ECLI:NL:RBOBR:2023:1407

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
22/1469
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de weigering om persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen te wijzigen

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 28 maart 2023, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo om zijn persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen (brp) te wijzigen, beoordeeld. Eiser, die met een valse identiteit Nederland is binnengekomen, verzocht om wijziging van zijn gegevens en die van zijn ouders. Het college heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de oude gegevens onjuist zijn en de nieuwe gegevens juist zijn. De rechtbank oordeelt dat het college bij het nemen van het bestreden besluit een verouderde toetsingsmaatstaf heeft gebruikt, wat leidt tot een motiveringsgebrek. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat het college in het verweerschrift alsnog de nieuwe toetsingsmaatstaf heeft toegepast. Eiser heeft recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door het college moeten worden betaald. De uitspraak benadrukt het belang van betrouwbare gegevens in de brp en de noodzaak voor de aanvrager om brondocumenten te overleggen die voldoen aan de wettelijke eisen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/1469

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.G.M. Lodder),
en

het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo, het college

(gemachtigden: J.L.M. van den Broek en M.M.C.W. Sakko-Hopman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering om zijn gegevens en die van zijn ouders in de Basisregistratie personen (brp) te wijzigen.
2. Met het bestreden besluit van 19 mei 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.
3. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 14 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser (via videoverbinding) en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

