Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
Inhoudsopgave
4.De beoordeling16
5.De beslissing30
1.De procedures
- het tussenvonnis van 20 november 2019,
- het proces-verbaal van comparitie in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak van 5 januari 2021, waarin de zaak is verwezen naar de rolzitting van 20 januari 2021 voor het verzenden van een regiebrief naar partijen,
- de conclusie van repliek zijdens [eisers in de hoofdzaak] in de hoofdzaak
- de conclusie van dupliek zijdens [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in de vrijwaring] in de hoofdzaak.
- het tussenvonnis van 20 november 2019,
- het proces-verbaal van comparitie in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak van 5 januari 2021, waarin de zaak is verwezen naar de rolzitting van 20 januari 2021 voor het verzenden van een regiebrief naar partijen, de conclusie van repliek zijdens [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in de vrijwaring] in de vrijwaringszaak,
- de conclusie van dupliek zijdens [gedaagde in de vrijwaring] in de vrijwaringszaak.
2.De feiten
colchium autumnale) is een knolgewas. In het voorjaar komen de bladeren en vruchten tot ontwikkeling (
afbeelding 1), waarna de plant in de herfst bloeit, met bloemen die doen denken aan krokussen (
afbeelding 2). Herfsttijloos bevat de zeer giftige stof colchicine, een alkaloïde met ontstekingsremmende eigenschappen. Op basis van droog gewicht, zowel in de knol als in de bloemen en zaden, bevat herfsttijloos 0.3 tot 1.2 % colchicine. Herfsttijloos komt in [streek] algemeen in het wild voor, in Nederland is de plant zeldzaam.
Tierärztliche Hochschulein Hannover.
“De retourpartij van stoeterij [naam Stoeterij] was aanwezig in e loods (foto als bijlage toegevoegd).Bij de beoordeling van de partij was aan de buitenkant van de balen hooi geen herfsttijloos te zien. Ook na het oppervlakkig lostrekken van het hooi was geen herfsttijloos aanwezig.”
Tierärztliche Hochschulein Hannover aan [gedaagde in de vrijwaring] weten dat de door hem ingestuurde plant inderdaad herfsttijloos betreft [12] .:
um Herbstzeitlose”.
[toevoeging Rb: dit zijn de witte bloedcellen die wijzen op een chronisch ontstekingsproces], de ontstekingseiwitten, de alkalische fosfatase en de LDH [24] .
volvulus). In de lever van dit paard zijn veranderingen aangetroffen die passen bij een intoxicatie en de longen vertonen veranderingen die passen bij parasitaire migratie.
Institut für Rechtsmedizinvan de Universiteit Zürich (hierna: UZ) [26] .
“High quality food should be enough.”
kan er gehaald worden dat de lethale dosis voor een paard 1200-3000 g/dier (vers blad en zaden) is. Drie dagen na opname van 5 kg/dier/dag hooi met 1,48% herfsttijloos kan het koliek en sterfte geven.
- de paarden die géén colchicine hebben opgenomen (omdat ze buiten het bedrijf gestald waren), vertonen geen afwijkingen; en
- de afwijkingen bij de paarden die gedurende een kortere periode van het hooi hebben gegeten – en dus minder colchicine hebben opgenomen – springen minder in het oog dan de afwijkingen bij de paarden die langer met het hooi zijn gevoerd”.
- “Er is beperkt literatuur beschikbaar over acute colchicinevergiftiging bij paarden en colchicine intoxicatie kan onder meer leiden tot (vage) koliek, speekselen, (heftige) diarree met soms duidelijke geelverkleuring en (vage) neurologische klachten, soms leidend tot acute dood.
- Er zijn geen literatuurgegevens over chronische colchicinevergiftiging (niet bij paarden, maar ook niet bij andere diersoorten of de mens), hoewel er een overlevering is dat bij kalveren ‘achterblijven in groei’(disproportionele groei), kan worden gezien. (…)
- Het is bekend dat in één en dezelfde partij de hoeveelheid toxische planten sterk kan verschillen van baal tot baal en van plak tot plak (en dit is ook mijn eigen ervaring, met name gebaseerd op botulisme en Jacobskruiskruid).
