Beoordeling door de rechtbank
8. De rechtbank beoordeelt of het college de weigering van het verzoek terecht in stand heeft gelaten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
9. Het beroep is gegrond omdat het college bij het nemen van het bestreden besluit een verouderde toetsingsmaatstaf heeft gebruikt, waardoor sprake is van een motiveringsgebrek. Het bestreden besluit moet daarom worden vernietigd. De rechtbank oordeelt vervolgens dat het college het verzoek van eiser heeft mogen afwijzen op grond van de motivering in het verweerschrift en dat dus de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand blijven. Dit betekent dat het college geen nieuw besluit hoeft te nemen en het bestreden besluit dus niet verandert. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
11. Eiser betoogt dat hij met de overgelegde documenten de juiste gegevens over zijn identiteit heeft aangetoond en ook dat die gegevens van hem zijn. Het college heeft de Canadese huwelijksakte en de geboorteakten van zijn kinderen ten onrechte niet betrokken in de besluitvorming. Deze documenten onderbouwen het standpunt dat de stukken uit Libië en van de Libische autoriteiten zien op zijn persoonsgegevens. Het overgelegde paspoort is onderdeel van het geheel en kan niet los van de andere gegevens en informatie worden gezien. Alle documenten moeten in onderling verband en samenhang met elkaar worden beschouwd en dat zou moeten leiden tot inwilliging van het verzoek. Dat geldt temeer nu de nieuwe, minder zware, toetsingsmaatstaf uit de uitspraken van 4 mei 2022 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van toepassing is.
Het standpunt van het college
12. Het college stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit op goede gronden is genomen, ondanks dat daarin nog is uitgegaan van het verouderde vereiste dat voor wijziging van persoonsgegevens onomstotelijk moest vaststaan dat de geregistreerde gegevens in de brp feitelijk onjuist zijn. Ook aan de nieuwe toetsingsmaatstaf uit de uitspraken van de Afdeling van 4 mei 2022 is niet voldaan. Het college vindt dat aan de overgelegde documenten niet de waarde kan worden toegekend die eiser daaraan toegekend wenst te zien. Het is niet vast te stellen of de persoonsgegevens in de documenten daadwerkelijk bij één en dezelfde persoon horen en dat eiser die persoon is. Hoewel paspoorten nu in beginsel als brondocument moeten worden aangemerkt, geldt dit niet voor eisers paspoort met nummer [nummer] omdat Bureau Documenten dit heeft aangemerkt als vervalst. Aan het paspoort met nummer [nummer] komt geen bewijswaarde toe omdat voorafgaand aan de afgifte geen behoorlijk onderzoek naar eisers identiteit is gedaan. De Libische geboorteakte en de Canadese huwelijksakte zijn weliswaar door Bureau Documenten gekwalificeerd als ‘echt’, maar daarmee staat de authenticiteit ervan nog niet vast. Ook kan niet worden vastgesteld of de gegevens in die documenten wel over eiser gaan. Daarbij is van belang dat niet duidelijk is met welke documenten eiser zich ten overstaan van de Duitse, Canadese en Libische autoriteiten na verkrijging van het Nederlanderschap in 2007 heeft gelegitimeerd nu identiteitsbewijzen of paspoorten uit die periode ontbreken. De geboorteakten van eisers kinderen zijn kopieën en kunnen daarom niet worden beoordeeld.
Wat is het toepasselijke toetsings- en beoordelingskader?
13. De rechtbank stelt voorop dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van die gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten.Voor de gegevens over de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever in artikel 2.8 Wet brp een rangorde aangebracht in de geschriften waaraan die gegevens kunnen worden ontleend.
14. De rechtbank beoordeelt eisers beroep met inachtneming van het toetsings- en beoordelingskader uit de hiervoor vermelde uitspraken van de Afdeling van 4 mei 2022. In de periode tussen de hoorzitting in bezwaar en het bestreden besluit heeft de Afdeling de toetsingsmaatstaf voor wijzigingsverzoeken genuanceerd, in die zin dat voortaan beoordeeld moet worden of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving heeft plaatsgevonden, worden de betreffende gegevens in de brp gewijzigd.