5. Eiser stelt dat zijn huidige gegevens in de brp onjuist zijn omdat hij in 2000 met een valse identiteit Nederland is binnengekomen. Ook heeft hij met een valse identiteit een Verklaring onder Ede afgelegd toen zijn gegevens in de gemeentelijke basisadministratie, de voorloper van de brp, werden opgenomen. Ondanks dat eiser met zijn valse identiteit Nederlander is geworden, wil hij nu met zijn ware identiteit geregistreerd worden. Daarom heeft hij het college gevraagd om onderstaande persoonsgegevens en die van zijn ouders in de brp te wijzigen:
  • geslachtsnaam van [naam] in [naam] ;
  • voornaam van [naam] in [naam] ;
  • geboortedatum van [geboortedatum] 1983 in [geboortedatum] 1978;
  • oudergegevens vader van Ali [naam] in [naam] Zaied [naam] ;
  • oudergegevens moeder van [naam] in [naam] .
6. Eiser heeft het verzoek met de volgende documenten onderbouwd:
  • gelegaliseerde Libische geboorteakte;
  • Libisch paspoort met nummer [nummer] ;
  • oud Libisch paspoort met nummer [nummer] ;
  • afschrift van aanmelding in het Duitse bevolkingsregister;
  • afschrift van toekenning van een Duits belastingnummer;
  • afschrift van Duitse erkenningsakte van het vaderschap van [naam] ;
  • uittreksel van Duitse geboorteakte van [naam] ;
  • kopie van Canadese geboorteakte van [naam] ;
  • Libische geboorteakte van [naam] ;
  • gelegaliseerde Canadese huwelijksakte met nummer [nummer] .
7. Het college heeft geweigerd om eisers persoonsgegevens en de oudergegevens te wijzigen. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 19 mei 2022 is het bezwaar ongegrond verklaard (het bestreden besluit). Het college vindt dat op grond van de overgelegde documenten niet onomstotelijk vaststaat dat de oude gegevens onjuist zijn, de nieuwe gegevens juist zijn en dat de nieuwe en oude gegevens over dezelfde persoon gaan.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank beoordeelt of het college de weigering van het verzoek terecht in stand heeft gelaten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
9. Het beroep is gegrond omdat het college bij het nemen van het bestreden besluit een verouderde toetsingsmaatstaf heeft gebruikt, waardoor sprake is van een motiveringsgebrek. Het bestreden besluit moet daarom worden vernietigd. De rechtbank oordeelt vervolgens dat het college het verzoek van eiser heeft mogen afwijzen op grond van de motivering in het verweerschrift en dat dus de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand blijven. Dit betekent dat het college geen nieuw besluit hoeft te nemen en het bestreden besluit dus niet verandert. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Het standpunt van eiser
11. Eiser betoogt dat hij met de overgelegde documenten de juiste gegevens over zijn identiteit heeft aangetoond en ook dat die gegevens van hem zijn. Het college heeft de Canadese huwelijksakte en de geboorteakten van zijn kinderen ten onrechte niet betrokken in de besluitvorming. Deze documenten onderbouwen het standpunt dat de stukken uit Libië en van de Libische autoriteiten zien op zijn persoonsgegevens. Het overgelegde paspoort is onderdeel van het geheel en kan niet los van de andere gegevens en informatie worden gezien. Alle documenten moeten in onderling verband en samenhang met elkaar worden beschouwd en dat zou moeten leiden tot inwilliging van het verzoek. Dat geldt temeer nu de nieuwe, minder zware, toetsingsmaatstaf uit de uitspraken van 4 mei 2022 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van toepassing is. [1]
Het standpunt van het college
12. Het college stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit op goede gronden is genomen, ondanks dat daarin nog is uitgegaan van het verouderde vereiste dat voor wijziging van persoonsgegevens onomstotelijk moest vaststaan dat de geregistreerde gegevens in de brp feitelijk onjuist zijn. Ook aan de nieuwe toetsingsmaatstaf uit de uitspraken van de Afdeling van 4 mei 2022 is niet voldaan. Het college vindt dat aan de overgelegde documenten niet de waarde kan worden toegekend die eiser daaraan toegekend wenst te zien. Het is niet vast te stellen of de persoonsgegevens in de documenten daadwerkelijk bij één en dezelfde persoon horen en dat eiser die persoon is. Hoewel paspoorten nu in beginsel als brondocument moeten worden aangemerkt, geldt dit niet voor eisers paspoort met nummer [nummer] omdat Bureau Documenten dit heeft aangemerkt als vervalst. Aan het paspoort met nummer [nummer] komt geen bewijswaarde toe omdat voorafgaand aan de afgifte geen behoorlijk onderzoek naar eisers identiteit is gedaan. De Libische geboorteakte en de Canadese huwelijksakte zijn weliswaar door Bureau Documenten gekwalificeerd als ‘echt’, maar daarmee staat de authenticiteit ervan nog niet vast. Ook kan niet worden vastgesteld of de gegevens in die documenten wel over eiser gaan. Daarbij is van belang dat niet duidelijk is met welke documenten eiser zich ten overstaan van de Duitse, Canadese en Libische autoriteiten na verkrijging van het Nederlanderschap in 2007 heeft gelegitimeerd nu identiteitsbewijzen of paspoorten uit die periode ontbreken. De geboorteakten van eisers kinderen zijn kopieën en kunnen daarom niet worden beoordeeld.