- De sectie van de drie dieren bij het Veterinair Pathologisch Diagnostisch Centrum (VPDC) in Utrecht hebben alleen wat geringe veranderingen in het maagdarmkanaal en in het zenuwstelsel opgeleverd bij twee van deze dieren (niet bij het derde dier, een vrucht). Er was geen verband met colchicine te bewijzen. (…)
- De lange staartharen van 5 paarden zijn opgestuurd naar Zwitserland voor nader onderzoek. Bij de 4 paarden die al tijdens het voeren van het hooi met herfsttijloos aanwezig waren, is colchicine aangetoond en bij een na deze periode geboren veulen is geen colchicine aangetoond. Opvallend is dat bij één paard (Rohbria) al colchicine is gevonden voordat het betreffende hooi is gevoerd, maar dat hangt mogelijk samen met de spreiding die bestaat in de snelheid van haargroei. (…)
- (Het is) opvallend dat de paarden die tijdens de hooi-met-herfsttijloos-periode aanwezig waren, er nu (veel) minder goed uitzien dan de paarden die pas na deze periode op het bedrijf zijn gekomen.
- Dit is het meest duidelijk bij de jongere dieren in de groepshuisvesting, redelijk duidelijk bij de volwassen dieren in de groepshuisvesting en het minst duidelijk bij de individueel gehuisveste paarden.
- Er is voor niemand, op welke wijze dan ook, nu 20 maanden na deze episode, nog te bewijzen dat dit alles voortkomt uit het voeren van hooi verontreinigd met herfsttijloos, maar dit lijkt, gezien alles wat verder is onderzocht en de toestand van de paarden die geen hooi met mogelijk herfsttijloos hebben opgenomen en al vele maanden op het zelfde bedrijf staan, wel (zeer) waarschijnlijk”.
U2en
Cooperin de relevante periode bij [eisers in de hoofdzaak] waren gehuisvest, [eisers in de hoofdzaak] aansprakelijk voor de door haar geleden en nog te lijden schade [39] .
‘traces of colchicine’gevonden, wat er volgens [O] op wijst dat mogelijk ook dat paard heeft blootgestaan aan colchicine.
3.Het geschil
4.De beoordeling
uitsluitendis gesloten tussen lidstaten van de Europese Unie. Die situatie doet zich bij het HPAV niet voor, omdat daarbij ook andere staten partij zijn. Dat betekent dat het HPAV voor de daarin geregelde kwesties voorrang heeft boven de Rome II-verordening [44] .
condicio sine qua non) doordat die paarden gedurende de periode van 4 februari 2014 tot 18 maart 2014 blootgesteld zijn geweest aan de toxische stof colchicine. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat er, in ieder geval in Nederland, maar weinig wetenschappelijke kennis beschikbaar is over de eventuele gevolgen van (chronische) colchicine-opname voor de gezondheid van paarden. Dat maakt dat het in de rede ligt om op dit punt één of meer (buitenlandse) deskundige(n) te benoemen. Voordat de rechtbank daartoe overgaat zal zij echter eerst een beslissing nemen over een aantal andere geschilpunten.
dusgeen colchicine binnen hebben gekregen. Het maakt wél dat [eisers in de hoofdzaak] haar stelling dat haar paarden colchicine hebben binnengekregen, met nader onderzoek moest onderbouwen. Dat heeft [eisers in de hoofdzaak] ook gedaan: júist de omstandigheid dat de opname van colchicine tot dan toe nog niet wetenschappelijk kon worden vastgesteld, heeft [eisers in de hoofdzaak] ertoe gebracht om nader – andersoortig – onderzoek te laten verrichten. Dat onderzoek bestond uit het insturen van een gesteld van Voice IV afkomstig mestmonster en het laten uitvoeren van onderzoek aan het staarthaar van een aantal paarden. Het resultaat van zowel het mest- als het staarthaaronderzoek was dat de onderzochte monsters (met uitzondering van het staarthaarmonster van het veulen) colchicine bevatten. Deze conclusies heeft [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in de vrijwaring] op zichzelf niet betwist. Hij heeft zich wel verweerd tegen de wijze waarop de onderzochte monsters zijn afgenomen.
