mr. [gedaagde 6] . I heard nothing further regarding this matter until I received an email from Mr. [naam eisers] on December 31,2014”
toenwist dat er meerdere investeerders waren in het betreffende varkensbedrijf in [locatie 1] , waarbij het meer in het bijzonder gaat om de stelling van [eisers 3 en 4] dat [gedaagde 6] toen wist dat ook [F] in dat bedrijf had geïnvesteerd.
toenwist. De getuigenverklaringen van de [eisers 3 en 4] leveren op dit punt geen concreet bewijs op. [gedaagde 6] heeft op 21 september 2007 een fax-bericht gestuurd aan [A] (productie 22 [eisers 3 en 4] ), maar uit niets blijkt dat [gedaagde 6] toen wist dat [A] de stal in [locatie 1] waarin [F] heeft geïnvesteerd, zou aandragen. Uit de afgelegde getuigenverklaringen komt ook niet naar voren dat [gedaagde 6] ten tijde van de gedane investeringen wist waarin [eisers 3 en 4] precies had geïnvesteerd. Uit de getuigenverklaringen van de [eisers 3 en 4] komt met name niet naar voren dat zij voorafgaand of ten tijde van de gedane investeringen in [locatie 1] met [gedaagde 6] hebben besproken waarop de investeringen precies betrekking hadden. De getuige [naam eisers] verwijst in zijn verklaring naar productie 48 van [eisers 3 en 4] , onder meer een factuur van 9 januari 2018 waaruit blijkt dat er wel enig overleg is geweest over de herinvestering. Maar wat dat overleg precies heeft ingehouden en dat daaruit voor [gedaagde 6] kenbaar was of moest zijn dat het om dezelfde stal ging als bij [F] blijkt hier niet uit.
€ 23.358,50(Tarief VIII, € 4.247,00 per punt; in totaal 5,5 punt)
€ 25.482,00(Tarief VIII, € 4.247,00 per punt; in totaal 6