Wat is het toepasselijke toetsings- en beoordelingskader?
13. De rechtbank stelt voorop dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van die gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. [2] Voor de gegevens over de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever in artikel 2.8 Wet brp een rangorde aangebracht in de geschriften waaraan die gegevens kunnen worden ontleend.
14. De rechtbank beoordeelt eisers beroep met inachtneming van het toetsings- en beoordelingskader uit de hiervoor vermelde uitspraken van de Afdeling van 4 mei 2022. In de periode tussen de hoorzitting in bezwaar en het bestreden besluit heeft de Afdeling de toetsingsmaatstaf voor wijzigingsverzoeken genuanceerd, in die zin dat voortaan beoordeeld moet worden of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving heeft plaatsgevonden, worden de betreffende gegevens in de brp gewijzigd.
15. Dit betekent dat in zaken over een verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de brp eerst de vraag moet worden beantwoord of de verzoeker brondocumenten heeft weten over te leggen die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp. Pas wanneer die vraag bevestigend beantwoord kan worden, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen de verzoeker en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen zal vervolgens worden beoordeeld of aan de toetsingsmaatstaf zoals hiervoor omschreven is voldaan. Is dat het geval, dan wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de brp gewijzigd.
16. Het college heeft voor de motivering van het bestreden besluit de inmiddels achterhaalde toetsingsmaatstaf gebruikt. In zoverre is sprake van een motiveringsgebrek. Het college heeft in het verweerschrift alsnog de nieuwe toetsingsmaatstaf op eisers verzoek toegepast en dit tijdens de zitting nog eens toegelicht. Eiser heeft hierop tijdens de zitting kunnen reageren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college daardoor alsnog deugdelijk gemotiveerd waarom het verzoek van eiser kon worden geweigerd. Daarom zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten. De rechtbank licht dit oordeel hieronder toe.
De gelegaliseerde geboorteakte en gelegaliseerde huwelijksakte
17. Eiser heeft een gelegaliseerde Libische geboorteakte en een gelegaliseerde Canadese huwelijksakte overgelegd. Een buiten Nederland opgemaakte akte is een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid onder c, van de Wet brp als deze overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en ten doel heeft tot bewijs te dienen van het feit waarover het verzoek tot opneming gaat. Het college wijst erop dat Bureau Documenten beide akten als ‘echt’ heeft beoordeeld, wat betekent dat het uiterlijk van het document overeenkomt met het uiterlijk van vergelijkbare documenten uit het betreffende land. Met de kwalificatie ‘echt’ worden geen uitspraken gedaan over de opmaak, afgifte of inhoudelijke juistheid van het document.
18. Het college betwist hiermee gemotiveerd dat de akten overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie zijn opgemaakt. Volgens de aangehaalde uitspraken van de Afdeling is de aanvrager bij die stand van zaken aan zet om aannemelijk te maken dat de akten wel aan deze vereisten voldoen. Een aanvrager kan dit doen door legalisatie van de akte. [3] Voor zover het college zich op het standpunt heeft gesteld dat legalisatie niets zegt over afgifte van de akten volgens de plaatselijke voorschriften door bevoegde instanties, gaat het college daarmee voorbij aan de betekenis die volgens de Afdeling aan legalisatie van akten moet worden toegekend.
19. Dit betekent echter nog niet dat ook van de inhoudelijke juistheid van de geboorteakte en huwelijksakte moet worden uitgegaan en dat de daarin vermelde feiten zonder meer moeten worden verwerkt in de brp. De gegevens uit de akten mogen toch worden geweigerd voor verwerking in de brp als de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de daarin vermelde feiten. Daarvan kan sprake zijn als voorafgaand aan de afgifte van de akten geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. [4]
20. De rechtbank is van oordeel dat het college terecht geen gegevens heeft ontleend aan de Libische geboorteakte en de Canadese huwelijksakte. Het is immers niet duidelijk met welke documenten eiser zich bij de Libische en Canadese autoriteiten heeft gelegitimeerd voorafgaand aan de afgifte van die documenten. Tijdens de zitting heeft eiser verklaard dat hij hiervoor een Libisch paspoort heeft gebruikt dat hij in 2006 had aangevraagd. Dat paspoort is echter niet aan het verzoek ten grondslag gelegd, zodat onbekend is welke persoonsgegevens daarin staan vermeld. Evenmin is duidelijk op welke wijze eisers identiteit voorafgaand aan de afgifte van dit Libische paspoort uit 2006 is onderzocht en vastgesteld. Dit klemt temeer omdat eiser daarna is genaturaliseerd tot Nederlander met persoonsgegevens waarvan nu om wijziging wordt gevraagd. Dit alles maakt dat onduidelijk is of de gegevens in de overgelegde akten juist zijn en of de persoon in die akten en eiser wel dezelfde zijn. Aan de gelegaliseerde geboorteakte en huwelijksakte kan daarom niet de betekenis worden toegekend die eiser daaraan toegekend wenst te zien.