15. Dit betekent dat in zaken over een verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de brp eerst de vraag moet worden beantwoord of de verzoeker brondocumenten heeft weten over te leggen die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp. Pas wanneer die vraag bevestigend beantwoord kan worden, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen de verzoeker en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen zal vervolgens worden beoordeeld of aan de toetsingsmaatstaf zoals hiervoor omschreven is voldaan. Is dat het geval, dan wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de brp gewijzigd.
16. Het college heeft voor de motivering van het bestreden besluit de inmiddels achterhaalde toetsingsmaatstaf gebruikt. In zoverre is sprake van een motiveringsgebrek. Het college heeft in het verweerschrift alsnog de nieuwe toetsingsmaatstaf op eisers verzoek toegepast en dit tijdens de zitting nog eens toegelicht. Eiser heeft hierop tijdens de zitting kunnen reageren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college daardoor alsnog deugdelijk gemotiveerd waarom het verzoek van eiser kon worden geweigerd. Daarom zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten. De rechtbank licht dit oordeel hieronder toe.
De gelegaliseerde geboorteakte en gelegaliseerde huwelijksakte
17. Eiser heeft een gelegaliseerde Libische geboorteakte en een gelegaliseerde Canadese huwelijksakte overgelegd. Een buiten Nederland opgemaakte akte is een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid onder c, van de Wet brp als deze overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en ten doel heeft tot bewijs te dienen van het feit waarover het verzoek tot opneming gaat. Het college wijst erop dat Bureau Documenten beide akten als ‘echt’ heeft beoordeeld, wat betekent dat het uiterlijk van het document overeenkomt met het uiterlijk van vergelijkbare documenten uit het betreffende land. Met de kwalificatie ‘echt’ worden geen uitspraken gedaan over de opmaak, afgifte of inhoudelijke juistheid van het document.
18. Het college betwist hiermee gemotiveerd dat de akten overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie zijn opgemaakt. Volgens de aangehaalde uitspraken van de Afdeling is de aanvrager bij die stand van zaken aan zet om aannemelijk te maken dat de akten wel aan deze vereisten voldoen. Een aanvrager kan dit doen door legalisatie van de akte.Voor zover het college zich op het standpunt heeft gesteld dat legalisatie niets zegt over afgifte van de akten volgens de plaatselijke voorschriften door bevoegde instanties, gaat het college daarmee voorbij aan de betekenis die volgens de Afdeling aan legalisatie van akten moet worden toegekend.
19. Dit betekent echter nog niet dat ook van de inhoudelijke juistheid van de geboorteakte en huwelijksakte moet worden uitgegaan en dat de daarin vermelde feiten zonder meer moeten worden verwerkt in de brp. De gegevens uit de akten mogen toch worden geweigerd voor verwerking in de brp als de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de daarin vermelde feiten. Daarvan kan sprake zijn als voorafgaand aan de afgifte van de akten geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden.
20. De rechtbank is van oordeel dat het college terecht geen gegevens heeft ontleend aan de Libische geboorteakte en de Canadese huwelijksakte. Het is immers niet duidelijk met welke documenten eiser zich bij de Libische en Canadese autoriteiten heeft gelegitimeerd voorafgaand aan de afgifte van die documenten. Tijdens de zitting heeft eiser verklaard dat hij hiervoor een Libisch paspoort heeft gebruikt dat hij in 2006 had aangevraagd. Dat paspoort is echter niet aan het verzoek ten grondslag gelegd, zodat onbekend is welke persoonsgegevens daarin staan vermeld. Evenmin is duidelijk op welke wijze eisers identiteit voorafgaand aan de afgifte van dit Libische paspoort uit 2006 is onderzocht en vastgesteld. Dit klemt temeer omdat eiser daarna is genaturaliseerd tot Nederlander met persoonsgegevens waarvan nu om wijziging wordt gevraagd. Dit alles maakt dat onduidelijk is of de gegevens in de overgelegde akten juist zijn en of de persoon in die akten en eiser wel dezelfde zijn. Aan de gelegaliseerde geboorteakte en huwelijksakte kan daarom niet de betekenis worden toegekend die eiser daaraan toegekend wenst te zien.