vergiftigingvan die paarden met colchicine. Dit geschilpunt zal later in dit vonnis nog aan de orde komen. De rechtbank zal echter eerst ingaan op de vraag uit wat dan de
bronis geweest van de bij de paarden aangetroffen colchicine.
enkel via de voedingopgenomen kunnen hebben.
aangetroffen in het weidehooidat de paarden op dat moment gevoerd kregen. Twee verschillende instanties – zowel de GD zelf als de Tierartztliche Hochschule in Hannover – hebben deze plant vervolgens onderzocht en deze gekwalificeerd als herfsttijloos. Pas geruime tijd later is uit de staarthaaronderzoeken naar voren gekomen dat alle onderzochte paarden colchicine hebben binnengekregen [52] . [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in de vrijwaring] heeft hier niet anders tegenovergesteld dan de algemene opmerking dat de colchicine evengoed in een andere voedselbron kan hebben gezeten dan in hun hooi. Dat verweer is, bezien in het licht van de stellingen van [eisers in de hoofdzaak] , zodanig algemeen dat de rechtbank eraan voorbijgaat. Dat maakt dat in het midden kan blijven of de getroffen paarden in de betrokken periode al dan niet (ook) andere vormen van voeding – zoals krachtvoer of kuilgras – te eten hebben gekregen. Er zijn ook geen concrete aanknopingspunten waaruit zou kunnen blijken dat er colchicine aanwezig was in het drinkwater dat [eisers in de hoofdzaak] aan haar paarden beschikbaar heeft gesteld.
colchicum autumnale) in het weidehooi aanwezig was. Uit de staarthaaronderzoeken blijkt bovendien dat het staarthaar van álle onderzochte paarden die van het hooi hebben gegeten ook colchicine bevatte, terwijl in de staartharen van het veulen dat niet van dat hooi heeft gegeten (het was toen nog niet geboren) ook géén colchicine is aangetroffen.
op het landwaarneembaar was, speelt de vraag of het
in het hooizichtbaar is geweest: [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in de vrijwaring] wijst er terecht op dat [C] aan de buitenkant van de door [gedaagde in de vrijwaring] teruggehaalde balen hooi geen herfsttijloos heeft gezien, óók niet nadat het hooi oppervlakkig was losgetrokken. De conclusie die [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in de vrijwaring] hieruit trekt, namelijk dat dit hooi ‘dus’ geen herfsttijloos bevatte, is naar het oordeel van de rechtbank echter wat voorbarig: het grootste deel van het hooi, en daarmee ook het eventueel in dat hooi aanwezige herfsttijloos, is aan de buitenkant van de hooibaal namelijk helemaal niet zichtbaar. Dat zou mogelijk kunnen verklaren waarom [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in de vrijwaring] , [gedaagde in de vrijwaring] noch [eisers in de hoofdzaak] het herfsttijloos hebben opgemerkt bij de aflevering (eerst door [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in de vrijwaring] aan [gedaagde in de vrijwaring] en vervolgens door [gedaagde in de vrijwaring] aan [eisers in de hoofdzaak] ) van het hooi [56] .