De Libische paspoorten
21. Eiser heeft twee paspoorten overgelegd. Bureau Documenten heeft het paspoort met nummer [nummer] met absolute zekerheid gekwalificeerd als ‘vervalst’. Eiser bestrijdt die conclusie met een bericht van de Libische ambassade waarin staat dat fouten in handgeschreven paspoorten zoals deze weliswaar werden hersteld met inkt, maar dat dit geen afbreuk doet aan de authenticiteit van het paspoort. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser hiermee geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de bevindingen van Bureau Documenten aannemelijk gemaakt omdat de ambassade het paspoort zelf niet heeft onderzocht en Bureau documenten wel. Het college mocht dan ook uitgaan van de bevindingen van Bureau Documenten zodat dit paspoort niet als brondocument hoefde te worden beschouwd.
22. Het paspoort met nummer [nummer] is door Bureau Documenten beoordeeld als ‘echt’. In de uitspraken van 4 mei 2022 heeft de Afdeling verduidelijkt dat paspoorten ook moeten worden beschouwd als brondocumenten in de zin van artikel 2.8, tweede lid onder d, van de Wet brp. Dit betekent echter nog niet dat de daarin vermelde feiten zonder meer moeten worden verwerkt in de brp, hoewel in beginsel van de juistheid van de gegevens in een door de bevoegde autoriteiten afgegeven paspoort moet worden uitgegaan.
23. Dat is anders als voorafgaand aan de afgifte van dat paspoort kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. In zo’n geval verzet de Nederlandse openbare orde zich tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten. In dit geval twijfelt het college eraan of de in het paspoort opgenomen gegevens wel aan eiser toebehoren en op welke wijze de identiteit van de persoon die in het paspoort staat genoemd, is vastgesteld. Eiser heeft hierover verklaard dat hij voor de aanvraag van het paspoort met nummer [nummer] gebruik heeft gemaakt van het Libische paspoort uit 2006. Gelet op wat hiervoor al is overwogen over het paspoort uit 2006, is de rechtbank van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de op het paspoort vermelde feiten niet kunnen worden verwerkt in de brp.
Wat is de status van de overige overgelegde documenten?
24. Eiser heeft ook kopieën van de geboorteakten van zijn kinderen en afschriften van enkele documenten uit Duitsland, zoals de toekenning van een belastingnummer, overgelegd. Als regel mag van eiser worden verlangd dat hij, als aanvrager, brondocumenten en andere documenten in origineel overlegt. Rechtspraak van de Afdeling biedt evenwel ruimte om af te wijken van dit uitgangspunt, maar voor het bepalen van de bewijswaarde van kopieën of afschriften zal dan wel informatie bekend moeten zijn over de wijze van opmaken en de betrouwbaarheid van het onderzoek daarbij. [5] In dit geval is onbekend hoe de Duitse, Canadese en Libische autoriteiten eisers identiteit voorafgaand aan de afgifte van deze documenten hebben onderzocht en vastgesteld. Eisers stelling dat hiervoor het Libische paspoort uit 2006 is gebruikt, slaagt niet gelet op wat hiervoor is overwogen over de afgifte van dat paspoort. Het college heeft daarom terecht aan die documenten niet de betekenis toegekend die eiser daaraan toegekend wenst te zien.
25. Gelet op alle voorgaande overwegingen, is de rechtbank van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten volgt dat de daarin opgenomen gegevens zien op eiser en dat deze gegevens ook juist zijn. Het college heeft het verzoek van eiser om zijn gegevens te wijzigen dan ook terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

26. Het beroep is gegrond omdat sprake is van een motiveringsgebrek. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank laat vervolgens met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit omdat het college het motiveringsgebrek in het verweerschrift en met de toelichting tijdens de zitting heeft hersteld. Dat betekent dat aan de weigering om de persoonsgegevens van eiser te wijzigen niets verandert.
27. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,– omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 19 mei 2022;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,– aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,– aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.J. Verborg, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A.L. Verbruggen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
28 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet basisregistratie personen
Artikel 2.8. tweede lid
(…)
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan (…)
een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit (…);
een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld (…).
Artikel 2.10
(…)
1. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e (…) worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
2. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d en e, worden geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn (…).

Voetnoten

1.Waaronder ECLI:NL:RVS:2022:1198, 1297 en 1300.
3.ECLI:NL:RVS:2022:1198, overweging 8.3.
4.ECLI:NL:RVS:2022:1198, overweging 8.4.
5.ECLI:NL:RVS:2022:1198, overweging 8.7.