21. Eiser heeft twee paspoorten overgelegd. Bureau Documenten heeft het paspoort met nummer [nummer] met absolute zekerheid gekwalificeerd als ‘vervalst’. Eiser bestrijdt die conclusie met een bericht van de Libische ambassade waarin staat dat fouten in handgeschreven paspoorten zoals deze weliswaar werden hersteld met inkt, maar dat dit geen afbreuk doet aan de authenticiteit van het paspoort. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser hiermee geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de bevindingen van Bureau Documenten aannemelijk gemaakt omdat de ambassade het paspoort zelf niet heeft onderzocht en Bureau documenten wel. Het college mocht dan ook uitgaan van de bevindingen van Bureau Documenten zodat dit paspoort niet als brondocument hoefde te worden beschouwd.
22. Het paspoort met nummer [nummer] is door Bureau Documenten beoordeeld als ‘echt’. In de uitspraken van 4 mei 2022 heeft de Afdeling verduidelijkt dat paspoorten ook moeten worden beschouwd als brondocumenten in de zin van artikel 2.8, tweede lid onder d, van de Wet brp. Dit betekent echter nog niet dat de daarin vermelde feiten zonder meer moeten worden verwerkt in de brp, hoewel in beginsel van de juistheid van de gegevens in een door de bevoegde autoriteiten afgegeven paspoort moet worden uitgegaan.
23. Dat is anders als voorafgaand aan de afgifte van dat paspoort kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. In zo’n geval verzet de Nederlandse openbare orde zich tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten. In dit geval twijfelt het college eraan of de in het paspoort opgenomen gegevens wel aan eiser toebehoren en op welke wijze de identiteit van de persoon die in het paspoort staat genoemd, is vastgesteld. Eiser heeft hierover verklaard dat hij voor de aanvraag van het paspoort met nummer [nummer] gebruik heeft gemaakt van het Libische paspoort uit 2006. Gelet op wat hiervoor al is overwogen over het paspoort uit 2006, is de rechtbank van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de op het paspoort vermelde feiten niet kunnen worden verwerkt in de brp.
Wat is de status van de overige overgelegde documenten?
24. Eiser heeft ook kopieën van de geboorteakten van zijn kinderen en afschriften van enkele documenten uit Duitsland, zoals de toekenning van een belastingnummer, overgelegd. Als regel mag van eiser worden verlangd dat hij, als aanvrager, brondocumenten en andere documenten in origineel overlegt. Rechtspraak van de Afdeling biedt evenwel ruimte om af te wijken van dit uitgangspunt, maar voor het bepalen van de bewijswaarde van kopieën of afschriften zal dan wel informatie bekend moeten zijn over de wijze van opmaken en de betrouwbaarheid van het onderzoek daarbij.In dit geval is onbekend hoe de Duitse, Canadese en Libische autoriteiten eisers identiteit voorafgaand aan de afgifte van deze documenten hebben onderzocht en vastgesteld. Eisers stelling dat hiervoor het Libische paspoort uit 2006 is gebruikt, slaagt niet gelet op wat hiervoor is overwogen over de afgifte van dat paspoort. Het college heeft daarom terecht aan die documenten niet de betekenis toegekend die eiser daaraan toegekend wenst te zien.
25. Gelet op alle voorgaande overwegingen, is de rechtbank van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten volgt dat de daarin opgenomen gegevens zien op eiser en dat deze gegevens ook juist zijn. Het college heeft het verzoek van eiser om zijn gegevens te wijzigen dan ook terecht afgewezen.