Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Heeft Hopman Latour de percelen voor zichzelf gehouden of voor een ander?
“Pastoor [A] heeft aan de verkennersleiding medegedeeld dat de kerk geen grond mocht verkopen aan de verkennersgroep maar dat de verkenners wel op de grond van de kerk een gebouw mochten zetten.”. Hopman Latour heeft het voorgaande onvoldoende weersproken.
uit zichzelfgeen verandering kan brengen in zijn houderschap of de grondslag daarvan. Hij kan zichzelf niet tot bezitter maken zonder handeling van die ander, of zonder dat hij het recht van die ander tegenspreekt. Gesteld noch gebleken is dat sprake is geweest van een verandering in houderschap door een handeling van Charitas/de Parochie of duidelijke tegenspraak door Hopman Latour.
opstalrechtte kunnen aannemen. Het enkele feit dat Hopman Latour de feitelijke macht (door middel van investeringen) zou hebben uitgeoefend over de blokhut zelf betekent namelijk niet dat zij bezitter is geweest van het recht van opstal. Daar is meer voor nodig. Het (enkele) gebruik van een zaak kan namelijk even zo goed plaatsvinden als men de zaak voor een ander houdt, bijvoorbeeld in de hoedanigheid van huurder.
inclusief de blokhut, heeft overgedragen aan Charitas. Daarnaast blijkt uit de door Hopman Latour overgelegde brief d.d. 14 juli 2011 van Hopman Latour aan Charitas dat partijen al in 1985 een huurovereenkomst hebben gesloten ten aanzien van de blokhut. Dat is ook ter zitting door de penningmeester van Hopman Latour, de heer [B] , erkend. Volgens [B] heeft Hopman Latour (in elk geval) vanaf 1985 huur betaald aan Charitas, en vanaf 1992 was er een schriftelijke huurovereenkomst. Onder deze omstandigheden kan niet worden volgehouden dat Hopman Latour zich als bezitter van het opstalrecht ter zake van de blokhut heeft gedragen, zoals artikel 3:113 BW voorschrijft.
NJ2012/411,
Van der Vliet/Berregratte, en zie ook voor wat betreft opzegging van duurovereenkomsten in het algemeen: ECLI:NL:HR:2016:1134, NJ 2016/450,
Alcatel-Lucent). Het is aan Hopman Latour om gemotiveerd feiten en omstandigheden te stellen dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in dit geval nadere eisen aan de opzegging van Charitas stellen.
vindtdat schadevergoeding op zijn plaats is, maar niet uitgelegd waarom. Alleen al om die reden wordt dit verweer als onvoldoende onderbouwd verworpen.