‘mein Pferd’). Dat maakt de kans dat hierin herfsttijloos aanwezig was aanzienlijk kleiner dan bij de levering aan (uiteindelijk) [eisers in de hoofdzaak] . Voor twee andere klanten die hebben verklaard dat zij in 2014 weidehooi van [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in de vrijwaring] hebben afgenomen (de heren [X] en [Y] ), geldt dat zij dit hooi afnamen om hun rundvee te voederen. Zoals [eisers in de hoofdzaak] terecht heeft opgemerkt, hebben runderen een ander spijsverteringssysteem dan paarden, zodat de kans bestaat dat deze runderen – ingeval dat ook in hun hooi herfsttijloos heeft gezeten – daar geen (of minder) hinder van hebben ondervonden. Het bedrijf dat een partij weidegras van [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in de vrijwaring] heeft afgenomen voor het opwekken van energie in haar biogasinstallatie zal naar de rechtbank aanneemt al helemaal geen hinder hebben ondervonden van de eventuele aanwezigheid van herfsttijloos, zodat het niet aannemelijk is dat dit bedrijf daar bij [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in de vrijwaring] over zou klagen.
dezepartij hooi nog op diezelfde dag heeft afgeleverd bij [eisers in de hoofdzaak] (en een ander deel bij Manege [naam manege] ). Op 9 maart 2014 – een moment waarop zich nog helemaal geen gezondheidsproblemen geopenbaard hadden – was het ook [gedaagde in de vrijwaring] die door [eisers in de hoofdzaak] werd aangesproken op ‘vreemde plantjes’ in het hooi.
chronische vergiftigingmet colchicine en dat deze vergiftiging de oorzaak is geweest van de ernstige gezondheidsschade en het daarop volgende overlijden van (nagenoeg al) haar paarden. [gedaagde in de hoofdzaak/eiser in de vrijwaring] heeft het bestaan van een dergelijk causaal verband voldoende gemotiveerd betwist. In dat verband heeft hij onder meer gesteld dat een
chronische vergiftigingmet colchicine niet bestaat en dat de verschijnselen die behoren bij de wél bestaande
acute vergiftigingzich bij de paarden van [eisers in de hoofdzaak] niet hebben voorgedaan.
chronische vergiftigingmet colchicine.
paardengeneeskunde.Deze deskundige zal opdracht krijgen om de thans beschikbare onderzoeksgegevens te bestuderen, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat de deskundige – voor zover deze dat zelf noodzakelijk acht – toegang krijgt tot de medische gegevens van alle betrokken paarden (met inbegrip van, maar niet noodzakelijk beperkt tot de medicijnpaspoorten).
andere disciplinebenoemd wensen/wenst te zien, verwacht de rechtbank dat zij dit gemotiveerd aangeeft in de hierna onder 4.41. opgenomen reactie en daarbij dan een voorstel doen ten aanzien van de aan deze extra deskundige(n) te stellen vragen.
In hoeverre passen de resultaten van de verschillende klinische onderzoeken bij de paarden van [eisers in de hoofdzaak] (de anamneses, de bloedonderzoeken, de weefselonderzoeken, de secties, het staarthaaronderzoek) en de foto’s die van de paarden zijn gemaakt, bij een intoxicatie met colchicine?
In hoeverre passen de ziekteverschijnselen die zijn opgetreden bij de paarden van [eisers in de hoofdzaak] (zowel in het algemeen als bekeken per individueel paard) bij een intoxicatie met colchicine? Zijn er andere oorzaken waaruit de ziekteverschijnselen van de paarden ook of mede kunnen worden verklaard (zijn er differentiaaldiagnosen) en zo ja, welke?
Kan uit de omstandigheid dat in het staarthaar van een aantal paarden colchicine is aangetroffen worden afgeleid dat er (op enig moment) colchicine in het bloed van de betreffende paarden moet hebben gezeten?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
5.De beslissing
30 maart 2022voor uitlating door [eisers in de hoofdzaak] of zij voornoemd bewijs wil leveren door het horen van één of meerdere getuigen, door het overleggen van nadere stukken en/of met (een) ander(e) bewijsmiddel(len),
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
april, mei en juni 2022direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
30 maart 2022voor het nemen van een akte door
beide partijenwaarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage en de aan de deskundige(n) te stellen vragen,
30 maart 2022.