II. De inhoud van de hierna te noemen schriftelijke bescheiden, deel uitmakend van een dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken, onderzoek “ [onderzoeksnaam] ”, proces-verbaal nummer 93436, documentcode RAP-FA/2 43. Dit dossier betreft een vijftal ordners en is genummerd p. 1 t/m 1841.
De rechtbank volstaat omwille van de leesbaarheid van dit vonnis met een verwijzing naar de inhoud van deze schriftelijke bescheiden nu de rechtbank heeft vastgesteld dat de schatting van het in het financieel rapport berekende wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend aan deze bescheiden en in het rapport naar de inhoud van deze bescheiden wordt verwezen:
DOC 724/791, p. 496-523: jaarrekening 2012 [bedrijf 1] , jaarrekening 2012 [bedrijf 2] ,
jaarrekening 2012 [bedrijf 3] ;
DOC 3870, p. 1179-1181: managementovereenkomst;
DOC 3617-3634, p. 1131-1148: prognoserapport;
DOC 2900, p. 792: bankafschrift;
DOC 3874-3875, p. 1182-1185: loonstaten 2011 en 2012 [bedrijf 2] ;
DOC 2901, p. 793: notulen [naam] [bedrijf 2] d.d. 31 augustus 2021.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel.
In hoofdstuk 8 van het rapport is het wederrechtelijk verkregen voordeel in totaliteit
berekend aan de hand van de nettowinst (voor belastingen) van de ondernemingen van veroordeelde uit de afgeronde jaarrekeningen vermeerderd met bruto beloning van de directie over de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 augustus 2012.
In het rapport wordt het voordeel dat is verkregen uit de totale winst van de ondernemingen en de beloning van de directie van de ondernemingen geschat op € 1.240.757,00.
Vermindering van het geschatte bedrag.
De rechtbank volgt de officier van justitie niet in het standpunt dat de gehele nettowinst en het gehele bruto genoten inkomen van (de bedrijven van) veroordeelde ten grondslag dienen te liggen aan de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank acht op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting aannemelijk dat het grootste deel van de goederenstroom van de bedrijven van veroordeelde geen versnipperd vlees betrof, terwijl de rechtbank eveneens aannemelijk acht dat het paardenvlees uitsluitend werd verwerkt in de goederenstroom die wel versnipperd vlees betrof. Voorts acht de rechtbank aannemelijk dat de winstmarges die werden behaald met de verkoop van versnipperd vlees lager waren dan met de verkoop van onversnipperd vlees.
De rechtbank gaat er gelet op het voorgaande bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten gunste van veroordeelde van uit, dat slechts een klein percentage van de winst uit de ondernemingen aan de bewezenverklaarde strafbare handelingen van veroordeelde, als wederrechtelijk verkregen voordeel aan veroordeelde kan worden toegerekend. De rechtbank acht aannemelijk dat dit 10% van de totale winst bedroeg.
De rechtbank hanteert als uitgangspunt het in het rapport berekende geschatte voordeel van € 1.240.757,00.
Van dat bedrag is 10% aan te merken als wederrechtelijk verkregen voordeel, dus
€ 124.075,70.
Vermindering van het te ontnemen bedrag in verband met betaalde belastingen.
Met de verdediging en de officier is de rechtbank van oordeel dat op het berekende wederrechtelijk verkregen voordeel de volgende posten – naar rato - in mindering moeten worden gebracht:
- 10% van de door de vennootschappen in 2011 en 2012 betaalde (vennootschaps)belasting, derhalve 10% van € 96.925,00 (2011) en 10% van € 51.219,00 (2012) en
- 10% van de door veroordeelde aantoonbaar betaalde inkomstenbelasting, derhalve 10% van € 93.574,00 (2011) en 10% van € 55.607,00 (2012).
In totaal zal de rechtbank daarom (in het licht van het voorgaande) een bedrag ter grootte van 10% van € 297.325,00 in mindering brengen.
De hoogte van de eventueel door de echtgenote van veroordeelde betaalde inkomstenbelasting over de jaren 2011 en 2012 is niet bekend. De rechtbank kan daar dan ook geen rekening mee houden.
Derhalve wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 124.075,70 minus € 29.732,50 =
€ 94.343,20.
Kosten en veroordelingen.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde kosten die door veroordeelde zijn gemaakt, onder meer in verband met de vernietiging van de partijen vlees, niet kunnen gelden als kosten die in directe relatie staan tot (zijn gemaakt ten behoeve van) de voltooiing van de bewezenverklaarde feiten. Het betreft naar het oordeel van de rechtbank kosten die zijn gemaakt als gevolg van (ontdekking van) de bewezenverklaarde feiten. Deze kosten dienen niet in mindering dienen te worden gebracht op het berekende wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank is van oordeel dat door de verdediging onvoldoende is aangetoond dat de
door veroordeelde te betalen kosten vanwege tekorten in een faillissement en een aan derden door de curator toegewezen vordering in het faillissement verband houden met de ontnemingsvordering, nu niet is komen vast te staan dat deze kosten rechtstreeks verband houden met specifiek dat deel van de bedrijfsvoering waarmee het wederrechtelijk verkregen voordeel is gegenereerd. De rechtbank zal de door de verdediging gestelde kosten niet in mindering brengen.
Matiging in verband met tijdsverloop.
De rechtbank is met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat in deze zaak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, waarbij de rechtbank uitgaat van een overschrijding van drie jaar en elf maanden. Op grond van deze overschrijding van de redelijke termijn acht de rechtbank een vermindering van de betalingsverplichting met 10% passend.
€ 94.343,20
€ 9.343,32 –
___________
€ 84.908,88.
Matiging in verband met draagkracht.
De rechtbank is van oordeel dat matiging van het te ontnemen bedrag niet aan de orde is, nu niet aanstonds duidelijk is dat de veroordeelde op dit moment en in de toekomst naar redelijke verwachting geen draagkracht heeft of zal hebben. Hetgeen door de verdediging is aangevoerd maakt dit niet anders.
Slotsom.
Het voorgaande leidt tot de volgende berekening van de rechtbank:
€ 124.075,70 wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 29.732,50 – vermindering wegens betaalde belastingen
______________
€ 94.343,20 wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 9.343,32 - overschrijding redelijke termijn
______________
€ 84.908,88 betalingsverplichting
Aan de betrokkene dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 84.908,88.